De grote vraag van dit moment is hoe de stad zich gaat houden bij de spanningen die worden opgeroepen door tweedeling, immigratie en globalisering. Maar ook haar positie in de wereld is niet onbetwist. Kan de stad wel zal bijdragen aan het verminderen van het beslag dat mensheid legt op de natuurlijke hulpbronnen? Dit zal niet vanzelf gaan. En in elk geval niet dankzij een natuurlijke gave tot innovatie, die de stad bij de geboorte zou zijn meegegeven.
Het idee dat de steden, bijvoorbeeld de Mesopotamische, de landbouw zouden hebben uitgevonden en geïnnoveerd is een misverstand. Het heeft lang geduurd voordat de mens in nederzettingen ging verblijven. Geologen hebben aangetoond dat de mens duizenden jaren nodig had om van primitieve vormen van landbouw naar intensief grondgebruik te kunnen evolueren. De beheersing van het vuur en grond gingen daarbij hand in hand. Dankzij een hogere productiviteit en een hoger geboortecijfer kon er een overschot ontstaan van mensen die zich specialiseerden in vakwerk en nederzettingen konden creëren.
Steden hebben vervolgens hun omgeving, de landbouwers en de grond, uitgezogen en geplunderd, waardoor een tot op heden voortdurende stroom plattelanders naar de stad is getrokken. Dat zij daar dan in oorlog raken is ook geen toeval. De ‘beschermheren’ en hun wapensmeden verschansten zich in deze steden en de versterkingen. Van deze omgekeerde relatie zijn legio voorbeelden te vinden. Ook de Hollandse steden stookten hun goedkope brandstof, de turf, op. Net zolang tot ze bijna kopje onder gingen.
Het succes van een stad is vooral gevolg van het collectieve organisatievermogen. (Foto: Hernán Pinera, CC BY-SA 2.0)
Het grootste probleem van de stad is al beschreven in het Bijbelverhaal de Toren van Babel: hoe bouwen we een samenleving op waarin mensen elkaar verstaan? Bij alle succesverhalen over steden worden de leerzame mislukkingen meestal niet besproken. Het succes heeft nooit vooraf vast gestaan en dat doet het ook nu niet.
Het succes van een stad is vooral gevolg van het collectieve organisatievermogen. Sir Peter Hall noemt Rome als voorbeeld van een stad die dankzij haar vergrote organisatievermogen ineens een schaalsprong mogelijk maakte door de aanleg van aquaducten, waterleiding en straten met woonblokken.
Andere steden sloegen weer andere mijlpalen in de geschiedenis. Zo kon Amsterdam in de 17e eeuw een enorme sprong maken dankzij een vernuftig plan voor de uitbreiding van de grachtengordel naar de behoeften van de kooplieden en ambachtslieden. Een plan waarbij de overheid de inkomsten verwierf voor de openbare werken aan de grachten door de verkoop van kavels. In de 19e eeuw maakten de steden weer een schaalsprong door openbaar vervoer, elektriciteit, gas en water. Dat deed de burgerij uit deze steden niet uit liefde voor het volk maar gedreven door welbegrepen eigenbelang bij hygiëne, minder epidemieën en grotere veiligheid.
Zo zijn er nog veel meer voorbeelden van stedelijke innovatie te geven. Maar is daarmee bewezen dat een volgende schaalsprong naar metropoolvorming verzekerd is van een goede afloop? Dat hangt ervan af of het organisatievermogen mee kan groeien.
Laten we de grootste Europese metropool, Londen, als voorbeeld nemen. Na de afschaffing van de regulering van de financiële sector en de opheffing van de beperkingen op de vastgoedontwikkeling in de City; na de volledige overdracht van de Docklands en vooral Canary Wharf aan een private ontwikkelingsmaatschappij; na de Olympische Spelen waar de overheid slechts opdrachtgever was en de ontwikkeling geheel aan de markt werd overgelaten; na dit alles weten we waar het op uitdraait wanneer een metropool vanzelf wil groeien zonder regie van de overheid en zonder publiek vastgesteld plan.
Is Londen nu een economisch bloeiende metropool, een magneet voor talent, of is het een grote vastgoedbubbel die drijft op een stuurloos geworden oceaan van globaal financieel kapitaal? Weegt de toegevoegde waarde van de City wel op tegen perversiteit van haar riskante producten? Wat is effect op de stad als de net opgeleverde Real Estate-projecten worden opgekocht door buitenlandse kapitaalbezitters, die vervolgens halve torens leeg laten staan, of er slechts een paar weken per jaar gebruik van maken?
Is de stad gebaat bij de volledige afschaffing van de public housing en de invoering van een ‘affordable rent’ die niet meer dan 10 procent korting geeft op torenhoge marktprijzen? Hoe moet je als getalenteerde jongere in Londen leven als een kamer in Brixton even duur is als een hele huurwoning in Amsterdam. Is Londen wel een fijne stad om in leven als de openbare ruimte wordt geprivatiseerd en overgelaten aan particuliere bewakingsdiensten? Waar blijft het probleemoplossend vermogen van deze metropool voor de naar schatting 200.000 armoedzaaiers uit de hele wereld die op de straat en in de metro leven?
Kan het organisatievermogen van de stad meegroeien met de bevolkingstoename? (Foto: Hernan Pinera, CC BY-SA 2.0)
In de stad van 19e eeuw groeide het innovatievermogen van de stad door het ondernemende burgerschap. In deze tijd zou het innovatievermogen van de stad weer kunnen toenemen door vergroting van de collectieve intelligentie. De eerste die dit begrip in verband bracht met de stad en de technologie was Teilhard de Chardin, een Franse katholieke intellectueel uit de jaren ’50-60’ van de vorige eeuw. De ‘Noösfeer’ is een wereldomspannend netwerk van infrastructuur, steden, havens, overslagpunten, landbouwgebieden, telegraafstations, vliegvelden en autowegen. Hij beschrijft dat als een denkende bedding, een dun vlies dat de wereld omspant en ons mogelijk tot een grotere intelligentie brengt.
In zijn boek De toekomst van de stad noemt hoogleraar Zef Hemel De Chardin wel, maar laat het onderwerp verder liggen. De wetenschapsjournalist Kevin Kelly benoemt het huidige tijdperk van de mensheid als het Technium. In dit tijdperk neemt de technologie het heft in eigen handen. De acceleratie van de technologische ontwikkeling onttrekt zich aan de evolutie en evolueert de evolutie. Het gevolg daarvan is dat ons in steeds hoger tempo nieuwe technologische mogelijkheden worden geboden.
De grote vraag is of wij wel over voldoende collectieve intelligentie en organisatorisch vermogen beschikken om al deze mogelijkheden te benutten en ten goede aan te wenden. Het is niet voldoende om te denken dat een schaalvergroting van de metropool ook gepaard zal gaan met een schaalvergroting van de organisatiekracht. Met Castells kunnen we aannemen dat het wereldwijde netwerk van technologie en rondzingend footloose kapitaal ervoor kan zorgen dat the space of flows steeds dieper zal doordringen in the space of places. Het antwoord daarop luidt niet ‘hoe groter de metropool, hoe groter het brein’.
Tenslotte. In de top 10 van de steden met het beste leefklimaat staan er veel met rond de 1 à 2 miljoen inwoners. Zurich, Kopenhagen en, ja, Amsterdam. Die steden zijn ook bovengemiddeld productief. Tegelijk zijn ze mede gestimuleerd door de overheid sterk bezig met het uitvinden van een circulaire stad. Dat wil zeggen een stad die uitgerust is met de beste technologieën van deze tijd, die de stad weer in symbiose met de aarde brengen. Dat vereist nog veel meer organisatorisch vermogen van de stad, zowel in het samen-leven met elkaar en vanuit haar positie op het grotere geheel van onze planeet. Leve de metropool! Maar het vormgeven van de toekomst zonder plan zal niet gaan.
—
Foto boven: Luchtfoto van New York. (FHG Photo, CC-BY-2.0)
Jeroen Saris Directeur de Stad