Longread innovatiemilieus #2 Local buzz en global pipelines

20 november 2015  /  Judith Lekkerkerker en Otto Raspe

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Innovatie is het resultaat van interactieve processen waarvoor face-to-face contact onontbeerlijk is. Local buzz is de term die wordt gebruikt voor de dynamiek van face-to-face-ontmoetingen. Het is de kracht die kennisuitwisseling faciliteert en het mechanisme dat sociale netwerken ondersteunt. Een succesvol innovatie milieu kan niet zonder local buzz, maar heeft ook prikkels van buitenaf nodig en verbindingen met andere hotspots van innovatie. Met deze longread gaan we in op het belang van face-to-face-contact, hoe gewerkt kan worden aan een local buzz en internationale verbindingen; global pipelines.

In de eerste longread benadrukten we dat innovatie het resultaat is van interactieve processen waarbij mensen met verschillende typen kennis en competenties informatie uitwisselen. In de woorden van Steven Johnson, auteur van het boek Where good ideas come from: “A good idea is a network. A specific constellation of neurons – thousands of them – fire in sync with each other for the first time in your brain, and an idea pops into your consciousness.”…“The trick to having good ideas is not to sit around in glorious isolation and try to think big thoughts. The trick is to get more parts on the table.”

En daarvoor is face-to-face-contact onontbeerlijk. Alleen dan kan daadwerkelijk overdracht plaatsvinden van persoonlijke en complexe kennis; kennis als resultaat van opleiding en vaardigheden. Voor deze ontmoetingen is een lokale dynamiek, een local buzz, cruciaal.

Volgens de econoom Anthony Venables en geograaf Michael Storper is deze local buzz niet alleen onontbeerlijk voor innovatie, maar ligt deze ten grondslag aan alle lokalisatievoordelen die bedrijven kunnen genieten. Nabijheid van toeleveranciers en afnemers is alleen voordelig als deze bedrijven een handelsrelatie kunnen opbouwen. Een gespecialiseerde lokale arbeidsmarkt kan slechts benut worden als er aansluiting is op lokale professionele netwerken. Het gaat telkens om ontmoeting; formeel en informeel, bedoeld en onbedoeld, gepland en toevallig.[1]

De waarde van face-to-face-contact

Venables en Storper onderscheiden verschillende kenmerken van face-to-face-contact. Het is allereerst een zeer efficiënte communicatietechnologie. De voordelen zijn kwaliteit en snelheid van feedback, je kan direct merken hoe gereageerd wordt op de boodschap en indien nodig daarop acteren. Er kan op verschillende lagen tegelijk gecommuniceerd worden, verbaal en non-verbaal, en ook de context van de ontmoeting speelt een rol. Deze multidimensionale vorm van communicatie kan bedoelde en onbedoelde effecten hebben en stimuleert creativiteit en serendipiteit. Face-to-face-contact is hiermee een waardevolle manier om kennis over te dragen die niet vastgelegd kan worden en om nieuwe kennis te ontwikkelen; voor onderwijs en R&D.

Face-to-face-contact is daarnaast een belangrijk middel om communicatieproblemen te voorkomen en vertrouwen en relaties op te bouwen. Mensen zijn bijzonder goed in het waarnemen van non-verbale boodschappen als het gaat om emoties, samenwerkingsbereidheid en betrouwbaarheid. De moeite en kosten die gemoeid zijn met een ontmoeting zijn ook bevorderlijk voor het bouwen van vertrouwen. De manier waarop een boodschap overgebracht wordt is de boodschap. Een email sturen heeft zodoende een andere strekking dan elkaar in levenden lijve zien.

Persoonlijke ontmoetingen kunnen fungeren als middel om drive en motivatie te genereren. De waarde van face-to-face-contact gaat verder dan de voordelen die de combinatie van verbale en visuele/fysieke communicatie biedt. De menselijke psyche wordt gedreven door het streven naar succes, waardering en status. Het imiteren van anderen en streven om beter te presteren dan anderen is iets wat ons drijft. Deze drijfveer zwakt snel af als we weer in een omgeving verkeren zonder direct contact met ‘uitdagers’. Face-to-face-contact is de beste prikkel om motivatie te genereren.

Tot slot is het een middel om mensen te screenen en te netwerken (socializen). Sociale en professionele netwerken hebben face-to-face-contact nodig. Door ontmoeting wordt anonimiteit doorbroken, iets wat onontbeerlijk is in de vorming van deze persoonlijke netwerken. Daarnaast zit de waarde van sociale en professionele connecties in de overdracht van impliciete kennis, wat het best gaat tijdens persoonlijke ontmoetingen. Herhaalde ontmoeting bevordert dan ook deze overdracht van kennis. Dus zowel voor het leren kennen als voor het onderhouden van contacten is persoonlijke ontmoeting relevant.

Local buzz

De gecombineerde effecten van de kenmerken van face-to-face-contact werken versterkend met groeiende toegevoegde waarde voor betrokken mensen en activiteiten. De mensen die in de local buzz opereren hebben contact en werken samen met andere getalenteerde mensen, kunnen complexe ideeën met hen uitwisselen en worden geprikkeld in hun motivatie. Om deze voordelen zo veel als mogelijk te benutten zijn herhaalde ontmoeting en daarom ook fysieke nabijheid te prefereren boven incidenteel face-to-face-contact. Mensen die in een omgeving met een local buzz opereren blijken zeer productief.

In steden met een local buzz vindt daarnaast sneller kruisbestuiving plaats tussen sectoraal gespecialiseerde netwerken. Jane Jacobs beschreef in haar betoog over het belang van stedelijke diversiteit voor de lokale economie al de waarde van dynamische geplande en ongeplande interactie tussen netwerken. Fysieke nabijheid is belangrijk voor deze interactie, aangezien het dan voor nieuwe ideeën en talenten makkelijker, goedkoper en effectiever is om toegang te krijgen tot bestaande dynamiek.

Wederom in de woorden van Steven Johnson: “When one looks at innovation in nature and in culture, environments that build walls around good ideas tend to be less innovative in the long run than more open-ended environments.”… “This is not the wisdom of the crowd, but the wisdom of someone in the crowd. It’s not that the network itself is smart; it’s that the individuals get smarter because they’re connected to the network.

Global pipelines

Maar alleen het hebben van een local buzz is niet voldoende. In een globaliserende wereld bouwen academici aan professionele netwerken op internationale congressen, zonder dat dagelijkse fysieke nabijheid nodig is. En waar in de creatieve sector netwerken op middenniveau zeer lokaal en dynamisch zijn, waarbij informatie wordt gedeeld die sterk gebonden is aan de lokale context, zijn de netwerken op topniveau internationaal. Ook in de financiële en hightechsector is er intensieve uitwisseling tussen lokale netwerken en internationale netwerken.

Innovatie heeft local buzz én global pipelines nodig, zoals econoom Harald Bathelt het verwoordt. Voor het genereren van nieuwe kennis en vaardigheden zijn prikkels van buitenaf nodig. Daarnaast kunnen verbindingen met mensen in innovatiemilieus elders leiden tot nieuwe samenwerkingen, financieringsmogelijkheden en het aanboren van nieuwe markten.[2]

Local buzz stimuleren

Wat kan je doen om local buzz te stimuleren en hoe zorg je ervoor dat deze internationaal verbonden is? In onze verkenning zijn we daar meerdere voorbeelden van tegengekomen. Een belangrijk onderscheid kan daarbij gemaakt worden tussen het stimuleren van formele, geplande, bedoelde ontmoeting en het stimuleren van informele, ongeplande en toevallige ontmoeting. Waarbij de laatste soort ontmoeting vooral het screenen en socializen en het prikkelen van motivatie dient.

Zoals Arno Nijhof van StartupAmsterdam zegt: “Bij dat soort ontmoetingen ontstaat een gevoel van vertrouwen, omdat je elkaars gezicht een keer hebt gezien, maar dan is nog niet meteen de stap naar samenwerking gezet.”

Daarnaast kwam in de gesprekken die wij voerden ook meermaals terug dat het belangrijk is te beseffen dat mensen die werkzaam zijn in sterk wetenschapsgedreven en hightechsectoren vaak andere behoeften hebben dan mensen in de creatieve of financiële sector.

Dat onderscheid in behoefte van mensen in verschillende sectoren komt allereerst terug in het type innovatiemilieu. Bij engineering hotspots of wetenschappelijk gedreven hotspots is een duidelijk afgebakend gebied met een dominante concentratie van het type bedrijven belangrijker dan bij creatieve urbane hotspots. Naast dat praktische overwegingen, als een relatief groot ruimtebeslag of milieuzonering van het type bedrijvigheid, een rol spelen, zijn er ook zachte factoren die belangrijk zijn. Waar mensen in de creatieve sector elkaar makkelijk opzoeken, is daar bij mensen die werkzaam zijn in wetenschapsgedreven en hightechsectoren vaak minder sprake van. Een overzichtelijk gebied met een duidelijke gemeenschappelijke deler vergemakkelijkt het contact. Campussen zijn daar instrumenteel in. Zoals Floor de Jong van de gemeente Groningen zegt: “Vanaf het moment dat wat er al was werd geframed als campus is er een nieuwe dynamiek ontstaan.”

Maar met het dicht bijeenzitten op een campus, of het gebied bestempelen tot een campus ben je er nog niet.

The Strip op de High Tech Campus in Eindhoven (foto: High Tech campus Eindhoven)

The Strip op de High Tech Campus in Eindhoven (foto: High Tech Campus Eindhoven)

Ruimtelijke ingrepen

Laten we eerst kijken naar hoe informele ontmoeting in de onderzochte innovatiemilieus wordt gestimuleerd. En laten we daarbij beginnen met de harde ruimtelijke ingrepen. Bij de High Tech Campus in Eindhoven is in het gebied allereerst ingezet op architectuur en landschap die contact tussen mensen faciliteren. De moderne gebouwen hebben transparante gevels en de ruimte tussen de gebouwen is ingericht met veel bijzonder groen en water. Er zijn aantrekkelijke wandelpaden aangelegd en mooie verblijfsplekken aan het water gecreëerd. Langs de paden zijn veel zitplekken. Parkeren kan alleen in parkeergebouwen, voorzien van begroeide gevels, of op twee terreinen aan de rand van het gebied. Dit zorgt voor weinig ‘blik’ in beeld.

Het concentreren van parkeren zorgt ervoor dat je even een stukje moet lopen naar je werkplek en dus makkelijker andere mensen tegenkomt. Dat is ook de gedachte achter het concentreren van alle voorzieningen op The Strip. Bedrijven mogen geen eigen bedrijfskantine hebben en ook vergaderruimtes voor meer dan 25 mensen zijn taboe. Die voorzieningen zijn er volop in The Strip, die fungeert als een soort dorpsplein voor het gebied. Er zijn diverse horecagelegenheden gevestigd, een conferentiecentrum, een supermarkt, een kapper, een fitnesscentrum, een stomerij en je kan er zelfs je vaccinaties krijgen voor verre reizen.

Bij Kennispark Twente zijn ook ruimtelijke ingrepen gedaan om ontmoeting te faciliteren. Van oudsher zijn hier de voorzieningen op het terrein geconcentreerd. Meer vanuit de oorspronkelijke campusvisie met gescheiden zones voor wonen, voorzieningen en onderwijs/werk, dan vanuit de wens ontmoeting te faciliteren. Toch functioneert het voorzieningengebied wel als zodanig. Recent is bovendien op de plek waar onderwijs, onderzoek en bedrijvigheid bij elkaar komen – vroeger een grote parkeerplaats – het O&O-plein ingericht. In de openbare ruimte staan daar grote rode blobvormige banken waar zowel studenten als docenten gebruik van maken. Het Kennispark heeft daarnaast nog meer plannen om ontmoeting te stimuleren. De ‘Common Green’ zal de centrale groene strook zijn die fungeert als hoofdentree van het gebied, maar met een veelheid aan voorzieningen vooral als dé plek voor verblijf en ontmoeting.

In de gesprekken kwam ook naar voren wat niet werkt als het gaat om ruimtelijke structuren van een gebied. Bij Rivium in Capelle aan den IJssel heeft elk gebouw zijn eigen parkeerplaats. Aan de hoofdas in het gebied is die vaak aan de achterzijde van het gebouw gesitueerd. Gecombineerd met het feit dat door de ligging van het gebied direct aan de snelweg het merendeel van de mensen die er werken met de auto komt, zorgt dit ervoor dat mensen elkaar op straat maar weinig zien, laat staan ontmoeten. De architectuur is daar ook niet behulpzaam in. Veel gebouwen dateren uit de periode dat spiegelend en donker glas in de mode was. Het aantrekkelijke groen langs de hoofdas ten spijt, is de uitstraling van het gebied verder erg stenig en nodigt het niet uit tot een ommetje.

Communities

De voorzieningen in de gebieden en de inrichting van de openbare ruimte zorgen voor ontmoetingsplekken en -gelegenheden. In de verschillende gebieden worden acties ondernomen waarbij deze voorzieningen nog meer waarde krijgen voor ontmoeting. Er wordt actief gewerkt aan het opbouwen van communities. De campusorganisaties in Eindhoven, Groningen en Twente organiseren evenementen om mensen die in het gebied werken bijeen te brengen. Kennispark Twente organiseert de Kennispark TennisCup en de Kennispark Run, sportieve evenementen om mensen informeel met elkaar in contact te laten komen. Frans Schmetz van High Tech Campus in Eindhoven: “We organiseren zo’n 200 events per jaar. Van klein tot middelgroot tot groot. Soms inhoudelijk, maar vaak ook om de fun. Zoals de duurzame mobiliteitsbeurs. We organiseren dat tussen de middag als iedereen is aangewezen op The Strip als ze iets willen eten. Daar ontmoet je elkaar op een informeel moment. Al die mannen lopen daar rond, kijken even naar de auto’s en ontmoeten dan toch weer een oud-collega van vijf jaar geleden. Je creëert een moment van verbinding.”

Bij Rivium vertelt de nieuwe speler Tribes, een luxe co-werkplek en co-werkersnetwerk voor met name zakelijke dienstverlenging, evenementen te organiseren waarbij nadrukkelijk ook de andere ‘bewoners’ van Rivium uitgenodigd zijn. Daarmee kan, in tegenstelling tot de gebieden waar vanuit een campusorganisatie aan een community wordt gebouwd, ook ‘van onderop’ een community ontstaan.

Fysieke knooppunten

Dit soort communities die ‘van onderop’ ontstaan, zien we veel rond co-werkplekken. Deze fysieke knooppunten faciliteren aan de ene kant formele ontmoeting. Ze bieden plek aan bijeenkomsten – van zakelijke afspraken tot evenementen op een bepaald thema – en fungeren als platform waarbij je makkelijk in contact komt met gelijkgestemde professionals. Ook stimuleren ze ongeplande ontmoeting en gesprekken doordat voorzieningen als koffiehoek of restaurant gedeeld zijn en door informele bijeenkomsten als borrels of yoga-lessen te organiseren.

In een creatieve urbane hotspot zoals de binnenstad van Amsterdam speelt dit soort co-werkplekken een grote rol. Voorbeelden daarvan zijn Spaces, in 2008 begonnen aan de Herengracht in het centrum van Amsterdam, nu met vestigingen ook in Rotterdam en Den Haag en in het buitenland in Londen, New York, Sydney en Melbourne; The Impact Hub, een co-werkplek voor sociaal ondernemers – in 2005 gestart in Londen, in 2008 door enkele ondernemers naar Amsterdam gehaald. The Impact Hub heeft momenteel een netwerk van 73 locaties wereldwijd; en het Amerikaanse WeWork (vier jaar geleden opgericht) dat onlangs in de Amsterdamse binnenstad geland is, naast Londen de tweede plek in Europa. Deze keten van co-werkplekken biedt flexibele plekken voor zowel zelfstandige ondernemers en startups als dat het inspeelt op de behoefte van grotere bedrijven om dicht op hippe en innovatieve bedrijvigheid aan te schurken.

Discussietafels tijdens een evenement van het R&D-hotel op de Healthy Ageing Campus in Groningen (foto: Healthy Ageing Campus)

Discussietafels tijdens een evenement van het R&D-hotel op de Healthy Ageing Campus in Groningen (foto: Healthy Ageing Campus)

Deze verbinding tussen klein en groot hebben we ook terug gezien in Groningen en Eindhoven. In Groningen is bij de Healthy Ageing Campus het R&D Hotel opgezet, een flexibel aanbod van lab- en kantoorruimte dat op projectbasis kan worden gehuurd door onderzoekers en ondernemers. Zij kunnen inchecken wanneer ze willen en op elk moment weer vertrekken. Momenteel maken Siemens, DSM en Philips er gebruik van. Voor hen is het interessant om dicht op de faciliteiten en kennis, de access to clinic, van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te zitten. De daadwerkelijke menging van grotere bedrijven en startups komt echter nog niet geheel van de grond. Daan Bultje, directeur Healthy Ageing Network Noord-Nederland: “Dat komt onder meer doordat er al zo’n groot aanbod flexplekken is, ook in de panden van het UMCG en Rijksuniversiteit Groningen. Die zijn vaak goedkoper en de toegang tot faciliteiten is er beter.”

Op de High Tech Campus in Eindhoven komen grote en kleine bedrijven en onderzoek samen in de Nederlandse vestiging van EIT Digital. Dit is een Europese ‘open innovatie’ organisatie met een focus op innovatie in digitale technologie en met meerdere locaties in Europa en een in Silicon Valley. Elke locatie zien zij als een knooppunt waar lokale grote bedrijven, onderzoeksinstellingen en ondernemers aan zijn verbonden, tezamen vormen zij een internationaal netwerk. Shinjan Dasgupta, eigenaar van startup Proxible: “We are in a co-location center of EIT Digital: an international network that has co-location spaces all over Europe. We could use those places too, which is very interesting to get in touch with other people. The network is not limited to the HTC, but is international.”

Internationaal verbonden

EIT Digital illustreert mooi het statement van Bathelt, dat innovatie zowel een lokale dynamiek (local buzz) vergt als internationale verbindingen (global pipelines). Ook veel van de andere genoemde co-werkplekken zorgen voor internationale verbindingen, met hun vestigingen in verschillende steden. Ze faciliteren internationale netwerken van gelijkgestemden.

Een grote rol voor het leggen van internationale verbindingen is daarnaast weggelegd voor universiteiten. Allereerst doordat academici zeer internationaal opereren. Denk aan alle congressen waar zij collega’s uit het buitenland ontmoeten en kennis uitwisselen. Daarnaast kunnen universiteiten buitenlands talent aantrekken met toponderzoekers en gespecialiseerde onderzoeksgroepen die optimaal gefaciliteerd worden met onderzoeksfaciliteiten en -budgetten. Universiteit Twente biedt met het MESA+ Nanolab een zeer hoogwaardige onderzoeksfaciliteit met internationale aantrekkingskracht. Vincent ten Thij van bedrijf Thales: “Met het MESA+ Nanolab hebben we een unieke onderzoeksinfrastructuur, waarmee je vanzelf spinoffs krijgt. Dergelijke faciliteiten zijn onze propositie.”

Het MESA+ Nanolab is een open innovatielab. Dat betekent dat dit vrij toegankelijk is voor onderzoekers en ondernemers. De faciliteiten zijn daarmee laagdrempelig toegankelijk voor spinoffs van de universiteit en stimuleren kruisbestuiving tussen onderzoekers en ondernemers. Het lab maakt ook onderdeel uit van een netwerk van nanolabs in Nederland. Dit netwerk van nanolabs – met elkaar aanvullende faciliteiten in Delft, Eindhoven, Twente en Groningen – zorgt voor een state-of-the-art onderzoeksinfrastructuur voor nanotechnologie in Nederland. Daarmee wil men nationaal en internationaal uitwisseling tussen onderzoek bewerkstelligen. Dus met een nationaal netwerk is het doel nog beter te voorzien in global pipelines.

Nationale en regionale netwerken

Het nationale netwerk van nanolabs illustreert dat er uiteindelijk diverse schaalniveaus zijn, tussen local buzz en global pipelines, waarop netwerken zijn georganiseerd die bijdragen aan betekenisvolle interactie. Met het initiatief Startup Delta, onder aanvoering van oud-eurocommissaris Neelie Kroes, wordt gewerkt aan een nationaal netwerk van startup-hubs. Aan de ene kant wordt daarmee beoogd om het startup-ecosysteem in Nederland te versterken door onderlinge uitwisseling. Aan de andere kant is de ambitie om dit ecosysteem beter te verbinden met andere internationale startup-hubs, multinationals en internationale investeerders.

Ook op regionaal niveau zijn netwerken die van betekenis zijn voor de versterking van een innovatiemilieu. In de regio Eindhoven wordt onder de vlag van ‘Brainport’ samengewerkt door bedrijven, universiteit en gemeenten en verschillende campusorganisaties. In Twente wordt gewerkt aan een netwerk van campussen, met Kennispark Twente als kloppend hart, met als doel de hele keten van specialisatiegebieden van de regio te kunnen huisvesten. De Healthy Ageing Campus in Groningen is het brandpunt van het Healthy Ageing Netwerk Noord-Nederland, dat ook op andere locaties interactie organiseert, waaronder in de Health Hub in Roden (Drenthe). Met deze regionale samenwerkingen wordt de eigen concurrentiekracht versterkt, hetgeen kan bijdragen aan internationale zichtbaarheid en vanuit de samenwerking kunnen soms ook makkelijker internationale verbindingen worden gelegd.

Fysieke verbindingen

Internationale, nationale en regionale netwerken zijn instrumenteel in het leggen van internationale verbindingen. Uiteindelijk gaat het ook hierbij telkens om face-to-face-ontmoeting en daarmee is het evident dat internationale fysieke verbindingen een belangrijke rol spelen. In de gesprekken die wij voerden wordt daarbij belang gehecht aan een snelle en comfortabele treinverbinding met internationale luchthavens met relevante verbindingen. Naast Schiphol kwam daarbij de luchthaven van Düsseldorf ter sprake. Eindhoven Airport is van betekenis voor het innovatiemilieu van Brainport vanwege de frequente verbindingen met economische centra en specifieke innovatieregio’s. Die economische relevantie wordt groter naarmate verbindingen (meer)dagelijks worden gevlogen en indien enkele ontbrekende kennissteden alsmede transferhubs als London Heathrow als bestemmingen worden toegevoegd.

Edgar van Leest van Brainport: “Als je als bedrijf ergens een dochtervestiging wilt oprichten, wil je snelle bereikbaarheid, liefst zeven dagen per week.” En ook voor buitenlandse kenniswerkers is het relevant. Vincent ten Thij van Thales: “Expats hebben behoefte aan snelle internationale verbindingen. Vaak blijft bij een nieuwe baan het gezin in eerste instantie nog even achter en soms, zeker als de kinderen wat ouder zijn, komt het gezin helemaal niet mee.”

In de gesprekken die wij buiten de Randstad voerden, kwam soms frustratie naar boven over de Nederlandse inzet op hogesnelheidstreinverbindingen. In Eindhoven wordt voor de verbetering van de internationale bereikbaarheid veel belang gehecht aan snelle treinverbindingen die aantakken op het hogesnelheidsspoornetwerk in Duitsland. Ook werd er verscheidene malen gezegd dat een snelle treinverbinding met Schiphol en Amsterdam van grote waarde zou zijn voor de regio. In Groningen zien veel betrokkenen de gestrande Zuiderzee-lijn nog steeds als onbenutte kans.

Kortom

Een belangrijk kernelement voor succesvolle innovatiemilieus is een lokale dynamiek en internationale verbondenheid, local buzz en global pipelines. Het gaat hierbij in de kern om face-to-face-ontmoetingen. Co-locatie zoals in campussen kan een lokale dynamiek bevorderen, maar alleen met co-locatie ben je er nog niet. Lokale dynamiek kan je bevorderen door ruimtelijke ingrepen die informele ontmoeting stimuleren. Het gaat hierbij zowel om architectuur als om de inrichting van de openbare ruimte en strategische planning van voorzieningen in een gebied. Daarnaast spelen communities en fysieke knooppunten als co-werkplekken een belangrijke rol in het bevorderen zowel informele ontmoeting als samenwerking. Regionale en nationale netwerken kunnen de internationale aantrekkingskracht van innovatiemilieus versterken en kunnen instrumenteel zijn in het leggen van internationale verbindingen. Hoewel het hebben van global pipelines in essentie gaat om internationaal contact tussen mensen, kan een innovatiemilieu niet zonder goede fysieke internationale bereikbaarheid.

Voetnoten:
[1] Storper, M., Venables, A.J. (2003), Buzz: Face-To-Face Contact and the Urban Economy, London: London School of Economics and Political Science.
[2] Bathelt, H., et al (2004), Clusters and Knowledge: Local Buzz, Global Pipelines and the Process of Knowledge Creation. In: Progress in Human Geography (Vol. 28) pp. 31-56.

AmsterdamCapelle aan den IJsselEindhovenEnschedeGroningeninnovatieinnovatiemilieus

Judith Lekkerkerker

Over de auteur

Judith is adviseur, onderzoeker en schrijver op het gebied van stedelijke en regionale ontwikkeling.

Otto Raspe senior onderzoeker

Over de auteur

Otto Raspe studeerde economie aan de Universiteit van Tilburg. Na zijn afstuderen werkte hij als onderzoeker / adviseur bij TNO, waar hij adviseerde over (ruimtelijk) economische ontwikkelingen, de invloed van ruimtelijke investeringen (impactanalyse, kosten-batenanalyse), industrie studies en (regionale) economische benchmarks. Sinds 2002 werkt hij als senior onderzoeker bij het ​​Planbureau voor de Leefomgeving. Hier ligt zijn focus op de (gevolgen van de opkomst van de) kenniseconomie, innovatie en ondernemerschap.



Ook interessant:

Maak bedrijventerreinen klaar voor de (circulaire) toekomst

Cees-Jan Pen

Het platteland verandert sneller dan de stad

Anne Seghers

Ruimte voor de toekomst van werk

Freek Liebrand