Longread innovatiemilieus #1 Waar gedijt innovatie?

20 november 2015  /  Judith Lekkerkerker en Otto Raspe

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Met het groeiend belang dat gehecht wordt aan innovatie voor economische groei, rijst de vraag in wat voor omgeving innovatie het best gedijt. Is innovatie plekgebonden? Op basis van decennia van onderzoek kan op deze vraag volmondig ja gezegd worden. En als innovatie plekgebonden is, wat maakt dan dat een omgeving innovatie stimuleert? Wat zijn de kernelementen van succesvolle innovatiemilieus? En hoe kan je daar aan werken? Dat zijn de vragen die wij ons stelden. Voor antwoorden doken we in literatuur, spraken we met experts en gingen we op pad langs vijf innovatiemilieus in Nederland en spraken daar met verschillende betrokkenen. In deze serie longreads presenteren we onze bevindingen. Met deze eerste aflevering zetten we innovatiemilieus in perspectief en lichten we alvast een tipje van de sluier op als het gaat over de kernelementen.

Voor we inzoomen op de innovatiemilieus eerst even aandacht voor de eerste zin in de introductie. Waarom is innovatie zo belangrijk voor economische groei? “Je kan op twee manieren groeien,” zegt Robert Went, medeauteur van het gezaghebbende rapport Naar een lerende economie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). “Door meer uren te werken, of door de productiviteit – de toegevoegde waarde per uur werk – te verhogen. Met het oog op de ontwikkeling van onze arbeidsmarkt – de beroepsbevolking krimpt – valt de eerste optie al snel af. Er zit meer potentie in het verhogen van de productiviteit. En daar is innovatie voor nodig.”

Door innovaties kan er sprake zijn van ‘creatieve destructie’; een door de bekende innovatie-econoom Joseph Schumpeter geïntroduceerde term. Oude producten en processen worden vervangen door nieuwe combinaties. Deze creatieve destructie kan negatieve gevolgen hebben voor bedrijven en zelfs voor hele gebieden. Denk aan de ineenstorting van de auto-industrie in Detroit. Belangrijke aanleiding was dat de productie naar elders verhuisde, waar deze goedkoper gerealiseerd kon worden. Waar in de mondiale economie waardeketens internationaal steeds meer versnipperen of fragmenteren, is de competitie heviger en neemt de noodzaak tot innovatie toe; voor bedrijven om goed te blijven presteren en voor regio’s om te zorgen voor werkgelegenheid en groei van welvaart. Innovatie kan creatieve destructie voorkómen of helpen overkomen.

Het nut van innovatie gaat overigens verder dan alleen economisch nut. Innovatie is ook nodig voor het oplossen van maatschappelijke problemen, zoals ten aanzien van energie, milieu, water, medische zorg bij een verouderende bevolking, onderwijs, veiligheid en mobiliteit. Innovatie heeft bovendien intrinsieke waarde als expressie van creativiteit en als basis en prikkel voor ondernemerschap.[1]

In Naar een lerende economie bepleit de WRR dat kennisontwikkeling niet langer voldoende is om innovatie te bewerkstelligen. Voor een veerkrachtige economie is kenniscirculatie nodig. Dat gaat over het mobiliseren en toepassen van ideeën en technieken die te vinden zijn in andere bedrijven, sectoren of landen. Dat vereist het vermogen om nieuwe en elders aanwezige kennis te signaleren, op te nemen en vaardig te gebruiken. En omdat (met name technologische) veranderingen elkaar tegenwoordig zo snel opvolgen, is het noodzakelijk continu te blijven leren. De WRR vraagt dan ook aandacht voor het gehele systeem van innovatie en specifiek ook voor het (verder) ontwikkelen van onderzoeks- en onderwijsinstellingen tot regionale kenniscentra die structureel verbonden zijn met hun omgeving.[2]

Plekgebonden

De WRR is absoluut niet de eerste die het belang van innovatie benadrukt en dit verbindt aan de omgeving. Al in 1890 beschreef beroemd econoom Alfred Marshall de kracht van industriële clusters.[3] Waar industriële bedrijven zich hadden gevestigd konden specifieke industrieën zich versterken doordat ze toeleveranciers en afnemers aantrokken. Dit droeg bij aan een gespecialiseerde lokale arbeidsmarkt en daarmee aan de verspreiding van kennis tussen bedrijven. In Marshalls latere woorden is er in dat soort gebieden een ‘industrial atmosphere in the air’, die ervoor zorgt dat dergelijke gebieden voordelen bieden die bedrijven elders niet hebben.

Het denken over innovatie in economische clusters heeft echter pas echt een vlucht genomen na de introductie van de term ‘cluster’ door Michael Porter in 1990.[4] Volgens Porter is het succes van een land in bepaalde economische sectoren toe te schrijven aan het feit dat succesvolle groepen bedrijven, samen met overige bedrijven die een rol spelen in de productieketen, clusters vormen. Deze clusters bevorderen rivaliteit, samenwerking en netwerken tussen bedrijven. En dat zijn belangrijke ingrediënten voor succes. In Nederland heeft het werk van Porter de basis gelegd voor de framing van regionale clusters, die – ironisch in een plat Nederland – naar analogie van Silicon Valley niet zelden ook valley werden genoemd.

Het denken over innovatiemilieus is verder gevoed door economen als Michael Storper, Anthony Venables en Harald Bathelt. Storper en Venables schreven in 2003 over het belang van face-to-face-contact. Alleen nabijheid van bedrijven is niet voldoende om de voordelen die worden toegeschreven aan clustering te realiseren.[5] Ook Bathelt benadrukt het belang van fysieke nabijheid en herhaalde persoonlijke ontmoeting voor innovatie.[6]

Hij beschrijft innovatie als het resultaat van interactieve processen waarbij actoren met verschillende typen kennis en competenties samenkomen en informatie uitwisselen. In literatuur over de kenniseconomie worden expliciete en impliciete kennis onderscheiden. Uitwisseling van expliciete kennis – kennis vastgelegd in tekst, beeld of formules – is veelal weinig plaatsafhankelijk. Uitwisseling van kennis als resultaat van opleiding en vaardigheden – impliciete kennis – is daarentegen gebaat bij fysieke nabijheid en herhaalde persoonlijke ontmoeting. Hetzelfde geldt voor het op nieuwe manieren koppelen van expliciete kennis aan impliciete kennis waardoor nieuwe waarde gecreëerd kan worden. Virtuele ontmoeting via digitale platforms als Skype kan de uitwisseling van kennis bevorderen, maar het belang van face-to-face-ontmoeting moet volgens Bathelt niet worden onderschat.[7]

Innovatiemilieus

Geïnspireerd door het werk van Storper, Venables en Bathelt is in onze verkenning van innovatiemilieus het schaalniveau waar interactie en persoonlijke ontmoeting plaatsvindt het startpunt. Het gaat daarbij om bepaalde gebieden in een stedelijke omgeving. Waar interactie plaatsvindt is echter niet met een uniforme geografische schaal te vangen. De vijf innovatiemilieus die voor de verkenning zijn geselecteerd zijn, verschillen dan ook qua omvang. Het zijn gebieden die bekend staan om de innovatie die er plaatsvindt. Bijvoorbeeld doordat ze worden gekenmerkt door hoge R&D-activiteit of patentaanvragen, maar ook omdat ze in een analyse op laag schaalniveau (viercijferige postcodes) over de afgelopen 15 jaar succesvolle groei lieten zien in zowel werkgelegenheid als productiviteit.

De High Tech Campus in Eindhoven, Healthy Ageing Campus in Groningen, Kennispark Twente, de Binnenstad van Amsterdam en Rivium in Capelle aan den IJssel voldoen alle aan een of meer van deze kenmerken. Bovendien zijn de innovatiemilieus zodanig geselecteerd dat er sprake was van geografische spreiding binnen Nederland en variatie in specialisatie en levensfase. De geselecteerde gebieden vormen een voor de verkenning interessante dwarsdoorsnede van het brede palet aan Nederlandse innovatiemilieus. Uiteraard zijn er buiten deze vijf gebieden ook elders in Nederland succesvolle innovatiemilieus.

Verschillende soorten en levensfasen

Innovatiemilieus zijn niet zomaar over één kam te scheren. In een recente studie onderscheidt de Adviesraad voor Wetenschap, Techniek en Innovatie (AWTI) drie soorten innovatiemilieus: creatieve urbane hotspots, engineering hotspots en wetenschappelijk gedreven hotspots.[8] De Healthy Ageing Campus in Groningen en Kennispark Twente passen in de laatste categorie. Het zijn hotspots gevormd rondom een universiteit, onderzoeksinstituut of academisch ziekenhuis. De High Tech Campus in Eindhoven is te typeren als een engineering hotspot, een hotspot die is gegroeid op het terrein dat ooit tot één of meerdere grote industriële bedrijven toebehoorde. De binnenstad van Amsterdam is een typische creatieve urbane hotspot, waarbij een veelheid van kleinere bedrijven en organisaties is gevestigd in een levendige, dichtbevolkte en stadse omgeving. Rivium in Capelle aan den IJssel is een gebied met meer zakelijke dienstverlening en IT-bedrijven en past niet direct in deze indeling van innovatiemilieus.

Ook zijn innovatiemilieus te onderscheiden in levensfase. In navolging van de economen Max-Peter Menzel en Dirk Fornahl onderscheidt de AWTI de volgende fasen: opkomst, groei, consolidatie en afname of nieuwe groei/transitie. In sommige sectoren is de dynamiek in de levenscyclus van bedrijven hoger dan in andere. Zo kunnen in de IT-sector – waar innovaties elkaar snel opvolgen –bedrijven snel groeien en succesvol zijn, maar ook snel weer wegzakken. Dit kan leiden tot snelle groei, maar ook snelle neergang van een hotspot. Om dit te voorkomen acht de AWTI een bepaalde mate van heterogeniteit van bedrijvigheid in een gebied en kennis van concurrerende technologieën en businessmodellen van belang. Anders dreigt een lock-in, zoals het geval was in Detroit (auto-industrie) en het Ruhrgebied (staal- en kolenindustrie).

Levenscyclus van clusters (bron: Menzel, M.P., Fornahl, D. (2007), Cluster Life Cycles – Dimensions and Rationales of Cluster Development, Jena Economic Research Paper No. 2007-076.)

Levenscyclus van clusters (bron: Menzel, M.P., Fornahl, D. (2007), Cluster Life Cycles – Dimensions and Rationales of Cluster Development, Jena Economic Research Paper No. 2007-076.)

Van de innovatiemilieus die wij hebben verkend is de High Tech Campus in Eindhoven degene die het meest volwassen is. Daar wordt al sinds eind jaren 90 bewust gewerkt aan de ontwikkeling van het gebied als hotspot van innovatie. “Het is het kloppend hart van Brainport,” aldus de directeur van de campus Frans Schmetz. Iets wat andere betrokkenen beamen. Kennispark Twente is ook een gebied dat als innovatiemilieu volwassen te noemen is. Sinds 2005 zijn diverse bij het gebied betrokken partijen actief in de ontwikkeling van Kennispark Twente als innovatiemilieu. Volwassen betekent overigens niet dat er geen werk aan de winkel is om de prestatie van het gebied te verbeteren. Om de groei te consolideren en afname te voorkomen is continue vernieuwing nodig.

Van de Healthy Ageing Campus in Groningen kan gezegd worden dat deze in de groeifase zit. Het gebied wordt sinds 2011 als campus gezien en sindsdien wordt gewerkt aan de ontwikkeling van het gebied als campus. De binnenstad van Amsterdam kan gekenschetst worden als een opkomend gebied. De groei gaat nu snel, maar welke richting op is nog enigszins onhelder. Van Rivium in Capelle aan den IJssel kan gezegd worden dat dit gebied na een snelle eerste groei bezig is zich opnieuw uit te vinden. Het gebied kent een hoge leegstand van bedrijfsgebouwen. Betrokkenen waren dan ook enigszins verbaasd dat we het gebied benaderden als innovatiemilieu. Zoals een betrokkene het verwoordde: “Om Hans Wiegel te quoten, de mensen in het land merken er nog weinig van.” De snelle opkomst van de IT-sector en vervolgens het barsten van die internetbubbel vormen in de ogen van betrokkenen de oorzaak van een goede prestatie van het gebied in het verleden en van het huidige functioneren waarbij veel ruimte voor verbetering is.

Maakbaarheid

Met onze verkenning zijn we op zoek gegaan naar kernelementen van succesvolle innovatiemilieus. We hebben er vijf geïdentificeerd. Met deze serie longreads nemen we jullie mee in het belang van de elementen en hoe we hebben gezien dat er aan deze elementen gewerkt wordt of gewerkt kan worden. Dat impliceert een bepaalde maakbaarheid. Als er echter één ding duidelijk wordt uit alle gesprekken die we hebben gevoerd is het dat er maar tot op een bepaalde hoogte sprake kan zijn van maakbaarheid.

Zo speelt in het ontstaan van innovatiemilieus padafhankelijkheid een grote rol. Het lijkt vaak een samenloop van omstandigheden, geografische ligging en toeval. Achteraf is vaak duidelijk na te gaan welke factoren bijgedragen hebben aan het ontstaan van een innovatiemilieu. Vooruitkijkend is het echter moeilijk te voorspellen of een gebied succesvol wordt. In de woorden van Steve Jobs: “You can’t connect the dots looking forward.”

Op basis van verschillende onderzoeken is er wel een aantal factoren noemen die bij het ontstaan van innovatiemilieus een rol spelen. Ze ontstaan vaak rond sectoren waarin nieuwe technologieën worden ontwikkeld en toegepast. Een kennisinstelling in de nabijheid en een goede verbinding ervan met het lokaal bedrijfsleven, of een van oudsher aanwezig groot bedrijf, kan een belangrijke factor zijn. Ook geografische ligging speelt een rol. Nabijheid van een vliegveld, haven of knooppunt van wegen of spoorverbindingen kan bevorderlijk zijn.[9]

Kernelementen

Nu we de innovatiemilieus in perspectief hebben geplaatst, is de vraag die al snel rijst of je met al die verscheidenheid in type innovatiemilieu en levensfase, wel generieke kernelementen van succesvolle innovatiemilieus kunt benoemen. Wij menen van wel.

In de individuele en groepsgesprekken die wij in de verschillende gebieden hebben gevoerd zijn de kernelementen veelvuldig teruggekomen, als thema’s die belangrijk zijn en waar het gebied goed op presteert of als thema’s waarop nog werk aan de winkel is.

In de komende serie longreads zullen we de volgende vijf kernelementen belichten:

Local buzz en global pipelines
In een succesvol innovatiemilieu is sprake van een lokale dynamiek, die gevoed wordt door internationale verbindingen.

Entrepreneurial dynamism
In een succesvol innovatiemilieu wordt de ondernemersgeest gevoed door een ambitieus ondernemend ecosysteem.

Urbanity
Een succesvol innovatiemilieu ligt in een regio die een diverse stedelijke omgeving biedt en ook in het innovatiemilieu zelf komen elementen van deze stedelijkheid terug.

Branding
Een succesvol innovatiemilieu heeft een sterk merk en daar wordt op velerlei manieren aan gewerkt.

Governance of innovation
Een succesvol innovatiemilieu vergt organisatie. Een nauwe samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid biedt daarbij een goede basis, maar moet wel met de tijd mee.

De manier waarop vervolgens aan een kernelement gewerkt kan worden verschilt wel degelijk. Bij het ene type milieu past soms een andere invulling dan bij het andere. In de onderzochte innovatiemilieus is de invulling van een kernelement soms al volwassen en soms staat deze nog in de kinderschoenen. Soms liggen er voor de onderzochte innovatiemilieus nog grote opgaven op het gebied van een kernelement.

De kernelementen die wij hebben geïdentificeerd zijn geen ingrediënten van het recept voor het realiseren van een innovatiemilieu. Een innovatiemilieu kan je niet maken. Je kan het wel helpen organisch te groeien, door op alle vijf kernelementen goed te presteren.

Voetnoten:
[1] WRR (2008), Innovatie Vernieuwd, Amsterdam: Amsterdam University Press.
[2] WRR (2013), Naar een lerende economie, Amsterdam: Amsterdam University Press.
[3] Marshall, A. (1890), Principles of Economics, London: MacMillan.
[4] Porter, M. E. (1990), The competitive advantage of nations, New York: Free Press.
[5] Storper, M., Venables, A.J. (2003), Buzz: Face-To-Face Contact and the Urban Economy, London: London School of Economics and Political Science.
[6] Bathelt, H., et al (2004), Clusters and Knowledge: Local Buzz, Global Pipelines and the Process of Knowledge Creation. In: Progress in Human Geography (Vol. 28) pp. 31-56.
[7] Bathelt, H., Turi, P. (2011): Local, global and virtual buzz: the importance of face-to-face contact in economic interaction and possibilities to go beyond. In: Geoforum (vol. 42) pp. 520-529.
[8] AWTI (2014), Regionale hotspots, Broedplaatsen voor innovatie. Den Haag: Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie.
[9] Zie bijvoorbeeld: PBL (2014) Topsectoren en regio’s of PBL (2012) Concurrentiepositie van regio’s, voor het economisch belang van locatiefactoren.

Afbeelding boven: Still uit informatievideo van EIT ICT Innovation Labs, onderdeel van EIT Digital een Europees opererende incubator-organisatie die ook op de High Tech Campus in Eindhoven een vestiging heeft.

AmsterdamCapelle aan den IJsselEindhovenEnschedeGroningeninnovatieinnovatiemilieus

Judith Lekkerkerker

Over de auteur

Judith is adviseur, onderzoeker en schrijver op het gebied van stedelijke en regionale ontwikkeling.

Otto Raspe senior onderzoeker

Over de auteur

Otto Raspe studeerde economie aan de Universiteit van Tilburg. Na zijn afstuderen werkte hij als onderzoeker / adviseur bij TNO, waar hij adviseerde over (ruimtelijk) economische ontwikkelingen, de invloed van ruimtelijke investeringen (impactanalyse, kosten-batenanalyse), industrie studies en (regionale) economische benchmarks. Sinds 2002 werkt hij als senior onderzoeker bij het ​​Planbureau voor de Leefomgeving. Hier ligt zijn focus op de (gevolgen van de opkomst van de) kenniseconomie, innovatie en ondernemerschap.



Ook interessant:

De verborgen verhalen van Rotterdam

Teun van den Ende

Het platteland verandert sneller dan de stad

Anne Seghers

Stel de energieopgave centraal in omgevingsbeleid

Jeroen Niemans