Te koop: megastal

31 augustus 2016  /  Daphne Koenders

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

In het Brabantse Heukelom bevindt zich de Piet van Meintjes Hoeve: de melkveehouderij van Rob Denissen. Hij wordt ook wel KoeienRob genoemd, met dank aan zijn Twitteraccount met ruim 1600 volgers. “Wij willen meer waarde toevoegen aan onze boerderij door een circulaire economie te creëren waar (rest)producten nuttig worden ingezet, in samenwerking met anderen”, luidt de beschrijving op zijn profiel. Zijn volgers zijn voor een groot deel ambtenaren en professionals van kennisinstellingen.

KoeienRob wordt regelmatig door overheden en organisaties uitgenodigd om te vertellen over zijn bedrijf en zijn ideeën rondom de toekomst van boerenerven, zo was hij ook gastheer van de Rondgang Leegstand van de Provincie Brabant afgelopen zomer. Hij is bereikbaar en werkt aan nieuwe vormen van ondernemerschap op zijn boerenerf. Zo heeft hij investeerders gevonden voor zijn ‘wroetplaats’, een lab op de boerderij waar vraagstukken rondom de circulaire economie worden uitgewerkt. Daarnaast is hij ‘klasseboer’, dus krijgt hij zo nu en dan een schoolklas kinderen over de vloer. Ook te vinden op zijn erf: vier seats2meet-werkplekken, een moestuin van buurtbewoners en de kapsalon van zijn vrouw.

Toch is het allemaal niet zo rooskleurig als het lijkt, meent Denissen. Hij steggelt al jaren met de gemeente over een nieuwe schuur die hij buiten zijn bouwblok wil plaatsen. Denissen gelooft zo dat zijn plan een win-win-winsituatie is voor alle partijen dat hij eraan vasthoudt, ook al heeft het wachten hem al veel geld gekost. Alsnog is hij een voorbeeld van een succesvolle en innovatieve agrarische onderneming. Zeker als je de Piet van Meintjes Hoeve vergelijkt met de situatie van veel andere boeren in de provincie Noord-Brabant, waar tot 2030 naar verwachting 30 tot 40 procent van de boerenbedrijven zal stoppen.

Een groep ambtenaren en professionals bezoekt de stal van Rob Denissen tijdens de rondgang leegstand van de Provincie Brabant. Foto: RUIMTEVOLK)

Een groep ambtenaren en professionals bezoekt de stal van Rob Denissen tijdens de rondgang leegstand van de Provincie Noord-Brabant. (Foto: RUIMTEVOLK)

Groter dan de kantorenleegstand

Al in 2013 agendeerde Marinus Biemans vrijkomend agrarisch vastgoed in een blog op RUIMTEVOLK  als blinde vlek in de ruimtelijke ordening. Nu komt er langzaam meer aandacht voor, maar oplossingen en beleid zijn er nog maar mondjesmaat. Dat terwijl de leegstand van boerderijen, schuren en erven naar verwachting in de toekomst een veel groter probleem vormt dan bijvoorbeeld de veelbesproken kantorenleegstand. Alterra schat dat er in 2030 minstens 15 miljoen vierkante meter aan agrarische gebouwen vrijkomt. Dit kan oplopen tot 32 miljoen vierkante meter, afhankelijk of er nieuwe functies in de gebouwen gerealiseerd kunnen worden. Om een beeld te schetsen: de leegstand van kantoren voor 2030 wordt geschat tussen de 11 en 12 miljoen vierkante meter.

Brabant heeft samen met Overijssel, Gelderland en Limburg de meeste agrarische leegstand. Maar de ontwikkelingen spelen ook in andere gebieden. Het gaat voornamelijk om vastgoed op veeteeltbedrijven, hier worden bijna twee keer zoveel vierkante meters leegstand verwacht als bij akkerbouwbedrijven, die op de tweede plek staan.

Asbeststallen en drugsschuren

Het grote probleem vormen de schuren en stallen. En dan niet de karakteristiekere vooroorlogse gebouwen – daar kan vaak nog wel een herbestemming voor gevonden worden – maar de bebouwing  vanaf 1965. Dit was een periode van schaalvergroting, waarin in korte tijd  veel gebouwd is. Tot 1993 was bouwen met asbestdaken de norm. Volgens de wet moet asbest op daken voor 2024 gesaneerd zijn. Een dure operatie, die de schuren voor kopers niet aantrekkelijk maakt. Maar ook moderne stallen zijn vanwege hun uiterlijk en volume vaak lastig te transformeren. Woonhuizen komen waarschijnlijk minder snel leeg te staan; de boer blijft er na zijn pensioen wonen of het huis wordt verkocht aan particulieren via de Wet Plattelandswoning uit 2013, die ervoor zorgt dat mensen die geen boer zijn toch in een boerderij kunnen gaan wonen. Het is een planologische uitzondering voor het wonen in een milieu- of stankcirkel.

Leegstand leidt op den duur tot achteruitgang van de landschappelijke kwaliteit op het platteland. Instortende gebouwen met asbest kunnen leiden tot gezondheidsrisico’s voor de omgeving. Bovendien zijn leegstaande schuren en stallen aantrekkelijk voor criminele activiteiten, zoals drugslabs en het dumpen van afval. Uit een artikel in NRC Handelsblad bleek deze zomer dat Brabantse boeren regelmatig door criminelen onder druk worden gezet om een xtc-lab of wietplantage toe te laten in hun leegstaande schuur.

Vervallen boerenschuur in de buurt van Borculo. (Foto: RUIMTEVOLK)

Vervallen boerenschuur in de buurt van Borculo. (Foto: RUIMTEVOLK)

Sloop of herbestemming

Overal in Nederland zoeken provincies en gemeenten naar oplossingen. Veelal hebben zij hier nog geen duidelijke richting in gevonden. Het gros van de gebouwen zal gesloopt moeten worden en de vraag is wie dat gaat betalen. Voor boeren is sloop meestal moeilijk te verkroppen, omdat het vastgoed vaak hun oudedagsvoorziening is. Hergebruik is is slechts kansrijk voor een klein gedeelte van de bebouwing.

Provincies zoeken naar hun rol en gemeenten willen enerzijds coulant zijn naar nieuwe initiatieven op boerenerven, maar vrezen anderzijds een precedentwerking. Ook moet het niet zo zijn dat nieuwe functies voor boerenerven, bijdragen aan de uitholling van de kernen in de vaak toch al krimpende gebieden. Een biologische boerderijwinkel op het erf draagt bijvoorbeeld indirect bij aan de leegstand in de winkelstraat.

Recreatie wordt vaak genoemd als mogelijke invulling van plattelandsgebieden waar agrarische activiteiten verdwijnen, maar niet elke plek leent zich hiervoor en de behoefte hieraan is kleiner dan de leegstand. Bovendien zijn er ook nog de milieucirkels rondom agrarische bedrijven, die vaak geen nieuwe bestemmingen toelaten voor de naastgelegen boerderijen. Deze en andere ontwikkelingen maken het wijzigen van bestemmingsplannen om nieuwe invullingen doorgang te geven lastig. Hoewel er genoeg initiatieven zijn rondom recreatie, zorg en techniek, kunnen deze dus lang niet altijd gerealiseerd worden.

Van boerderij naar beleving

In een enkel geval lukt het wel. Neem bijvoorbeeld de Buitenman in Lage Mierde. Van oorsprong een aspergekweker, nu een ‘buitengoed’ met vee, granen en groenten. Eigenlijk alles om in de schuur, die is omgebouwd tot herberg, goed te kunnen eten. “Vandaag huppelt het in de wei en morgen ligt het op je bord”, vertelt boer Tom Romme, trots wijzend op zijn varkens. En dat trekt mensen vanuit heel Brabant. Wie wil, kan blijven slapen in een van de kamers van het bed and breakfast boven de herberg.

Negen jaar was de familie Romme bezig met de bestemmingswijziging om van de schuur een herberg te maken. Nu heeft Romme een nieuw plan: een educatief centrum rondom het Reuseldal, het natuurgebied rondom de boerderij. Romme is niet van plan om weer negen jaar met de gemeente te onderhandelen, maar volgens hem zijn de tijden aan het veranderen. Met zijn initiatief probeert hij aan te sluiten op de ambities van de gemeente om het Reuseldal als natuurgebied te ontwikkelingen. Hiermee heeft hij een troefkaart in handen.

Creatief verder

Plekken als De Buitenman passen in de huidige trend van een steeds multifunctioneler landelijk gebied. Opvallend is dat veel initiatieven op boerenerven bijdragen aan de oplossing voor lokale problemen. Zo wordt er bijvoorbeeld geëxperimenteerd met vormen van groene energie en productie en ontstaan er steeds meer zorgboerderijen, die WMO-partner van de gemeente zijn.

Binnen gemeenten en provincies begint langzaam het tij te keren. Het besef dringt door dat alternatieve programma’s op het platteland serieuze opties zijn om leegstand te voorkomen. Op verschillende plekken wordt geëxperimenteerd met een sloopfonds, bijvoorbeeld in Someren. Een mogelijke oplossing zou een verdienmodel voor sloop zijn, bijvoorbeeld door het fiscaal aantrekkelijk te maken. Maar hier is ook kritiek op. Een worst voorhouden dat er beleid komt, kan er toe leiden dat boeren daarop gaan wachten en de sloopbeslissing verder uitstellen. Bewustwording bij boeren is een belangrijke eerste stap. Veel agrarisch ondernemers beginnen pas laat met het nadenken over wat er met hun stallen gebeurt als zij met pensioen gaan.

De ogen zijn gericht op de Omgevingswet die in 2018 in werking treedt, hierin moet het omgevingsbeleid beter afgestemd worden op de behoeften in een gebied en krijgen gemeenten dus meer juridische en planologische ruimte. Verder is experimenteerruimte gewenst en een open houding van gemeenten richting nieuwe initiatieven die er steeds meer komen in het buitengebied. Belangrijk hierbij is dat ondernemers en overheden op zoek gaan naar het ‘gedeelde eigenbelang’ om samen stappen te zetten voor een leefbare toekomst van het platteland. Verschillende voorbeelden van zulk soort samenwerkingen zijn te vinden als onderdeel van het kennisprogramma Van Onderop!  

Foto boven: Melkveehouderij in Gorssel. (Flickr/cquarles/CC BY-SA 2.0)

DorpenacademiePlattelandVrijkomende agrarische bebouwing

Daphne Koenders Stadsgeograaf en journalist

Over de auteur



Ook interessant:

Verdichting vraagt om verrijkende participatie

Karin de Nijs, Marie Morel, Sandra Bos en Stan Majoor

Terloopse contacten voor een veerkrachtige stad

Flip Krabbendam en Henriëtta Joosten

Publieke welvaart

Simon Franke en Wouter Veldhuis