In januari 2016 stak een storm op in Nederland, de minister van Infrastructuur en Milieu wilde meer bebouwing aan de kust mogelijk maken en kreeg ferme tegenwind van talloze burgers en natuurorganisaties. Op 21 januari moest ze in de Tweede Kamer bakzeil halen. Voorlopig verandert er dus niets aan de rijksregels. Nu is het tijd om door te pakken.
Wat wilde de minister? In de delen van de kust die buiten het bestaande stedelijke gebied vallen, mag nu bijna niets extra’s gebouwd worden – Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), art. 2.3.5. Alleen tijdelijke bebouwing, zoals vakantiehuisjes op het strand en bebouwing van openbaar belang.
Al eerder bood de minister meer bouwmogelijkheden in Nederland. Eigenlijk is met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van 2012 de hele ruimtelijke ordening bij het Rijk de deur uit gedaan en overgedragen aan provincies en gemeenten. Men bekommert zich alleen nog om een korte lijst ‘nationale belangen’, zoals de waterveiligheid en de rijkswegen. In lijn met deze koers schrapte de minister in de Beleidslijn Kust van 2015 ook de ‘ruimtelijke kwaliteit’ van de kust van haar lijstje en stelde zij als uitwerking hiervan een wijziging voor van het Barro (Staatscourant no. 561, 20.1.2016).
Deze wijziging is een erg moeilijk te lezen verhaal. Vooral omdat er verschillende kleine deelgebieden aan de kust worden onderscheiden, met ‘hoge’ en ‘lage’ dynamiek. Dit gaat niet over dynamiek voortkomend uit bouwinitiatieven, maar over kustbeheer met veel of weinig dynamiek. Op basis van deze dynamiek wordt meer of minder ruimte geboden aan nieuwe initiatieven. In in ieder geval meer ruimte dan nu.
En initiatieven zijn er veel. Op veel plaatsen langs de kust is de druk om te bouwen groot en zijn veel gemeenten daar enthousiast over. Daarnaast zijn ook de windmolenplannen van het Kabinet goed voor een ingrijpende wijziging van de beleving van de kust.
Uit het opgestoken protest van tal van organisaties blijkt liefde voor de kust. En die wordt niet door het Rijk beantwoord. Nu hoeft liefde niet altijd te worden beantwoord, maar juist in een tijd waarin de nationale identiteit voor veel mensen een vraagteken aan het worden is, bieden specifieke plekken in Nederland houvast. Bij historische monumenten die schaars zijn, is de bescherming goed geregeld. Maar bij ruimtelijke ‘ensembles’ die een groot aantal positieve, subjectieve ervaringen in zich verenigen is dat lastiger.
De vraag is waarom provincies en gemeenten niet over de kust zouden kunnen waken. Dat is hierom: zij zien alleen maar kleine stukjes van de kust en zij zien altijd meer mogelijkheden om, in naam van de welvaart, er wat af te knabbelen dan iemand die het geheel overziet goed zou vinden. Juist omdat wij over een tamelijk ongeschonden en lange kust beschikken zou de gedachte gauw kunnen postvatten dat een beetje bebouwing zo hier en daar niet erg is. Scheveningen bestaat immers tot genoegen van velen allang – net als Domburg en Noordwijk – en er ligt een flinke Maasvlakte. Je kunt nog altijd van Hoek van Holland naar Den Helder wandelen. En de vogels trekken er vrolijk overheen.
Waar ligt de grens? Dat is nooit in abstracto te zeggen, maar wat open en onbebouwd is kan meestal maar één keer worden aangetast. Juist omdat in mijn ogen de kust niet een optelsom is van provinciale en gemeentelijke kustjes is maar een grote, voor Nederland kenmerkende ruimte waar veel mensen erg aan gehecht zijn, kan je beter prudent zijn. “Nee, tenzij…”.
Het Rijk is momenteel weer druk doende ‘omgevingsbeleid’ te maken, onder andere in de vorm van een Omgevingsvisie, en dat betekent dat alle relevante belangen van de fysieke leefomgeving moeten worden meegewogen. Het Rijk legt nu de nadruk op ‘harde’ belangen als energie, verkeer en waterveiligheid. Daarvoor zijn ook harde instrumenten beschikbaar, zoals het Rijksinpassingsplan dat voor de windmolens op zee wordt ingezet. Daarmee kan het Rijk over provincies en gemeenten heen walsen. Dat is alleen te verdedigen als het Rijk zich ook verantwoordelijk voelt door de kwaliteit van de landschappen van Nederland. Als het Rijk iets in zo’n ruimte wil, moet het zich ook als een goede huisvader gedragen en voor het geheel zorgen.
Het Rijk erkent gelukkig al wel de waarde van beleving; die is in de SVIR toegevoegd als ‘Nationaal Belang 13’. De eerstvolgende belangrijke stap is dat het Rijk erkent dat een gebied als de Noordzeekust zo’n bijzonder geval is dat het voor het hele land van betekenis is.
Een grote stap is dit niet, aangezien het Rijk dit al wel onderkent in de Nationale visie Kust van het Deltaprogramma (2013): “In de eenheid van de kust als geheel onderscheiden zich de lokale en regionale verschillen, i.c. de unieke kwaliteiten van de Nederlandse kust van weidse uitzichten, natuurlijkheid, vrije toegankelijkheid, afwisseling van rust en reuring, long en buffer voor de meer verstedelijkte omgeving.”
En: “De kust herbergt niet alleen ecologische kwaliteiten, maar ook een grootschalige landschappelijke kwaliteit die beleefbaar is. De eigenschap in grote delen van de kustzone om onbelemmerd de horizon te kunnen zien, is elders in Nederland vrijwel afwezig. […] De kust is de grootste vrij toegankelijke ruimte van ons land, die op veel plekken (in tegenstelling tot in veel andere geürbaniseerde landen) nagenoeg open en onbebouwd is gebleven.”
Tegen de Tweede Kamer zei de minister dat ze de kust zoals die nu is mooi vindt. “Leeg en met veel ruimte voor natuur” (antwoord op Kamervragen van de heer Smaling d.d. 20 januari 2016). Dat zou snel vastgelegd moeten worden in het Rijksbeleid, want verba volant, scripta manent.
—
Beeld boven: Duintorens in Dishoek, Zeeland (foto: David van der Mark, CC By SA 2.0)