Werk en zijn ruimtelijke weerslag zijn net zo belangrijk als wonen. De acute druk van een urgente woningbouwopgave maakt het in de praktijk moeilijk nu al voldoende rekening te houden met de transitie van werk en andere grote uitdagingen. Toch vragen deze transities ook nadrukkelijk om ruimte. Om de oplossingen voor de opgaven van nu aan te laten sluiten bij de opgaven van de toekomst, zal communicatie en samenwerking tussen de verschillende overheden, werksectoren, kennisinstellingen, ondernemers en gebruikers moeten worden versterkt.
Wonen, werken en vrijetijdsbesteding groeien naar elkaar toe; in stadsdelen, buurten, straten en gebouwen. Woningen zijn tevens productieplaatsen als energieleverancier en thuiswerkplek, of de plek waar zorg verleend wordt. Horecagelegenheden worden flexwerkplek en retail vermengt zich met horeca en cultuur. Onze korte traditie van functiescheiding past steeds minder goed bij de huidige stedelijke dynamiek. Ruimtes huisvesten in toenemende mate overlappende activiteiten, waaronder productieve activiteiten. Steeds minder vragen productieve activiteiten vanwege hinder en overlast om eigen formele werkmilieus. Dit biedt kansen voor nieuwe dynamische werk-leefmilieus.
Mede onder de druk van een flinke woningbouwopgave zien we dat ook gebeuren. Sleetse, anonieme bedrijventerreinen worden succesvol getransformeerd naar woon-werkgebieden met meer verblijfskwaliteit. Maar hoe zorg je ervoor dat er niet alleen heel veel wordt gebouwd, maar dat er ook aantrekkelijke, duurzame en veerkrachtige stedelijke milieus worden gecreëerd, waarin ruimte wordt geboden voor de aanstaande economische en maatschappelijke transities? En hoe behouden we in dit krachtenveld waardevolle ruimte voor productiviteit die zich niet laat mengen met wonen?
Twee recente artikelen op NL Magazine beschrijven deze opgave, de urgentie en een aantal bedreigingen en kansen. Coumou en Van Berkel benadrukken terecht dat planners en ontwerpers het gesprek aan moeten met ondernemers over welke functies wel en niet kunnen mengen en waar dat kan in de stad. Anna Louise Moura doet in haar artikel een voorzichtig pleidooi voor ‘buffers voor het onverwachte’; industriële productielandschappen met ruimte voor andere urgente opgaven dan woningbouw, zoals energieproductie en –opslag en testruimte voor circulaire praktijken. Praktijken, die we wellicht nu nog niet kennen, maar die door het toevoegen van woningbouw onmogelijk gemaakt worden. Daar raakt zij precies een belangrijk kernprincipe van het onderzoek ‘MensenWerk’ van bureau The Spontaneous City International: We moeten plannen voor het onbekende. En dat betekent vooral ervoor zorgen dat nieuwe economische praktijken niet onmogelijk gemaakt worden wanneer ze zich echt voordoen. De omvangrijke studie behelst een veelvoud aan inzichten, lessen, casestudies en ontwerpprincipes, maar drie daarvan springen er zeker uit:
In ontwerpend onderzoek ‘MensenWerk – Hoe geven we ruimte aan de toekomst van werk?’ (juni 2018) deed bureau The Spontaneous City International samen met partners onderzoek naar de ruimtelijke impact van de transitie van werk. De publicatie is gratis te downloaden op www.mensenwerk.city.
1 | Organiseer een regionaal palet aan aanvullende werklandschappen
Door ontkokering vervagen traditionele sectoren en ontstaan er nieuwe, diffuse economische velden met andere banen en beroepen. De stedelijke regio wordt hierdoor steeds meer één groot werkgebied, met een variëteit aan hybride werk-leefmilieus. Maar ook monofunctionele werkgebieden verdienen een belangrijke plek in het scala. Het zijn belangrijke economische motoren en de stekker van de regio. De afweging of en waar je gaat mengen is daarmee nadrukkelijk (ook) een regionale opgave. Een succesvolle stedelijke regio heeft een afgestemd rijk scala aan complementaire werk-leefmilieus. Vanuit dit perspectief kunnen keuzes gemaakt worden om in het ene transformatiegebied juist ruimte te houden voor zwaardere bedrijvigheid met hogere milieu categorieën en in andere gebieden nadrukkelijk die mogelijkheden in te perken door het toevoegen van woningbouw. Ook een tamelijk doorsnee gebied kan succesvol zijn door een lokale, verzorgende functie te vervullen, te midden van omliggende omgevingskwaliteiten.
2 | Ken het gebied en doe het samen
Onbekend maakt onbemind. We weten amper welke bedrijven er zijn in een gebied, laat staan hun wensen en behoeften. Een visiedocument met woningbouwplannen voor de toekomst is voldoende voor ondernemers om investeringen uit te stellen en serieuze verhuisplannen te maken. Alleen samen met de kennis, ideeën, behoeften en initiatieven van gebruikers van een gebied kan het potentieel van een gebied volledig benut worden. Alle relevante stakeholders moeten daarom vroegtijdig aan tafel om gezamenlijke ambities te formuleren en daar gezamenlijk verantwoordelijkheden in te dragen. Het lijkt een open deur, maar in de praktijk zitten ondernemers niet of in een te laat stadium aan tafel.
Transformatiegebied bleek sterk maritiem cluster
Doordat drie grote bedrijven in de Schiedamse Haven wilden uitbreiden, intensiveren en verduurzamen zijn plannen voor woningbouw geweken voor een organische open-eind aanpak ter versterking van wat al een hoogwaardig maritiem cluster bleek te zijn. Door met elkaar in gesprek te gaan werd het eigen karakter van het cluster duidelijk, ten opzichte van de andere havenclusters in de Rotterdamse regio. De diverse publieke en private stakeholders hebben gezamenlijk een ambitiekaart uitgewerkt, als leidend document in de gebiedsontwikkeling. Het feit dat de verschillende ambities financieel onafhankelijk van elkaar zijn, en daarom in principe los van elkaar gerealiseerd kunnen worden, maakt het proces minder stroperig en weerbaarder voor tegenslagen.
3 | Creëer levendige ‘werk-leefmilieus’ met verblijfskwaliteit
Bedrijven en de mensen die daar werken, hechten steeds meer waarde aan een dynamisch werk-leefmilieu met uiteenlopende voorzieningen en activiteiten, zoals sport, horeca en kinderdagopvang. Kwaliteiten die vanzelfsprekend zijn op informele werklocaties (bijvoorbeeld in de binnenstad) en die vanzelfsprekend worden wanneer arbeidskrachten als ‘bewoners’ van een bedrijventerrein worden beschouwd. De werkfunctie wordt in gebiedsontwikkelingen soms bedreigd door de grote druk van de woningvraag. Gemeenten hebben dan een belangrijke rol om (betaalbare) werkruimte te garanderen, door deze in tenders of ontwikkelkaders op te nemen. Ook constructies met gedifferentieerde huurprijzen kunnen een rol spelen, bijvoorbeeld door broedplaatsen en commerciële verhuur in combinatie te ontwikkelen.
Denken in werkleefgebieden en bedrijvenecosystemen
Schiphol Area Development Company (SADC) bouwt aan clusters van bedrijvenecosystemen en probeert de vorming van deze ecosystemen te faciliteren door de ondernemers en hun werknemers op haar werklocaties als één community te benaderen. Dit uit zich in gezamenlijke projecten, bijvoorbeeld voor bereikbaarheid en glasvezel, maar ook in ‘events’, zodat mensen elkaar ontmoeten. SADC ziet haar werklocaties als werkleefgebieden en de mensen die daar werken als ‘bewoners’ van het gebied. Dat betekent dat SADC deze mensen actief betrekt bij de ontwikkeling van de werklocatie en zeggenschap wil geven over de invulling van plannen.
Werk hoort thuis in de stedelijke regio. Door de transitie van werk wordt de stedelijke regio steeds meer één groot werkgebied met een variëteit aan hybride werk-leefmilieus; van binnenstad tot woonwijk tot transformatiegebied. Functiemix als zonering op een kaart is daarmee een te beperkend keurslijf geworden. Het vraagt om het organiseren en plannen van ruimte op een dusdanige manier, dat activiteiten kunnen veranderen in de tijd, zonder dat zij elkaar fundamenteel verstoren. Dus niet het vastleggen van programma of het plannen van specifieke activiteiten, maar potentieel gebruik aangeven en stimuleren. Het idee van ‘activiteit’ als alternatief voor ‘functies’ suggereert dat functies meer vloeibaar zijn. De ruimte kan dan worden opgevat als een ruimte waar activiteiten kunnen stromen, soms overlappen en soms ook niet, of zelfs significant veranderen. Dit terwijl de ruimte niet of niet substantieel verandert en klaar staat om een volgende activiteit een plek te bieden. Deze plekken, die vorm krijgen rondom gedeelde ambities en collectieve waarden van diverse stakeholders, hebben een veerkrachtig ruimtelijk kader, dat een stabiele factor in de tijd vormt en ruimte biedt aan veranderende activiteiten, als baken in een constant veranderende stad.
Lees in onze serie over de toekomst van werken in de stad ook:
Ana Luisa Moura – Werklandschappen als speeltuin van de toekomst
Hein Coumou en Sebastian van Berkel – Werken aan de productieve stad
Cees-Jan Pen – Maak bedrijventerreinen klaar voor de (circulaire) toekomst
Freek Liebrand
Freek Liebrand is stadsgeograaf en zelfstandig adviseur.