De stad trekt. Hoe groter de stad, hoe meer carrièremogelijkheden voor mensen en hoe makkelijker bedrijven geschikte werknemers, kennis en informatie en toeleveranciers en afnemers vinden. De stad is bovendien centrum van lering en vermaak. In de gesprekken die wij in de vijf innovatiemilieus voerden kwam vaak het belang van een diverse, stedelijke omgeving ter sprake. In deze longread gaan we in op de belangrijke aspecten daarvan, hoe daar in de verschillende gebieden aan wordt gewerkt en welke aandachtspunten er zijn.
Maar eerst even het perspectief. De trekkracht van de stad wordt ook wel agglomeratiekracht genoemd. Bedrijven zijn productiever in steden, waarbij met ‘stad’ de stedelijke regio wordt bedoeld: een centrale stad met omliggende gemeenten (ook wel daily urban system genoemd). De voordelen van de stad voor bedrijven zijn te beschrijven met sharing, matching en learning.
Steden bieden bedrijven een grotere en daarmee gespecialiseerdere arbeidsmarkt, waardoor het voor bedrijven makkelijker is geschikte werknemers te vinden. Vice versa is het voor arbeidskrachten makkelijker een baan te vinden die bij ze past. De match wordt makkelijker gemaakt. In een stedelijke regio is er bovendien een grotere en gespecialiseerdere markt van toeleveranciers en een grotere markt van afnemers. Door deze markten en eventuele benodigde voorzieningen en infrastructuren te delen (sharing), kunnen er thuismarkteffecten ontstaan. Bedrijven die markten delen, clusteren. Daarmee vergroten ze hun eigen markt, waarmee het cluster weer aantrekkingskracht kan hebben op soortgelijke bedrijven. Tot slot biedt de stad voordelen door ‘kennisspillovers’. Bedrijven profiteren van de overdracht van kennis (learning) door interactie met elkaar. Steden bieden de beste omgeving voor deze interactie: ontmoeting en face-to-face contact. En met die interactie zijn we weer terug bij de kern van innovatie. Steden bieden bedrijven dus de beste omgeving voor innovatie en groei.
Ook vanuit het perspectief van bewoners en bezoekers is er sprake van agglomeratie-effecten. Een uitgebreid aanbod van voorzieningen maakt dat een stad een aantrekkelijk milieu is om te wonen of om te bezoeken. Met een groeiend draagvlak voor voorzieningen kan het aanbod nog uitgebreider (meer en/of diverser) worden en wordt de aantrekkingskracht van de stad nog groter. Maar het gaat niet alleen over voorzieningen. Net noemden we al dat het in een grotere stad makkelijker is om een baan te vinden die bij je past. Een grote stad maakt het bovendien makkelijker om sociale contacten te onderhouden en gelijkgezinden tegen te komen, waaronder een mogelijke levenspartner.[1]
In de gesprekken die wij in de vijf innovatiemilieus voerden, ging het met name over het belang van een diverse stedelijke omgeving om talent aan te trekken en te behouden.
Al op het kleinste schaalniveau, komen we voorbeelden tegen van hoe in de verschillende innovatiemilieus met voorzieningen gewerkt wordt aan een aantrekkelijke leef- en werkomgeving voor de beoogde doelgroep. In de panden waar incubators of co-werkplekken gevestigd zijn, is aandacht voor uitnodigende horeca, maar zijn er ook voorzieningen en diensten gericht op ontspanning en gemak. Zo heeft WeWork in Amsterdam een game lounge, B Amsterdam heeft een eigen health club en in Rivium biedt Tribes naast comfortabele werkplekken, ook fitness en een boodschappen-, stomerij- en schoenmaakservice. De organisatoren van de incubators en co-werkplekken halen de lusten en de gemakken van de stad naar binnen.
De aandacht voor een aantrekkelijk en divers voorzieningenaanbod zien we ook terug in hoe er gedacht wordt over en gewerkt wordt aan de gebieden die we bestudeerden. Daarbij wordt ook waarde gehecht aan een divers voorzieningenaanbod, omdat dit kan bijdragen aan levendigheid.
In Rivium wordt het gebrek aan levendigheid als belangrijk aandachtspunt gezien. In het gebied zijn wel enkele restaurants, een fitnessruimte en een kinderopvang gevestigd, maar levendig is het niet. Voor nieuwe voorzieningen is er weinig draagvlak en veel ondernemers zijn niet geïnteresseerd in een vestiging in Rivium. De concurrentie met het levendige centrum van Rotterdam, waar steeds meer werkruimte aangeboden wordt, is groot. Het net in het gebied gevestigde Tribes ziet dit als uitdaging. Richard van de Berg van Tribes: “Ik vraag me steeds af wat Tribes voor Rivium kan betekenen. Je kan de ambitie hebben om grootschalig voorzieningen te realiseren in het gebied, maar ik denk dat het beter is om klein te beginnen. Wij zijn nu bezig op kleine schaal iets te faciliteren, waarvoor we ook mensen uit het gebied uitnodigen. Met het bouwen aan een community kan het draagvlak groeien. De wereld is groot geworden door klein te beginnen.”
Bij de High Tech Campus in Eindhoven hebben ze met een slimme strategie gezorgd voor voldoende draagvlak voor een divers voorzieningenaanbod in het gebied, dat aan de rand van de stad gelegen is. Sinds de start van de ontwikkeling van het gebied geldt het uitgangspunt dat bedrijven geen eigen kantine mogen realiseren in hun gebouwen, ook vergaderzalen voor meer dan 25 mensen zijn taboe. Daarmee is er voldoende draagvlak voor diverse horecavoorzieningen. De concentratie ervan in The Strip maakt deze zone ook interessant voor andere voorzieningen. Momenteel is er een breed aanbod in het gebied, toegespitst op de gebruikers van de campus. Zo zijn er acht restaurants (waaronder een Indiaas restaurant), een kapper (onder andere gespecialiseerd in Aziatisch haar) die ook een stomerij- en schoenmakersservice aanbiedt en wenskaarten en wijnen verkoopt, een computerwinkel en copyshop, een bank en verzekeraarskantoor, een to go-supermarkt en een sportclub en gezondheidscentrum waar makkelijk vaccinaties voor buitenlandse reizen te halen zijn. Elders op het terrein zijn een fietsenmaker en een kinderopvang gevestigd. Mede door de inzet op een breed voorzieningenaanbod werd de campus ooit uitgeroepen tot beste bedrijventerrein van Nederland.
Dezelfde eer is Kennispark Twente toegekomen. Ook in dit uitgestrektere gebied is er een divers voorzieningenaanbod. Aan de noordzijde van het gebied, de oude universiteitscampus, maakten voorzieningen onderdeel uit van de oorspronkelijke campusopzet. De campus is ooit volgens Amerikaans model ontwikkeld, met aparte zones voor onderwijs, wonen en voorzieningen. Tussen de universiteitsgebouwen aan de ene kant en de woningen aan de andere kant liggen sport- en cultuurvoorzieningen en ondersteunende voorzieningen als een hotel, een supermarkt, een kapper, restaurants en kinderopvang. Door de aanwezigheid van de universiteit en doordat er in het gebied ook gewoond wordt en de perifere ligging van het gebied is er draagvlak voor dit brede voorzieningenaanbod. Door de uitgestrektheid van het gebied is de afstand tot de voorzieningen soms wel groot. In de verdere ontwikkeling van Kennispark Twente is de ambitie nu om het voorzieningenniveau uit te breiden en de nieuwe voorzieningen een plek te geven in het zuidelijk deel van het gebied. Erik Rouwette van de gemeente Enschede: “We horen veel van ondernemers dat er behoefte is aan buurtvoorzieningen. We hoeven niet te streven naar een kopie van Roombeek [de stadswijk waar de creatieve sector zit, red.] of van de binnenstad, maar een beetje meer horeca, levendigheid en een aantrekkelijke openbare ruimte om te verblijven, zijn nodig.”
Bij de Healthy Ageing Campus in Groningen ligt de binnenstad om de hoek (foto: Healthy Ageing Campus Groningen)
Bij de Healthy Ageing Campus in Groningen ligt de binnenstad om de hoek. “Wij hebben niet de noodzaak alle voorzieningen op de campus te hebben. Binnen vijf minuten lopen sta je op de Grote Markt,” aldus Jan Sikkema van het Universitair Medisch Centrum. De uitdaging zit er volgens betrokkenen in om de verbinding met de stad beter te maken. “We moeten de campus open zetten richting de stad en de stad de campus intrekken.” Met de plannen voor de ontwikkeling van de campus is dit ook precies wat beoogd wordt. Aan de noordzijde zal het Healthy Ageing-plein, waar ook horeca een plek zal krijgen, een verbindende schakel moeten vormen. De campus grenst daar aan het in ontwikkeling zijnde Ebbingekwartier; een gebied dat geleidelijk ontwikkeld wordt tot gemengd stedelijk milieu met veel ruimte voor creatieve bedrijvigheid. Aan de zuidzijde van de campus is er al een groot plein. Op de begane grond van de bebouwing rond het plein zijn echter alleen bedrijfsruimten en een apotheek gevestigd. Vooralsnog blijft het voorzieningenaanbod in het gebied beperkt tot een hotel en verschillende winkels en horecagelegenheden in het complex van het ziekenhuis, die vooral dienst doen voor de mensen die in het ziekenhuis werken, er verblijven of op bezoek komen.
Het toppunt van een innovatiemilieu met een aantrekkelijk voorzieningenaanbod is natuurlijk de binnenstad van Amsterdam. De veelheid en diversiteit aan voorzieningen zorgt voor een levendige, hoogstedelijke dynamiek, die aansprekend is voor creatieve ondernemers. De levendigheid en het karakter van de binnenstad heeft bovendien een sterke internationale aantrekkingskracht. Werken in de binnenstad van Amsterdam is een beleving geworden, die veel buitenlandse ambitieuze jonge professionals zichzelf toewensen. Deze internationale aantrekkingskracht is volgens betrokkenen tevens een bedreiging voor de binnenstad van Amsterdam als innovatiemilieu. Met groeiende populariteit van de stad als toeristische bestemming, verandert ook het landschap van horeca en winkels. Met een toenemend aantal zaken dat zich specifiek richt op toeristen, komt de diversiteit van het voorzieningenaanbod onder druk en daarmee de aantrekkelijkheid van het gebied voor bedrijven en creatieve ondernemers. Zoals een betrokkene het verwoordde: “We moeten oppassen dat de reuring straks niet alleen van rolkoffers komt.”
Het is niet zo dat het brede en diverse voorzieningenaanbod van de Amsterdamse binnenstad het ideaalbeeld is voor elk innovatiemilieu. En dat is niet alleen omdat in de meer wetenschaps- en technologiegedreven innovatieprocessen vaak onderzoeks- en productiefaciliteiten nodig zijn die ruimte vergen, of met het oog op veiligheid slecht te mengen zijn met andere functies.
De innovatieprocessen in de creatieve sector hebben een ander karakter dan die in meer wetenschaps- en technologiegedreven sectoren. Mensen in de creatieve sector zijn meer afhankelijk van divergerend denken waarbij er niet slechts één antwoord is op een vraag, noem het out-of-the-box-denken, en daarmee ook meer afhankelijk van prikkels van buitenaf. Voor mensen die actief zijn in de wetenschap en technologie is convergerend denken belangrijk, gericht toewerken naar de oplossing voor het vraagstuk.
Voor mensen en ondernemingen in de eerste groep is het belangrijk om in een omgeving te opereren met maximale blootstelling aan een diversiteit van prikkels. Uit onderzoek blijkt dan ook dat ‘creatieven’ vaak veel grotere sociale netwerken hebben dan mensen in welke andere sector dan ook. Dat ‘creatieven’ vaak dichter bij hun werkplek wonen dan mensen die werkzaam zijn in andere sectoren, doet vermoeden dat werk en privé ook veel meer door elkaar lopen. Ruimtelijk bezien is voor dit type mensen een diverse levendige omgeving – met een veelheid aan voorzieningen en veel mogelijkheden tot interactie – de omgeving die de voorkeur geniet.[2]
Maar ook voor innovatie in wetenschaps- en technologiegedreven sectoren is interactie belangrijk. In het convergerend denken is zeker een rol weggelegd voor het combineren van verschillende typen kennis en vaardigheden. Het besef van het belang van interactie in deze sectoren groeit en dat zie je dan ook terug in hoe gewerkt wordt aan innovatiemilieus voor deze sectoren. De praktijk in en de ambities voor de gebieden die wij naast de Amsterdamse binnenstad bestudeerden, illustreren dit.
In zijn blog Goodbye Silicon Valley, hello Silicon City spreekt Bruce Katz van de opkomst van Innovation Districts. Zij clusteren toonaangevende kennisinstellingen en moderne innovatieve bedrijven en verbinden deze met ondersteunende dienstverleners, spin-offs, incubators, gemengde woonmilieus, kantoorruimte, winkels en 21ste-eeuwse stedelijke voorzieningen. Maar het is niet alleen het groeiend besef van het belang van interactie voor innovatie, volgens Katz. Het is ook een culturele ontwikkeling.
Hutspot, Amsterdam. Een ultiem voorbeeld van meerdere stedelijke functies op één plek: bar, lunchroom, flexwerkplek, kapper en lifestyle winkel (foto: Franklin Heijnen, via Flickr)
Deze culturele ontwikkeling gaat over het toenemend belang van de kwaliteit van de leef- en werkomgeving. De concurrentie in het aantrekken van de beste werknemers zorgt ervoor dat talent veeleisender wordt. Een baan met een mooi carrièreperspectief en een goed salaris zijn niet langer genoeg. De aantrekkelijkheid van de werk- en leefomgeving is vaak even belangrijk geworden.
Waar mensen, dankzij de opkomst van sociale media, bewuster bezig zijn met het zorgvuldig vormgeven van de eigen identiteit, maken mensen ook bewuster een keuze voor een baan en de werk- en leefomgeving, aangezien die mede bepalend zijn voor het beeld dat anderen van je hebben. Werken en wonen in Amsterdam, New York, Parijs, Shanghai, Londen is een keuze waarbij beleving (en de mogelijkheid om die te delen met je vrienden) een grote rol speelt. Ook hier geldt natuurlijk dat er verschillende type mensen zijn. Leeftijd, culturele achtergrond en ook leefstijl spelen allemaal een rol en maken dat dit voor de een belangrijker is dan voor de ander.
Tot slot is een culturele ontwikkeling dat hoogopgeleiden steeds vaker in andere hoogopgeleiden hun levenspartner vinden. Grotere steden bieden meer mogelijkheden om een (potentiële) levenspartner te ontmoeten. Om talent aan te trekken, groeit daarnaast het belang dat ook de partner op acceptabele reisafstand een baan met carrièreperspectief kan vinden. In het perifeer gelegen Twente en Groningen wordt dit gezien als een grote uitdaging.
En daarmee komen we weer aan op het schaalniveau van de stad en stedelijke regio. In de woonaantrekkelijkheid van een stad (quality of life) spelen verschillende aspecten een rol. Een belangrijke rol is weggelegd voor culturele voorzieningen en recreatiemogelijkheden. De aantrekkingskracht van steden komt tot uiting in grondprijzen voor woningen in stedelijke gebieden. Onderzoek naar de verschillen in grondprijzen tussen (hoog)stedelijke gebieden en rurale gebieden toont dat deze verschillen in belangrijke mate (voor veertig procent) worden bepaald door culturele- en vrijetijdsvoorzieningen. Hiervan kan 22 procentpunt worden toegeschreven aan voorzieningen als podiumkunsten, horeca en het dagelijkse en luxe winkelaanbod. De overige 18 procentpunt is het gevolg van de aanwezigheid van rijksmonumenten, nabijheid van parken, natuur en zee en een grachtengordel.[3]
In Eindhoven wordt het beperkte culturele aanbod gezien als zwakte. In Enschede zijn ze tevreden met de investeringen in het aanbod van de afgelopen jaren, maar maken ze zich zorgen over het draagvlak om het echt interessant te maken en te houden.
De aantrekkelijkheid van een stad wordt ook bepaald door de diversiteit in het aanbod van type woonmilieus. Mensen van verschillende leeftijden, culturele achtergronden en leefstijlen vragen verschillende woonmilieus. Pas afgestudeerden wonen vaak liever in een hoogstedelijk woonmilieu met voorzieningen om de hoek, gezinnen hebben eerder voorkeur voor een groene en rustigere woonomgeving met goede scholen in de nabijheid. Geven creatieven eerder de voorkeur aan een woonomgeving met veel culturele voorzieningen, verkiezen bètamensen een rustig en groen landschap. In de regio Eindhoven hebben ze op basis van onderzoek naar de woonvoorkeuren van verschillende type mensen ontwerpend onderzoek gedaan naar de optimale woonomgeving voor bèta’s. Jonge expats (buitenlandse kenniswerkers) wonen graag in een dynamische omgeving waar ze makkelijk andere jonge expats kunnen ontmoeten, expat-gezinnen wonen veelal liever in een rustiger omgeving, maar vaak ook graag bij andere expat-gezinnen in de buurt. In Eindhoven kan de wijk Meerhoven gekarakteriseerd worden als echte expat-buurt. Bijeenkomsten van de bewonersvereniging worden in het Engels gehouden.
Het belang van goede internationale scholen is in onze gesprekken meerdere malen ter sprake gekomen. Zonder goede Engelstalige lagere en middelbare scholen sta je als regio bij voorbaat op achterstand. Maar zorgen dat je een aantrekkelijke vestigingsplaats bent voor buitenlandse kenniswerkers, gaat verder dan dat. Frans Schmetz directeur van de High Tech Campus in Eindhoven: “Je moet als stad een aantal basisdingen bieden: een internationale school, een goed programma voor partners en een cultureel programma dat ook tweetalig is, dus zo nu en dan ook eens een toneelstuk in het Engels.”
In de verschillende steden die wij met de verkenning bezochten, wordt steeds meer aandacht besteed aan dienstverlening voor buitenlandse kenniswerkers. Zo zijn er verschillende expatcenters, die nieuwkomers helpen hun weg te vinden in Nederland op het gebied van werk, onderwijs, huisvesting, verzekeringen, belastingen en immigratiewetgeving. Ook zijn er initiatieven vanuit de expat-community zelf. IamExpat is een groot netwerk opgezet door expats, met een online platform met veel praktische informatie, een vacaturebank en een agenda voor evenementen. Daarnaast organiseren ze evenementen, zoals eens per jaar de IamExpat Fair. Afgelopen jaar namen daar 75 bedrijven en organisaties en 3.000 deelnemers met 120 verschillende nationaliteiten aan deel.
IamExpat Fair, een beurs voor expats in Nederland (foto: Monyart, via IamExpat)
Ook groeit de aandacht voor huisvesting van buitenlandse kenniswerkers en studenten. Zo zijn er verschillende marktpartijen die short- en longstay huisvesting aanbieden en wordt dit door gemeenten gefaciliteerd. Een bijzonder initiatief is The Student Hotel, gericht op buitenlandse studenten. Zij bieden fully serviced huisvesting en hebben vestigingen in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en openen binnenkort ook vestigingen in Groningen en Eindhoven. Naast huisvesting bieden ze ook studieruimtes, co-werkplekken, vergaderruimte en breiden ze hun activiteiten uit met incubatorprogramma’s voor startups.
In de dienstverlenging voor buitenlandse kenniswerkers zien betrokkenen nog wel ruimte voor verbetering. Zo zijn bewegwijzering en omroepberichten in het openbaar vervoer vaak nog alleen in het Nederlands.
En daarmee komen we op bereikbaarheid. Voor de innovatiemilieus is internationale bereikbaarheid een belangrijk aandachtspunt. Snelle treinverbindingen de grens over, of naar Schiphol, zijn punten waarop verbetering gewenst is in Eindhoven, Groningen en Twente. In Eindhoven benadrukken diverse belanghebbenden de kansen die goede verbinding met Düsseldorf biedt. In de woorden van Edgar van Leest van Brainport Eindhoven: “Het is niet alleen Düsseldorf luchthaven maar ook Düsseldorf Hauptbahnhof, met zo’n 135-150 ICE-treinen, die de verbinding maken met de rest van Duitsland. De verbinding met Düsseldorf is dus ook belangrijk om snel in Hamburg, Hannover of Stuttgart te komen.”
Ook binnen Nederland is bereikbaarheid en connectiviteit een belangrijk aandachtspunt. Het ontbreken van bepaalde voorzieningen, of een gewenste woonomgeving, kan gecompenseerd worden door goede verbindingen met steden en gebieden waar mensen deze wel vinden. Zo zijn er mensen die in Amsterdam wonen, maar in Eindhoven werken. Maar er zit een grens aan reistijd. Voor Nederlanders ligt deze vaak bij een kortere reistijd dan voor buitenlandse kenniswerkers. In de diverse gesprekken die we voerden, kwam een uur reistijd vaak als acceptabel naar voren, maar langer niet. Frans Schmetz, directeur van de High Tech Campus: “Een uur reistijd is prima, dat hebben ze in Shanghai en Silicon Valley ook, maar niet twee uur.”
Met goede verbindingen kunnen steden en regio’s kracht aan elkaar ontlenen. Maar die netwerkkracht gaat ook over programmatische afstemming. Door het aanbod van stedelijke functies op elkaar af te stemmen, kunnen steden zich complementair gaan ontwikkelen waardoor een regio aan aantrekkingskracht kan winnen. In Twente vindt, mede door nood gedwongen, in de cultuursector nu afstemming plaats. Maar op andere vlakken is er vooral discussie. Marjan Weekhout van Kennispark Twente: “Je ziet een aantal wethouders en partijen elkaar vinden, maar betrokkenen in kleinere gemeenten vertonen geregeld verongelijkt gedrag. Er gaat in hun visie teveel aandacht en geld naar de stad en te weinig naar het platteland. Dit ontkracht elke keer gewenste ontwikkelingen. Je ziet nu ook vanuit ondernemers dat ze het zat zijn. Onlangs plaatsten zij een advertentie in de krant. Met als boodschap: Hou nou eens op, voet aan de bal en spelen.”
De voordelen van samenwerking en afstemming worden in Eindhoven gezien. Toch meent Eindhoven dat het cruciaal is om bepaalde voorzieningen ook zelf in de regio te hebben. Zo hechten verschillende betrokkenen belang aan het verbeteren van het culturele aanbod in Eindhoven. En daarmee hebben ze wel een punt. Zeker als je je bedenkt dat culturele voorzieningen niet alleen de plek zijn van vermaak. Het zijn ook plekken voor sociale ontmoetingen en het onderhouden van netwerken. En zo zijn ook restaurants, sportverenigingen, een internationale school, enzovoort, allemaal ontmoetingsplekken. Dit leidt tot een heldere conclusie: een stedelijke regio met een groot en divers aanbod van voorzieningen biedt de meeste kansen voor interactie en daarmee, uiteindelijk, voor innovatie.
—
Voetnoten:
[1] PBL en CPB (2015), De economie van de stad, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
[2] Spencer, G.M. (2015), Knowledge neighbourhoods: urban form and evolutionary economic geography. In: Regional Studies, 49:5, 833-898.
[3] PBL en CPB (2015), De economie van de stad, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Judith Lekkerkerker
Otto Raspe senior onderzoeker
Otto Raspe studeerde economie aan de Universiteit van Tilburg. Na zijn afstuderen werkte hij als onderzoeker / adviseur bij TNO, waar hij adviseerde over (ruimtelijk) economische ontwikkelingen, de invloed van ruimtelijke investeringen (impactanalyse, kosten-batenanalyse), industrie studies en (regionale) economische benchmarks. Sinds 2002 werkt hij als senior onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Hier ligt zijn focus op de (gevolgen van de opkomst van de) kenniseconomie, innovatie en ondernemerschap.