Kritisch geluiden over ‘open data’ gaan eigenlijk allemaal over privacy. Er zijn echter ook andere kanttekeningen te plaatsen. Als we niet oppassen, leiden open data tot een grotere tweedeling in de samenleving. Deze ontwikkeling kan gekeerd worden als we de beschikbare informatie ook inzetten voor inclusieve steden en wijken.
Nadat zorg in het Verenigd Koninkrijk met de invoering van de National Health Service in 1948 voor alle lagen van de bevolking toegankelijk werd gemaakt, namen de verschillen in gezondheid tussen hoger en lagere klassen niet af. Een studie dertig jaar later liet zien dat ze zelfs waren toegenomen. Dankzij alle preventieprogramma’s ging de hogere klasse gezonder leven en steeg haar levensverwachting. De gezondheid van de lagere klasse verbeterde aanzienlijk minder. Dat vertelde Jonathan Wolff zijn publiek op 24 oktober in de Waalse Kerk in Amsterdam tijdens het filosofische Brainwash Festival.
De toegang tot informatie over gezondere levenspatronen was er voor alle lagen van de bevolking, toch deed vooral de hogere klasse er haar voordeel mee. Hogeropgeleiden zijn beter in staat beschikbare informatie te benutten om zo keuzes te maken die voor hen het meest voordelig zijn. In een context waarin steeds meer informatie voorhanden is en breed gepleit wordt voor meer open data, baart dit mij zorgen.
Politicoloog Robert Putnam vertelde onlangs in een interview met NRC Handelsblad dat zijn vrouw iets slims had bedacht voor het kiezen van een school van hun kind: beugels tellen. Hogeropgeleiden besteden meer geld aan de verzorging van hun kinderen. Hoe meer beugels, des te beter de school. Dat was jaren terug, de man is nu 74. Tegenwoordig kunnen ouders de schoolkeuze voor hun kind baseren op gedetailleerde online beschikbare informatie over hoe scholen presteren.
Ook bij de keuze voor een nieuwe woning kunnen we ons dankzij analyses van statistische gegevens van buurten infomeren over wat de beste buurten van Nederland of van een stad zijn. En in welke buurten – en soms zelfs steden als geheel – je toch liever niet zou gaan wonen. Je kan zelfs kijken of de buurt waar je oog op valt een beetje aansluit bij je eigen politieke kleur. Toch leuk om buren te hebben die enigszins dezelfde levenshouding hebben. En of een buurt een beetje in de lift zit – goed om te weten als je je huis weer met winst wil verkopen – kan je snel opmaken uit een analyse van woningwaarde van de online tool ‘CBS in uw buurt‘ van het Centraal bureau voor de statistiek.
Hogeropgeleiden zijn vaak mensen die niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk het vermogen hebben op basis van informatie keuzes te maken. De toenemende online beschikbaarheid van data en de interpretatie ervan door analyses, zal ertoe leiden dat er een groter onderscheid komt tussen buurten waar mensen voor kiezen en buurten waar mensen terecht komen of het vermogen niet hebben om er te vertrekken. Met in het achterhoofd de wetenschap dat de buurt waarin kinderen opgroeien een belangrijke rol speelt in de ontwikkelingskansen van een kind, krijg ik een pessimistisch beeld voor de toekomst. Open data zal leiden tot een sterkere tweedeling in de samenleving.
Is dit dan een pleidooi tegen open data? Nee. Er kunnen ook mooie dingen mee gebeuren. Zoals Groningers die op basis van data over aardbevingen meer medestanders vinden voor hun pleidooi om de gaswinning drastisch af te bouwen. Of bewoners die op basis van meetgegevens van luchtkwaliteit in actie komen om ingrijpen af te dwingen. En met het internationale project Smart Citizen verzamelen en delen bewoners zélf data om de luchtkwaliteit in hun buurt te verbeteren.
Maar met dit soort projecten wordt groeiende tweedeling nog niet voorkomen. De vraag is hoe open data ook benut kunnen worden voor het waarborgen van inclusieve steden en wijken. We belichtten onlangs een activistisch voorbeeld in Londen, een stad waar de betaalbaarheid van woningen in veel buurten sterk onder druk komt door allerlei grote nieuwbouwprojecten voor rijkeren. Daar heeft een groep architecten met het platform Concrete Action onlangs een ‘Wikileaks‘ opgezet voor bouwplannen. Daarmee hopen ze brede actie tegen ongewenste ontwikkelingen aan te wakkeren en bij te dragen aan het behoud van diverse buurten.
En misschien zijn er ook andere manieren waarop open data een bijdrage kunnen leveren. Putnam vertelde over hoe rond 1900 de Deense fotograaf en journalist Jacob Riis met het fotoboek How the other half lives de ogen van de rijke klasse opende voor hoe arme Amerikanen leefden. Er kwam meer bereidheid om belastingen te betalen voor investeringen in schoonwatervoorziening en riolering.
Het zou een groot goed zijn als de open data ook zo geanalyseerd worden om de verhalen van ‘de andere helft’ te vertellen. Om de verhalen te vertellen achter de cijfers van hoge werkloosheid in een buurt. De verhalen uit de buurten waar veel op zogenaamde ‘protestpartijen’ gestemd wordt, als de SP en de PVV. Om zo de ogen te openen van een deel van de bevolking dat wel het vermogen tot het maken van geïnformeerde keuzes heeft. En wie weet leidt dat tot een nieuwe politieke agenda in het land en vooral in de steden.
Want zoals Putnam zei: het waren de lokale politici die de voortrekkers waren in de omwenteling van begin vorige eeuw. De landelijke politici waren er om de ideeën te verkopen aan de elite.
—
Foto boven: Open data playground (foto: Southbank Centre)