Gebruik iconen voor de energietransitie

08 december 2016  /  Jesse Hoffman

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

De energietransitie gaat iedereen in het ruimtelijk domein aan. Het is inmiddels wel duidelijk dat de grootscheepse introductie van hernieuwbare energie ons landschap en manier van leven ingrijpend gaat veranderen. Een transitie vol kansen en uitdagingen. Toch wordt de energietransitie vaak vervat in nogal technische beleidstaal. Zie het recente energieplan van de Europese commissie: “clean energy for all”. Het bijbehorende pakket is zeker niet “for all”: Vierennegentig (!)documenten vol technocratisch jargon, onduidelijke doelstelling over ‘energy efficiency’, zonder de urgentie van het klimaatakkoord van Parijs en droger dan een zomerse dag in de Sahara. Typerend voor de wijze waarop overheden en wetenschappers naar de energietransitie kijken.

Dit is zonde. De energietransitie heeft juist de kans om zoveel verder te gaan dan technologie alleen. Door ‘mee te koppelen’ met andere opgaven, door participatie van burgers te benutten en door verbeelding in te zetten. Denk aan Dirk Sijmons’ rake typering van de ruimte als ‘toernooiveld’ van de energietransitie. Dat is dus geen tekentafelpolitiek, maar een meeslepend ‘gevecht’ met beelden, belangen en creativiteit.

Precies dit kwam uit mijn promotieonderzoek over energie-experimenten. Hiervoor deed ik vier jaar lang onderzoek naar de precieze werking van de energietransitie. Ik plukte tomaten samen met glastuinders en deed historisch onderzoek naar de Deense windrevolutie. Keer op keer bleek dat de energietransitie pas op gang kwam als ze loskwam van technische (beleids)taal.

De Deense windrevolutie

In Denemarken vond in de jaren zestig en zeventig een ‘windrevolutie’ plaats. Windenergie werd een icoon in het protest tegen kernenergie en voor decentrale doe-democratie. Jongeren en wetenschappers organiseerden bij de volkshogescholen (Folkehøjskole) bijeenkomsten voor de publieke bouw van windmolens om te demonstreren dat ze niet afhankelijk waren van energie- en technologiebedrijven (zie foto hieronder).

Lokale energieproductie zorgde ervoor dat Denen zich af konden sluiten van het centrale net.  De windmolen werd daarmee een icoon voor alternatieven voor gecentraliseerde, ‘anti-democratische’ productiemethoden. De beweging van ‘zelfbouwers’ van windmolens lieten zien dat Denen en andere Europeanen niet langer op de politiek of het bedrijfsleven hoefden te wachten, maar zelf aan de slag konden gaan.

Een mooie bijkomstigheid was dat lokale productie aansloot bij de rurale autonomie waar veel Denen historisch veel waarde aan hechten. Windenergie werd daarom ook gezien als middel om lokale landbouwgemeenschappen te versterken en te beschermen tegen de centrifugale krachten in het land.

Een belangrijke beperking van wind als protestmiddel was dat het vooral betekenis had in het verzet tegen de gevestigde orde. Windenergie groeide, kleine partijen (zoals het bedrijf Vestas) werden mondiale marktleiders, leiders uit de protestbeweging werden CEO’s en CTO’s van bedrijven als Siemens. Daarmee verloor windenergieproductie zijn iconische proteststatus en werd het langzaam een ‘normale’ markt. Om iconisch te zijn moeten voorbeelden blijven schuren en inspireren.

Energiebijeenkomst in in 1978 in Himmelbjerget, Denemarken. (Foto: Erik Grove-Nielsen; windsofchange.dk)

De kas als kans

Een ander voorbeeld is de Nederlandse ‘kas als energiebron’. De kas was niet alleen technisch optimaal –besparing energie en vergroting tomatenproductie – maar gaf een compleet nieuw leitbild voor landbouw in Nederland. De kas als energiebron werd de trots van de sector.

Aan het begin van de jaren 1990 ging het slecht met de sector. Economisch ging het niet voor de wind en vervallen kasgebieden werden een symbool voor de verrommeling van het Nederlands landschap. Om de sector nieuw leven in te blazen werd een project voor de ‘kas van de toekomst’ opgezet, dat moest leiden tot een verbeeldende expositie op de Floriade van 2002 in de Haarlemmermeer bij Schiphol.

In dit project ontstond het innovatieve idee voor de kas als een bron van warmte voor omliggende woonwijken, verzorgingstehuizen, en andere warmtebehoeftigen. Met de technische uitwerking werd ook een verbetering en verhoging van de productie verwacht. De ‘kas als energiebron’ zoals het later werd genoemd, werd een krachtig beeld dat politiek en maatschappelijk breed werd uitgemeten. De eerder verguisde kas gaf weer een boost aan innovatief onderzoek en creativiteit.

Het succes van de kas als energiebron is ook deels zijn ondergang geworden. Voor veel tuinders brachten de nieuwe technieken die energie moesten produceren niet wat ze ervan hadden gehoopt: technieken om in kassen energie op te wekken, leidden tot tegenvallende of onduidelijke resultaten. Er ontstonden onduidelijkheden in communicatie en conflicten over eigendomsrechten. Door deze tegenvallers verloor het ideaal van de kas als energiebron haar glans en daarmee haar kracht als richtinggevend beeld.

Toepassing van kas als een energiebron op leefomgeving in Culemborg. (Foto: Lamiot)

Iconische waarde

In beide voorbeelden werd energie-innovatie een symbool dat voor iets groters staat. Wind voor lokale productie en democratie, de kas als energiebron voor de circulaire economie. Als symbool hielpen ze groepen reflecteren op wie ze zijn of wat ze doen, en zichzelf te presenteren aan de buitenwereld. De kas als energiebron gaf een boost aan zelfvertrouwen aan de sector. Het hielp telers aan te tonen dat ze een rol speelden op de energiemarkt en in de stedenbouw van de toekomst. Ook was het een bron van veel innovatie en onderzoek.

Een symbool voor iets groters dus. Maar wat zijn nou de condities waaronder zo’n energie-experiment succesvol is? Ik kom tot twee factoren. Ten eerste dat een andere toekomst echt tastbaar en waarneembaar is. Dit kan bijvoorbeeld op landelijke exposities als de Floriade, maar werkt soms nog beter dichtbij huis. Tuinders blijken het meeste te leren van de inzichten die ze opdoen bij de buurman. Denk ook aan de Gentse ‘leefstraten’ waarin burgers kunnen ervaren hoe het is om in een stad zonder auto’s te leven.

Tweede kenmerk is dat het aansluit bij de zaken die belangrijk worden gevonden door de doelgroep die men wil bereiken. De kas bijvoorbeeld, was lang een verguisd object, maar wel erg belangrijk voor tuinders. Door de kas in een beter daglicht te stellen, droeg dit bij aan het vertrouwen van tuinders. Hetzelfde geldt voor andere objecten die slecht worden gewaardeerd zoals hoogbouw, die door energie-innovaties opgewaardeerd kan worden.

Sociale Energie

Deze iconische waarde van de energietransitie heeft belangrijke implicaties voor beleid. Ten eerste vraagt het om een uitnodiging en uitdaging van groepen om een voorbeeldfunctie te vervullen voor de rest van de wereld. In de aanstaande Omgevingswet is veel aandacht voor lokale participatie en experimenteerruimte onder ‘realistische omstandigheden’. Veel minder aandacht is er voor de sociale energie die loskomt als lokale groepen worden uitgenodigd om ideeën te ontwikkelen die inspireren en waar anderen van kunnen leren.

Een tweede implicatie gaat over de moeizame opschaling en financiering van de energietransitie. Duurzame energie wordt nu vooral beoordeeld op de directe materiële baten en kosten van specifiek technieken. Door energie een onderdeel te maken van een groter verhaal, zoals de verbetering van kassen of naoorlogse hoogbouw, wordt het aantrekkelijker om te investeren en voor een langere periode betrokken te zijn. Dit vraagt dat we afstappen van de individuele marktbenadering (SDE+) en toewerken naar een integraal perspectief op energie, grondstoffen en stedelijke ontwikkeling waarin ruimte is voor andere waarden zoals sociale inclusiviteit, schoonheid, gezondheid en economische vitaliteit.

Foto boven: (Julian Stallabrass, CC-BY-2.0) Kunstprotest Liberate Tate tegen sponsoring Tate Gallery door oliebedrijf BP. 

 

CreativiteitEnergieEnergietransitieexperimentGlastuinbouwiconenVerbeeldingWetenschapWindenergie

Jesse Hoffman Postdoctoraal Onderzoeker

Over de auteur

Jesse Hoffman doet onderzoek naar energietransities en de toekomst van de stad. Hij is gepromoveerd op het proefschrift 'From Resistance to Transformation. Politics of experimentation with new energy systems.' Hij is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de Urban Futures Studio van de Universiteit Utrecht.



Ook interessant:

Sociaaleconomisch beleid: wat kunnen provincies en gemeenten doen?

Maarten Allers

Gevangen in de digitale laag

Gerald Hopster

Nieuw Zicht op Leiden

Daphne Koenders