De Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan stelde een paar maanden geleden voor ook mensen met een sociale huurwoning de kans te geven platforms als Airbnb te benutten voor vakantieverhuur. Hij reageerde hiermee op een proef van woningbouwcoöperatie De Key, die deze nu nog illegale praktijk voor het eerst wilde toestaan.
Van der Laan kreeg geen steun van het Amsterdamse college voor zijn plannen. De VVD-woordvoerder in de Tweede Kamer Roald van der Linde reageerde helemaal fel: “Zijn ze helemaal gek geworden in Amsterdam?”. Het belangrijkste tegenargument is dat sociale huurwoningen al gesubsidieerd worden, en huurders via Airbnb dus ‘dubbel’ zouden profiteren.
Toch valt er vanuit economisch oogpunt bij nadere bestudering best wat voor Van der Laans argument te zeggen. Daarvoor eerst verdieping op wat we nu eigenlijk verstaan onder de deeleconomie. Frenken en Meelen definiëren de deeleconomie als ‘het fenomeen dat consumenten elkaar gebruik laten maken van hun onderbenutte consumptiegoederen, eventueel tegen betaling’. Het gaat hierbij dus om ‘onderbenutte capaciteit’ van goederen als boormachines, auto’s en – niet te vergeten – huizen.
Hierbij geldt: hoe duurder het consumptiegoed hoe groter de (financiële) onderbenutte capaciteit. Dus de winst die je als verhuurder op een relatief goedkoop goed als een boormachine maakt (zeg €10,- voor een uitleenbeurt) is vele malen kleiner dan de winst die je op een relatief duur goed als een huis maakt (zeg €100,- euro per nacht). Ofwel: het verschil tussen mensen die bezit hebben (zoals een woning) en die dat niet hebben wordt groter, omdat je door de deeleconomie meer geld kunt verdienen met bezit.
Dit argument slaat naadloos aan bij het argument dat Franse econoom Thomas Piketty maakte in zijn veelgeprezen boek Capital in the Twenty-First Century. Volgens Piketty leert de geschiedenis dat de welvaartsverschillen de afgelopen eeuwen alleen maar zijn toegenomen – met uitzondering van de decennia na de Tweede Wereldoorlog. Dit komt omdat er met bezit meer verdiend wordt dan met arbeid, onder meer doordat Europese welvaartsregimes arbeid relatief zwaar belasten en bezit een stuk minder. Denk aan de hypotheekrenteaftrek.
Ook de deeleconomie kent dit ‘Piketty-effect’ (ook een term van eerdergenoemde Meelen en Frenken). Door internetplatforms als Airbnb, maar bijvoorbeeld ook Snappcar (voor autodelen) wordt deze premium op bezit versterkt, wat de maatschappelijke ongelijkheid in potentie vergroot. In het geval van sociale huurders (die hun huis niet mogen verhuren) versus huizenbezitters (die dat wel mogen) nemen de inkomensverschillen tussen deze twee groepen dus toe.
Voor een sociaaldemocraat als Van der Laan die toenemende socio-economische verschillen onwenselijk vindt, is het openstellen van sociale huurwoningen voor vakantieverhuur dus helemaal niet zo wonderlijk. Hierdoor kunnen ook groepen die geen huizen in bezit hebben, zoals sociale huurders, meeprofiteren van de financiële vruchten van platforms als Airbnb
Toch spelen dit soort effecten maar een beperkte rol in het publieke debat. Het gaat vooral om overlast en directe zichtbare gevolgen. Een multinational als Airbnb doet in dit kader nogal wat met een stad. De recente Tegenlicht-uitzending ‘Slapend Rijk’ liet het nog eens mooi zien: door massale vakantieverhuur komt de sociale structuur van Amsterdam onder druk te staan. Sommige woningen worden het hele jaar door verhuurd, waardoor de stad een pretpark dreigt te worden.
Als beleidsopgave staat vooral de rol van handhaving centraal, zoals wordt uitgelegd in dit uitstekende stuk van Martijn Arets in NRC Handelsblad. Dit betreft direct zichtbare problemen en gaat vooral over de korte termijn. Denk aan overlast van benevelde toeristen die ineens je buurman (Airbnb) zijn of taxichauffeurs die broodroof zien in de snorders die hun ritjes afpakken (Uberpop).
De rolkoffer is het symbool geworden van de overlast door vakantieverhuur (foto: FaceMePLS via Flickr)
Veel minder aandacht krijgen de mogelijke langetermijneffecten van de deeleconomie. Daar weten we eigenlijk verdomd weinig vanaf. Naast het voornoemde Piketty-effect, zijn ook de milieu-effecten nog grotendeels onduidelijk. Op het eerste gezicht is de deeleconomie goed voor het milieu omdat er minder goederen en ruimte nodig zijn, denk aan huizen, parkeerplaatsen en auto’s. Echter, door het wegnemen van barrières ontstaat er ook weer nieuw gedrag, zogenaamde reboundeffecten.
Toeristen gaan vaker een weekendje weg met het vliegtuig vanwege een goedkoop Airbnb-appartement. En wellicht laat je de fiets net wat vaker staan omdat het via Snappcar goedkoop en makkelijk is een auto in de buurt te horen. Allemaal mogelijke effecten met een negatief gevolg voor de CO2-uitstoot.
Veel van de langetermijneffecten, zowel positief als negatief, van de deeleconomie zijn nog met onzekerheid omgeven. Reden dus om het niet als een panacee voor allerlei maatschappelijke en stedelijke problemen te omarmen. Wél is cruciaal om niet in een handhavingsreflex te schieten en alleen maar naar de nu zo pregnant zichtbare kortetermijneffecten te kijken.
Geïnteresseerd geraakt na lezing van bovenstaande? Op tijdens het 6e RUIMTEVOLK College op 13 oktober (tickets hier) gaan de professoren Jan Jonker en Koen Frenken dieper in op de opkomst van de deeleconomie en de betekenis voor steden en dorpen.
—
Foto boven: vakantieverhuur via Airbnb in Amsterdam (foto: InsideAirbnb)
Alvast meer lezen over de deeleconomie? Jan Jonker situeert in dit stuk op Slow Management de deeleconomie als één van de trends binnen de WEconomy. Ook lezenswaardig is Koen Frenkens oratie ‘Deeleconomie onder één noemer’.