Het Jaar van de Ruimte is een interessant jaar geworden met een sympathiek ‘Manifest 2040’ als afsluiter. Toch is er weinig veranderd. Het lijkt alsof we, iedereen op zijn eigen manier, gewoon weer verder gaan waar we gebleven zijn. Bovendien is nagelaten een verbinding te leggen met de nieuwe ruimtelijke professional.
Ik heb het Jaar van de Ruimte van een afstandje gevolgd. De bevlogenheid en betrokkenheid bij de ruimtelijke toekomst van ons land spatte er van af. Het brede palet aan mensen en partijen die zich hebben ingezet is indrukwekkend. Toch betwijfel ik of deze inspanningen voldoende zijn geweest. De balans opmakend zie ik drie redenen waarom ik nog niet het gevoel krijg dat de ruimtelijke professionals het de komende tijd helemaal anders gaan doen.
Allereerst omdat het manifest stelt dat de gemaakte keuzes een ‘brede maatschappelijke wil’ weerspiegelen, maar wie voelt zich allemaal door het manifest aangesproken? Uiteraard benadrukte de minister dat het Manifest niet iets voor vakgenoten moet zijn. Maar heel eerlijk: het Manifest heeft natuurlijk wél een specifieke doelgroep. Een enthousiaste groep critici die houdt van lange discussies over Vinexwijken, zich de Belle van Zuylen nog herinnert, zucht bij het woord bestemmingsplan, met enige trots Adriaan Geuze als Zomergast aanschouwde en als kind graag in atlassen keek.
De groep vakgenoten die actief betrokken was bij het Jaar van de Ruimte en de hashtag #jvdr begrijpt is nog kleiner. Gechargeerd gezegd was de slotmanifestatie een beetje een ambtelijk feestje en online ondersteunen nog geen zevenhonderd personen het Manifest. Ondanks alle inspanningen is de ‘de man in de straat’ nog niet bereikt, dit wordt ook in alle eerlijkheid geconcludeerd. De ruimtelijke toekomst van Nederland lijkt dus niet iets te zijn waar de gemiddelde man of vrouw van wakker ligt. De meerwaarde voor de lancering van een nieuw platform (te weten: wijmakennederland.nl, met nog geen achthonderd ‘landmakers’) zie ik niet .
Daarnaast bevat hetManifest veel zorgvuldige beleidstaal, is vooral de consensus opgezocht en zijn er, in de woorden van Adri Duivesteijn, te veel voorspelbare keuzes. Het manifest lijkt meer een feestelijke opsomming van veelbelovende initiatieven dan het resultaat van een keihard debat . Interne spanningen en contradicties binnen het ruimtelijk domein zijn achterwege gelaten. Naast zeven ruimtelijke opgaven draagt het Manifest vijf ‘nieuwe’ werkprincipes aan. Het valt te betwijfelen of we het redden met de vijf zo voorzichtig geformuleerde principes. Enkelen vallen in de categorie ‘open deur’, zoals Rob Dettingmeijer op ArchiNed reeds opmerkte .
Ten slotte ontbreken wonderwel onderwijs en professionalisering in het Manifest. Als we lering trekking uit de afgelopen vijfentwintig jaar en we ons opmaken voor de komende vijfentwintig, dan doe je er verstandig aan de professie(s) tegen het licht te houden. En het liefst wat meer dan dat. De relatie met onderwijs ontbreekt in het Manifest volledig en er is een te nauwe blik op de ruimtelijke professional te bespeuren. Het Jaar van de Ruimte had misschien wel het Jaar van het Ruimtelijk domein moeten zijn.
Kort samengevat is het niet ondenkbaar dat iedereen blijft doen wat en hoe hij of zij het al deed. Met of zonder inachtneming van het Manifest. Juist daarom valt er nog zo veel winst te behalen bij zowel de huidige als de toekomstige professionals. Ik onderscheid drie onderwerpen: het onderwijs, de diversiteit van de ruimtelijke professionals en slim uitbouwen wat al goed gaat.
Slotmanifestatie Jaar van de Ruimte (Bron: Wie maakt Nederland)
Allereerst de jeugd, die heeft immers de toekomst. Dat is maar goed ook, want gedurende de komende vijfentwintig jaar gaat een groot deel van de huidige vakwereld met pensioen. Sympathieke initiatieven zoals Generatie R verenigen inmiddels de jong professionals, maar we doen er wijs aan bij herziening van het vakgebied allereerst naar het onderwijs te kijken. Een focus op de uitblinkers in aardrijkskunde is wat voorbarig – het hoger onderwijs biedt het juiste startpunt. Denk hierbij aan de universitaire opleidingen sociale geografie en planologie in Amsterdam, Utrecht, Groningen en Nijmegen en de zeven (!) hogescholen die een opleiding Ruimtelijke Ordening of Ruimtelijke Ontwikkeling aanbieden. Maar ook gaan toekomstige alumni van ontwerpopleidingen, vastgoedopleidingen, milieukunde, watermanagement en verkeerskunde werken in het ruimtelijk domein. Een stevige kennismaking met de vele disciplines zou in alle curricula niet mogen ontbreken.
Het Manifest lezend is het ruimtelijk vakgebied misschien gewoon te verlegen en zoekt de veilige weg van faciliteren en verbinden, verwoord in grote dromen en sterke verhalen.
In het verlengde hiervan is het van belang om de groeiende diversiteit van de groep ruimtelijke professionals te erkennen en dit mee te nemen in de praktijk. De groep is zeer gemêleerd, dikwijls in elkaars vaarwater, maar geenszins een eenduidige beroepsgroep met bijvoorbeeld een beroepscode of beroepsprofiel. De bijna driehonderd (!) bloggers hier op RUIMTEVOLK representeren die mengelmoes. De diversiteit brengt ook spanningen met zich mee: iedere discipline streeft in zijn werk dikwijls uiteenlopende waarden na. Het idee van de T-shaped professional is interessant: specialist op één domein én tevens de kunde om met andere disciplines samen te werken.
Willen we stappen maken richting 2040 dan moeten we de nieuwe praktijken duurzaam verder brengen. Wellicht bieden de Werkplaatsen Sociaal Domein perspectief. Regionale werkplaatsen waar praktijk, overheid en onderwijs samen aan opgaven werken. Niet her en der een beloftevol inspiratieproject of een ontwerpteam dat af en toe invliegt, maar een netwerk van werkplaatsen die zorgen dat het ruimtelijk domein overal zichtbaar en actief is. Dit kan een uitwerking zijn van de in het Manifest geopperde gebiedscoalities.
Het Manifest lezend is het ruimtelijk vakgebied misschien gewoon te verlegen en zoekt de veilige weg van faciliteren en verbinden, verwoord in grote dromen en sterke verhalen. Echter, het ruimtelijk discours zit vol tegenstrijdigheden. Denk aan de geschiedenis van het Groene Hart, recente plannen voor ons kustgebied of ga eens met hulp van Adriaan Geuze na hoe het zicht op Leiden de afgelopen decennia zo ingrijpend heeft kunnen veranderen. Het zijn verschillen die we moeten koesteren, uiteindelijk zijn het al deze disciplines en verschillen die samen Nederland maken.
—
Foto boven: Slotmanifestatie Jaar van de Ruimte (Bron: Wie maakt Nederland)
David ter Avest Stadsgeograaf
David (1984) is stadsgeograaf en als onderzoeker en docent werkzaam bij het lectoraat Dynamiek van de Stad. Eerder is hij werkzaam geweest bij het voormalige Ministerie van VROM en het voormalige Nicis. Op uiteenlopende platforms schrijft David regelmatig over steden, stations, beleving en ontwerp.