Deze week kwam het CBS met onthutsende cijfers. Ondanks de inzet op het terugbrengen van de uitstoot van broeikasgassen, is de uitstoot in Nederland vorig jaar met maar liefst 5 procent toegenomen ten opzichte van 2014. Nederland, toch al een van de hekkensluiters in Europa als het gaat om het aandeel duurzame energie op de totale energiewinning, dreigt steeds verder achterop te raken. Dat is niet alleen vanuit klimaatoogpunt zorgelijk en beschamend, maar het ondermijnt tevens de economie en de internationale positie van de steden en regio’s.
Het Internationale Monetaire Fonds (IMF) en De Nederlandsche Bank (DNB) waarschuwden de Nederlandse overheid al eerder om dringend werk te maken van een klimaatneutrale economie. En met de ambitieuze klimaatafspraken van Parijs zijn ingrijpende sancties en forse boetes niet heel ver weg.
Er zijn grofweg drie redenen aan te wijzen waarom de energietransitie maar niet echt van de grond wil komen in Nederland.
Allereerst is de Nederlandse economie en samenleving sterk afhankelijk van fossiele energiebronnen. Ongeveer twintig procent van de staatsinkomsten komt uit fossiele brandstoffen. We gebruiken op grote schaal fossiele energie voor het verwarmen van de huizen en gebouwen, voor mobiliteit (auto’s, vliegtuigen etc.) en het is verreweg de belangrijkste bron voor de electriciteitscentrales. Nederland kent ook relatief veel energie-intensieve industrieën, zoals bijvoorbeeld in de Rotterdamse Haven, dé fossiele energiehub van West-Europa. Oftewel, onze economie en en samenleving is buitengewoon verslaafd geraakt aan olie en gas.
De snelheid van de energietransitie wordt in hoge mate bepaald in het ruimtelijk domein.
Mede daarom is de opgave en urgentie nog steeds niet bij iedereen goed doorgedrongen. Uit onderzoek van Motivaction blijkt dat slechts één op de vijf Nederlanders het energievraagstuk plaatst in de top vijf van belangrijke maatschappelijke onderwerpen. En tegelijkertijd leeft er een hardnekkig misverstand. Gemiddeld wordt het aandeel duurzame energie ingeschat op 33 procent. Alsof we op de goede weg zijn. Maar in werkelijkheid is dit nog geen zes procent.
Maar de derde, en misschien wel de belangrijkste oorzaak van de trage transitie, is de ruimtelijke ordening. Energieprojecten zoals bijvoorbeeld de aanleg van windmolenparken, zonnevelden en CO2-opslag moeten ruimtelijk worden geaccommodeerd en kunnen daardoor doorgaans rekenen op stevige discussies en veel tegenstand. Juist de ruimtelijke ordening biedt bewoners, belanghebbenden en de politiek de mogelijkheid om hun visie op ontwikkelingen te geven. Wanneer deze visies en belangen niet worden samengebracht in het ruimtelijk domein leidt dit tot uitstel, wijzigingen of afstel en dus nog meer ongewenste vertraging. Kortom, de energietransitie is in de kern een ruimtelijke opgave en de snelheid ervan wordt dan ook in hoge mate wordt bepaald in het ruimtelijk domein. Of zoals voormalig Rijksadviseur voor het Landschap Dirk Sijmons het zo treffend stelt: ruimte is hét toernooiveld van de energietransitie.
Stad van de Zon Heerhugowaard. Foto: Kuiper Compagnons CC BY 2.0
Toch zal er de komende jaren voor honderdduizenden kleine en grote installaties (zonnevelden, biomassa, vergistingsinstallaties, windmolens, wko, etc.) ruimte moeten worden gevonden in bestaande steden en dorpen, op plekken die in de regel andere bestemmingen en diverse eigenaren met eigen belangen hebben. De sleutel daarvoor ligt in het creëren van maatschappelijk draagvlak door het eigenaarschap van de nieuwe energie installaties, rondom de bron, ruimtelijk te organiseren.
Werk aan de winkel dus. Het is ten eerste van belang dat het energievraagstuk met behulp van de nieuwe Omgevingswet op alle niveaus wordt geïntegreerd met ruimtelijk beleid. En dat steden, dorpen en regio’s hun eigen analyses maken van de energiebehoefte en regionale energiepotentie (zon, wind, geothermie, biomassa, besparing etc.) en dit vervolgens vertalen in lokale strategieën en omgevingsplannen om initiatieven te ontlokken, houvast te bieden en te ondersteunen, maar ook om planinitiatieven direct te koppelen aan de omgeving (omwonenden). De Omgevingswet biedt overheden daarbij overigens mogelijkheden om strengere lokale normen te stellen én om initiatiefnemers te verbinden met belanghebbenden, zodat beter afgedwongen kan worden dat het eigenaarschap van nieuwe energiebronnen met omwonenden wordt gedeeld.
Dat juist de energietransitie in de praktijk interessante nieuwe perspectieven voor ruimtelijke ontwikkeling en transformaties geeft, biedt daarbij kansen. Wanneer de energieopgave wordt gelinkt aan andere opgaven zoals de transities op het platteland, leegstand, gebiedsontwikkeling, wijkontwikkeling, de wateropgave en natuurlijkontwikkeling ontstaan er inhoudelijk interessante meekoppel- en verdienmogelijkheden en worden belangen verenigd. Denk bijvoorbeeld aan het ruimte geven aan dorpen voor het opwekken van eigen energie ter bevordering van de leefbaarheid een duurzame dorpsontwikkeling, zoals veel Friese dorpen zouden willen. Of de koppeling met de miljoenen vierkante meters vrijkomende agrarische bebouwing. In de Achterhoek wordt in het project Zon op Erf onderzocht hoe de ontwikkeling van zonnevelden op boerenerven niet alleen in één klap een groot deel van de energievoorziening voor de regio kan opleveren, maar juist ook (financiële) perspectieven kan bieden voor eigenaren en omwonenden. In Parkstad Limburg en Groningen (Nordic City) denken partijen na over regionale strategieën waarin de energietransitie als driver wordt ingezet voor een brede regionale ontwikkeling met nieuwe perspectieven voor de lokale economie in de dorpen en hele regio.
Een goede samenwerking en het delen van het eigenaarschap van de energietransitie door samenwerking van overheden, burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties cruciaal is voor het draagvlak en succes. Het komt erop neer dat de maatschappelijke steun voor energieprojecten ruimtelijk moet worden georganiseerd.
Gemeenten en provincies lijken in de meeste gevallen de aangewezen partij om dit proces te organiseren en te trekken. Zij kunnen niet afwachtend aan de zijlijn blijven staan, maar moeten hun analyses, beleid en omgevingsmanagement snel op orde brengen. Zodat ze initiatieven en projecten perspectieven kunnen bieden en vanaf het begin actief en deskundig kunnen faciliteren. Ontwerpers en planologen zullen de benodigde kennis en strategieën moeten leveren en actief hun rol moeten pakken om partijen in het ontwerp- en planproces bij elkaar te brengen.
De energietransitie is met stip de ruimtelijke opgave voor de komende jaren. Zowel het omgevingsbeleid als de ruimtelijke professionals moeten dienstbaar worden aan de immense opgave om duurzame energie samen met alle belanghebbenden ruimtelijk te accommoderen in de steden, dorpen en landschappen. Ontwikkeling van kennis en competenties is daarbij van groot belang.
RUIMTEVOLK gaat beleidsmakers, adviseurs, onderzoekers, bestuurders en ondernemers daarbij ondersteunen. We bouwen momenteel in samenwerking met de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken een programma en kennisnetwerk rondom dit thema.
Blijf op de hoogte van het kennisprogramma Energie en Ruimte en meld je aan voor het kennisnetwerk.
[gravityform id=”35″ title=”true” description=”true”]
Foto boven: Windmolens in de Waarderpolder. Foto: Hanno Lans Creative Commons CC BY 2.0