Internationaal onderzoek toont dat krimp een structureel vooruitzicht is voor veel steden en regio’s in de Westerse wereld, inclusief Nederland. Bij krimp zijn de ruimtelijke opgaven fundamenteel anders dan bij groei. Bovendien hebben ontwikkeling en realisatie van ruimtelijke plannen een ander verloop. Ruimtelijke ordening in tijden van krimp vraagt om een rigoureuze omslag in denken en doen. In ons recente artikel in Planning Practice and Research vergelijken wij inzichten uit wetenschappelijke literatuur met de manieren van denken en doen zoals voorgesteld in een regionale ontwerpwedstrijd voor de Veenkoloniën, een krimpgebied in Noord-Nederland. Hieronder onze belangrijkste bevindingen.
Door de oogharen beschouwd is de ruimtelijke ordening sinds de geboorte van het vakgebied altijd sterk verbonden geweest met groei. In reactie op de snelle groei van steden ten tijde van de industriële revolutie hebben ruimtelijke ordenaars zich ingezet om de slechte leefomstandigheden in steden te verbeteren. Later stond het accommoderen en coördineren van uitbreidingen en het faciliteren en stimuleren van economische ontwikkeling centraal. In veel gebieden in de Westerse wereld verandert deze langdurige context van groei in stabiliteit of krimp. In Europa zijn het vooral de lage geboortecijfers, vergrijzing en een natuurlijke afname van de bevolking die het vooruitzicht van krimp kleuren. Hierbij ontstaan grote verschillen tussen regio’s: sommigen blijven groeien terwijl anderen sterk krimpen. In Nederland is sprake van zogenaamde krimp- en anticipeergebieden. Krimpgebieden zijn bijvoorbeeld Zeeuws-Vlaanderen en Noordoost Groningen, maar ook stedelijke gebieden als Parkstad Limburg en Delfzijl.
Een langdurig perspectief van stabilisering of krimp plaatst ruimtelijke ordening in een geheel nieuw licht. Allereerst ontneemt het de ruimtelijke ordening haar belangrijkste activiteit van de afgelopen decennia: het plannen, ontwerpen en aanleggen van nieuwe uitbreidingswijken, infrastructuur en werklocaties. Ruimtelijke ordening en ruimtelijk ontwerp zijn echter niet overbodig, zo betoogde ook Maurice Hermans eerder op RUIMTEVOLK. Klimaatverandering, energietransitie, kwaliteit van de woon- en werkomgeving en vergrijzing maken aanpassingen aan de ruimte nog altijd noodzakelijk. Bovendien opent krimp allerlei kansen door vrijkomende stukken land en gebouwen. Deze kunnen worden ingezet om planningsfouten uit het verleden te herstellen of om de ruimtelijke situatie te verbeteren. Een ander belangrijk effect van krimp is dat de beschikbare middelen sterk afnemen. Dit zet de uitvoering en realisatie onder druk.
Leegstand in Sas van Gent (foto: RUIMTEVOLK)
Ten tijde van krimp is een omslag in het denken en doen noodzakelijk. Dit is door de lange traditie van groeidenken en de negatieve associatie met krimp niet gemakkelijk. Een veel voorkomende eerste reactie op krimp is het ontwikkelen van plannen om de krimp om te buigen in groei. Verschillende onderzoeken laten zien deze reactieve aanpak nauwelijks effectief is; krimp is een hardnekkig fenomeen. Wetenschappers benadrukken het belang van de acceptatie van krimp om te komen tot passende oplossingen. Ook verwachten wetenschappers dat bestaande planningstheorieën,- concepten en strategieën weinig soelaas bieden bij krimp. Uit de wetenschappelijke literatuur doemen de volgende principes op voor planning en ontwerp in tijden van krimp:
De eerste en belangrijkste opgave blijft echter het ‘omarmen’ van krimp, en het loslaten van groei. Daar waar dat gebeurt, ontstaat ruimte voor nieuwe manieren van denken.
Wat dit betekent in de praktijk, onderzochten we aan de hand van de inzendingen voor de Eo Wijers-prijsvraag van 2011-2012. Deze richtte zich op een krimpregio: de Veenkoloniën in Groningen en Drenthe. Een grondige analyse laat zien dat de ideeën uit deze prijsvraag aansluiten bij gedachten uit de internationale literatuur over anders denken en doen bij krimp, maar deze ook nuanceren en hieraan iets toevoegen. Wat overeenkomt, is de sterke inzet op burgerbetrokkenheid en een strategische en geïntegreerde aanpak die ruimte laat om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen. De voorstellen en ontwerpen focussen op de aanpak en structuur van processen. Ruimtelijke bouwstenen, principes en/of voorbeelduitwerkingen zijn de inhoudelijke input voor deze processen. Tot slot lijkt er een andere rol weggelegd voor planners en ontwerpers. Het maken van plannen op basis van kennis en kunde is niet genoeg: engagement, betrokkenheid en meedoen lijkt hier het devies.
Brouwerij en proeflokaal Maallust, Veenhuizen, Drenthe. Ondernemers hebben een oude graanoverslag een nieuwe bestemming gegeven. (foto: RUIMTEVOLK)
De prijsvraag voegt ook iets toe aan de ‘state of the art’ uit de wetenschappelijke literatuur. De voorstellen geven bewoners en lokale ondernemers een leidende rol in de toekomstige ontwikkeling en gaan daarmee een stap verder dan participatie alleen. Dit opent het perspectief naar nieuwe realisatiemogelijkheden met organisatievormen zoals coöperaties en onderlinge uitruilmechanismes. De prijsvraag lijkt ook te laten zien dat, door de beperkte middelen en realisatiemogelijkheden ten tijde van krimp, een goede ordening in tijd (niet te laat, maar zeker ook niet te vroeg) van wezenlijk belang is. Opvallend is ten slotte dat veel ingezonden ideeën gebruik maken van bestaande ruimtelijke concepten, zoals meervoudig ruimtegebruik, netwerken en knooppunten, en concentratie van functies en voorzieningen. Dit duidt erop dat een aantal ‘oude’ concepten in de ruimtelijke ordening nog steeds bruikbaar is ten tijde van krimp.
De praktijk moet uitwijzen of deze nieuwe manieren van denken hout snijden, en leiden tot passende manieren van doen. Dat krimp hier is en voorlopig ook zal blijven wordt steeds meer gezien en erkend. Theorie, kennis en ervaring in de omgang met krimp in ruimtelijke ordening is echter nog volop in ontwikkeling en heeft niet alleen denk-ruimte maar ook doe-ruimte nodig om tot volle wasdom te komen. Daar waar krimp aan de orde is, zit er niets anders op dan groei los te laten, de situatie te omarmen en opnieuw te gaan denken en doen.
Dit artikel is een samenvatting van ‘Change of Thought, Findings on Planning for Shrinkage from a Regional Design Competition’, dat in oktober 2015 is gepubliceerd in Planning Practice and Research, een wetenschappelijk tijdschrift dat een brug wil slaan tussen onderzoek, praktijk en onderwijs in planning. Mensen die geïnteresseerd zijn in het artikel kunnen contact opnemen met Annet Kempenaar.
—
Foto boven: Scherpenzeel, Friesland. (foto: RUIMTEVOLK)
Annet Kempenaar Onderzoeker
Judith Westerink Onderzoeker