We krijgen steeds meer grip op de energie-opgave. Er ligt een enorme berg rapporten en studies die ons helpen om die enorme opgave inzichtelijk te maken. Indrukwekkende technische exercities waarbij de petajoules je om de oren vliegen.
Wethouder Jan Atze Nicolai van Leeuwarden hamerde bij een recente bijeenkomst over energietransitie op de noodzaak om niet te veel te praten over abstracte termen, maar de slag te maken naar concrete (ruimtelijke) projecten. Visie, hoop en richting geven, daar vraagt de energietransitie om volgens Nicolai.
Visie, hoop en richting terwijl de opgave overrompelend is. Hoe doe je dat? Tijdens de Landschapstriënnale stond onlangs een dag geheel in het teken van de energietransitie. Paul Gerretsen (Deltametropool) sprak daar van ‘ingenieursoptimisme’. Hij proefde een vreemd soort positiviteit dat technische oplossingen ons bij deze monsterklus gaan helpen. Als je het maar van de zonnige kant bekijkt en slim puzzelt – en vooral niet teveel tijd en energie verspilt aan gedoe – is deze opgave te klaren.
Maar ‘niet te veel tijd en energie verspillen aan gedoe’ vraagt om harde sturing, en daarmee een radicale breuk met het halfzachte beleid van de afgelopen jaren. Bovendien vormt het een trendbreuk met de lijn die is ingezet met de Omgevingswet die vooral drijft op ruimte voor initiatief. Die ruimte is cruciaal – het zorgt voor broodnodig eigenaarschap en bovendien zijn al die miljoenen grond- en vastgoedeigenaren nodig om de opgave überhaupt te kunnen halen – maar blijkt in theorie én in de praktijk niet voldoende. Zijn de opgave en urgentie niet zo groot dat we een stap verder moeten gaan, en naast het bieden van ruimte voor initiatief de opgave centraal moeten stellen in het ruimtelijke ordeningsbeleid? En daarmee zowel bottom-up als top down alles uit de kast te halen, dwars door alle lagen heen?
Als we de energietransitie als topprioriteit benoemen, zoals in het nieuwe regeerakkoord, dan moeten we alle ruimtelijke ontwikkelingen langs de meetlat van de energietransitie leggen. Eerste aanzetten daartoe duiken nu op. Onder de titel ‘ONS 2050’ is er in West-Brabant een energiestrategie opgesteld waarvan een van de zeven principes luidt: We koppelen de energietransitie aan overige ruimtelijke ontwikkelingen. Ruimtelijke ontwikkelingen staan nooit op zichzelf, wordt daar gesteld. Wanneer ergens nieuwe infrastructuur, een nieuwe woonwijk of een nieuw bedrijventerrein wordt aangelegd, of wanneer er aanpassingen in het bestaande worden gedaan, ontstaan er kansen voor verduurzaming. Het West-Brabantse voorbeeld bij uitstek is de aanleg van de nieuwe A58, die mogelijkheden biedt voor de opwekking van zonne-energie op de aan te leggen geluidswal: ‘Juist wanneer ergens al gebouwd wordt en de ruimte al verandert, ontstaat de mogelijkheid om nieuwe duurzame energie mee te nemen in het ontwerp.’
Dit soort ideeën leven ook in Overijssel, waar de provincie aan het uitvinden is hoe ze in haar omgevingsverordening kan inzetten op wat ze ‘energie-efficiënte ruimtelijke ordening’ noemt. Daarbij noemt ze onder andere het ‘bij elkaar brengen van vraag en aanbod van (rest)warmte, bijvoorbeeld door locaties voor opwekking van hernieuwbare energie zo te kiezen dat er optimaal gebruik van gemaakt kan worden, en andersom, door locaties van bedrijven, woningen en maatschappelijke functies zo te kiezen dat er optimaal gebruik gemaakt kan worden van aanwezige (rest)energie(bronnen).’
De energietransitie zal de agenda moeten bepalen van andere programma’s.
De verkenning van Marco Broekman voor de Metropoolregio Amsterdam (MRA) laat zien hoe de energietransitie kan worden verbonden met de voorgenomen bouw van 240.000 extra woningen en een even onstuimige groei van bedrijvigheid. Ook Broekman wijst ons de weg in dezelfde richting: ‘De energietransitie zal de agenda moeten bepalen van andere programma’s.’ Volgens Broekman kan dat alleen als ze in de MRA ook een radicale keuze maken voor een andere manier van planning. Zo doemt, analoog aan het Transit Oriented Development (TOD), waarin vervoerslijnen en knooppunten sturend zijn voor de ontwikkeling, een nieuw sturend principe op: Energy Oriented Development (EOD).
Bij Energy Oriented Development staat de energietransitie centraal bij het maken van een integrale afweging. Door koppelingen te maken met andere opgaven ontstaan er kansen om de energietransitie een impuls te geven. Zo kan de agrosector helpen bij de energietransitie van de kleine kernen door haar transitieopgave te koppelen aan de energievoorziening van dorpen op het platteland. En zo zijn er ook crossovers tussen mobiliteit en energie te bedenken: waarom de energietransitie geen belangrijke pijler maken onder de MIRT en deze uitbreiden tot MIRET? En last but not least: de verstedelijkingsopgave. Een miljoen woningen moet een plek vinden. Die opgave kan een belangrijke aanjager zijn van de energietransitie.
Het besluit om die miljoen woningen gasloos te bouwen is een mooie eerste stap. Maar welke keuzes zou je maken als je dat consequent door redeneert en de energietransitie echt centraal stelt bij de keuzes in het verstedelijkingsbeleid? Dan zou de keuze kunnen zijn dat je daar gaat ontwikkelen waar geothermie mogelijk is. Of dat je gaat ontwikkelen op plekken waar restwarmte beschikbaar is. Of dat je innovatiemilieus creëert waar ruimte is voor energiewinning, opslag en experiment. Een nog verdergaande gedachte: moet er dan niet voor gekozen worden om in het Westland te bouwen waar de kassen enorm veel restwarmte opleveren? Of moeten we juist voorzieningen die veel restwarmte opleveren, zoals kassen en datacentra, verplaatsen naar dichtbebouwde gebieden?
Bij de keuze voor Energy Oriented Development staat de bijdrage aan de energietransitie centraal. Alle integrale plannen die substantieel bijdragen aan de energietransitie krijgen voorrang op plannen die een minder grote bijdrage leveren. Door het hele land worden nu ideeën uitgewerkt die via dergelijk gericht beleid een impuls kunnen krijgen. Transit Oriented Development zorgde voor een enorme stimulans van overheids- en marktinvesteringen rond openbaarvervoersknooppunten. Energy Oriented Development is broodnodig voor een duurzame (stedelijke) ontwikkeling.
Jeroen Niemans
Jeroen Niemans is adviseur bij Hiemstra en De Vries.