Ook de overheid moet participeren

03 september 2015  /  Jorik Hepworth en Yvette Prinsen

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Bewoners die het niet eens zijn met de plannen van de gemeente en zelf met een alternatief komen voor de inrichting van de openbare ruimte. Het is geen nieuwe ontwikkeling, maar toch is het vaak moeilijk voor initiatiefnemers om hun plannen daadwerkelijk te realiseren. In deel 2 van de van de nazomerserie over ‘bottom-up planning’ een voorbeeld uit de Rotterdamse praktijk door de ogen van de initiatiefnemers. Het plan voor het Burgemeester Meineszplein was dicht bij realisatie, maar in de samenwerking met de gemeente werd duidelijk dat overheidsplannen en bewonersplannen toch gescheiden werelden zijn.

Het Burgemeester Meineszplein in Rotterdam-West is op het oog niet meer dan een verkeersrotonde met een enkele ondernemer in de aangrenzende plint. Voor buurtbewoners en ondernemers bleek het plein van grote waarde. Wijkontwikkelaar Yvette Prinsen en ontwerper Jorik Hepworth begeleidden de afgelopen jaren een bewonersinitiatief om het plein aantrekkelijker te maken en zien de plek – achteraf bezien – als proeftuin voor het staven van hun ideeën over bewonersbetrokkenheid en het maken van ruimtelijke plannen van onderop.

In 2008 trok de Bewonersgroep Burgemeester Meineszbuurt bij het (toen nog) deelgemeentelijke bestuur aan de bel: hangjongeren en foute ondernemers op het plein maakten de buurt onveilig. Een stevige politieke lobby leidde tot het ophangen van camera’s en mosquito’s (geluidsapparaten met hoge tonen die hangjongeren verdrijven, red.). Ook werden overlastgevende ondernemers uitgeplaatst.

Maar de ambities van de bewonersgroep bleken groter. De wensen waren een betere, groenere openbare ruimte, minder leegstand, beter ogend vastgoed en prettige nieuwe ondernemers. Zoals toen ook op andere plekken in de stad gebruikelijk was, werd met bewoners een integrale aanpak van het plein opgetuigd; de buitenruimte werd aangepakt, voor de bedrijfsruimten in de plint rondom het plein werd een brancheringsplan opgesteld en woningcorporaties werden verzocht tot het opkopen van vastgoed van huisjesmelkers of eigenaren die hun vastgoed niet goed (konden) onderhouden.

Tot de tijd van de terugtrekkende overheid aanbrak. De veiligheidscijfers waren inmiddels verbeterd, de deelgemeente verdween en corporaties kwamen zwaar onder vuur te liggen voor wat betreft hun rol in de wijken. De eerder opgestarte integrale aanpak bleek onhoudbaar. In 2012 werd de ‘transformatie’ van het plein in sterk vermagerde vorm afgerond en is het plein ‘teruggegeven’ aan de bewonersgroep.

Het Burgemeester Meineszplein in Rotterdam.

Het Burgemeester Meineszplein in Rotterdam. Foto: Laatie Plein Zijn

De buurt aan zet

Het moet gezegd worden: het plein is erop vooruitgegaan. Delen van het vastgoed zijn opgeknapt, er is een enkele nieuwe ondernemer aangetrokken en er zijn kleine verbeteringen in de openbare ruimte aangebracht. Echter, de betrokkenheid van de buurt bij het plein zakte bij de teruggave van het plein naar bewoners ook weg. De bewoners uit de bewonersgroep zagen elkaar minder vaak, het beloofde beheer van de nieuwe plantenbakken op het plein werd de taak van slechts één bewoner en nieuwe ondernemers konden niet rekenen op voldoende afzet in de buurt en worstelden met hun exploitatie. Het Burgemeester Meineszplein werd daarmee exemplarisch voor veel andere buurtplekken in de stad waar (her)ontwikkelingen als gevolg van de crisis in de bouw werden afgeblazen of stilgelegd tot betere tijden.

En precies dáár ontstond de eerste echte ‘Do-It-Yourself-beweging’. Nieuwe ondernemer Stichting Buurtflirt gehuisvest in het Aanschuifkantoor op het plein, startte in 2013 op eigen initiatief het project ‘Baas in eigen buurt’. Dit tweedaagse buurtfestival werd gefinancierd door lokale fondsen en ondernemers en had tot doel lokale ondernemers en waarden beter zichtbaar te maken, onderling te verbinden en de betrokkenheid bij het plein te vergroten. Onderdeel van het festival was een vakdag over  bottom-up buurtontwikkeling. Daar kwamen buurtbewoners, -ondernemers en (wijk)professionals op af. De conclusie van deze dag was: “De noodzaak tot ingrijpen moet lokaal geworteld zijn en vraagt commitment van bewoners en ondernemers en een overheid die op hoofdlijnen de regie voert.”

‘Laatie Plein Zijn!’

Bovenop alle ontwikkelingen in de Rotterdamse wijken, volgden de gemeenteraads- én gebiedscommissieverkiezingen van 2014. Dat laatste betreft het nieuwe bestuursmodel in de Rotterdamse gebieden, echter zonder bestuur.

Het wijklandschap in Rotterdam is sindsdien sterk veranderd en heeft tot veel nieuwe bewegingen en allianties geleid. Op het Burgemeester Meineszplein in Rotterdam-West kreeg dit vorm in het project ‘Laatie Plein Zijn!’, een samenwerking tussen betrokken ondernemers, bewoners, gebiedsorganisaties en onderwijsinstellingen. Het doel van dit project was, naast een mooiere openbare ruimte, minder leegstand en nieuwe prettige ondernemers om óók te voorzien in een lokale oplossing voor een grote opgave in de stad, namelijk die van de toenemende jeugdwerkeloosheid.

Deze tweede beweging van onderop kon ontstaan omdat de initiatiefnemers, een aantal betrokken bewoners en ondernemers, stevig in de verschillende relevante netwerken zaten en op die manier de verschillende opgaven met elkaar konden verknopen, ‘door de schotten heen’. De belangen waren ook aan de voorkant duidelijk; de eigen onderneming op het plein draaiende houden, meer bewonersverantwoordelijkheid bij het wel en wee van het plein, alsook een bijzondere interesse in experimenteren rondom (organische) buurtontwikkeling. Door zelf dichtbij en betrokken te zijn, maar ook te kunnen uitzoomen naar het grotere belang, is een kleine beweging op gang gebracht waarbij ook nieuwe partijen en buurtbewoners aanhaakten.

Met bewoners om de tekentafel. Afbeelding: Laatie Plein Zijn

Met bewoners om de tekentafel. Foto: Kaila Vreeken

De social designer als katalysator

Ook de TU Delft deed mee vanuit de masteropleiding Design for Interaction. Afstudeerder Jorik Hepworth onderzocht hoe bewoners met behulp van kennis en methodieken uit de creatieve sector een actieve bijdrage kunnen leveren aan de leefbaarheid van de buurt. Tijdens creatieve sessies vervaagden cultuur- en statusverschillen doordat iedereen met eenzelfde blik, namelijk die van initiator, naar het plein keek: “Hoe kunnen we het plein verbeteren en welke rol heb ik zelf daarin?” Dankzij de brainstorms, visualisaties, alternatieve selectiemethoden en deelpresentaties werden eerdere knelpunten nu gezien als kansen en ontstond er een focus op met name de fysieke herinrichting van het plein.

Met een stabiele groep van zo’n vijftien bewoners werden stappen gezet op weg van idee naar uitvoering. Hét tijdstip om als begeleidende bewoner-professionals langzaam los te laten. Een middel om dat in gang te zetten bleek de ‘train-de-trainer’-aanpak. Bewoners zijn begeleid in het zelf faciliteren van bewonersbijeenkomsten als onderdeel van het proces op weg naar draagvlak en uitvoering. Dat ging niet zonder slag of stoot maar leverde wel veel waardevolle informatie op: buurtbewoners en -ondernemers doen graag mee met buurtinitiatieven, maar in projecten waarin geen geld omgaat (als externe motivatie) bepalen beschikbare tijd en persoonlijke passie de mate van inzet. Bewoners die meededen wilden vooral graag bij de inhoud betrokken worden en niet zozeer bij het doorlopende proces en de daarbij horende verantwoordelijkheid. Mensen voelden zich al snel overvraagd als de gevraagde inzet de korte termijn en het inhoudelijke vraagstuk oversteeg.

Gebroken in de knop

In het creatieve proces werd iedereen gevraagd buiten de kaders te denken en naar realiseerbare ambities te kijken. Wat kunnen we nu al doen om op termijn die grotere ambitie te realiseren en wat is daarvoor nodig en beschikbaar? Die gesprekken verliepen goed en gelijkwaardig; iedereen kon zijn eigen expertise inzetten. Tot het moment dat de stap moest worden gemaakt naar de gemeentelijke diensten, daar waar de eindverantwoordelijkheid voor de openbare ruimte ligt.

Zonder dat zij het doorhadden, neigden ze naar overname van het proces: hun vergaderschema, interne bedrijfsprocessen, beleid en budgetproblemen werden opeens leidend. De dood in de pot voor het onderlinge vertrouwen en het stimuleren van ‘onderop-bewegingen’. De energie vloeide zichtbaar weg bij bewoners. Wij zagen daardoor ook geen mogelijkheid (meer) om de verantwoordelijkheid voor het proces met andere bewoners te delen en/of over te dragen. De voortgang hing nagenoeg volledig van onze inzet af. Naast beschikbare tijd en persoonlijke passie is vooruitzicht op verbetering van de situatie (binnen afzienbare tijd) een andere belangrijke voorwaarde voor bewonersbetrokkenheid.

laatiepleinzijn blogfoto 2

Bewoners brainstormen over de inrichting van het plein. Foto: Kaila Vreeken

Geleerde lessen

Het proces leidde tot waardevolle kennis over het slagen en falen van initiatieven voor bottom-up buurtontwikkeling en interventies in de openbare ruimte.

–  Alles staat of valt met een gevoelde urgentie bij bewoners en ondernemers zelf. Op buurtplekken die op het randje balanceren, krijg je de buurt niet zonder meer in beweging, daarvoor is stevig duw- en trekwerk nodig. Hoewel iedereen snapt dat ‘voorkomen beter is dan genezen’, blijkt dat maar moeilijk uitvoerbaar in de praktijk. Dat vraagt om een mentaliteitsverandering naar duurzaam eigenaarschap en zeggenschap en een overheid die dat respecteert.
– Daarnaast is het prettig om een neutrale procestrekker te hebben die vertrouwen en draagvlak vindt bij betrokkenen, met gepaste afstand kan kijken naar de opgave maar tegelijkertijd ook bruggen kan slaan, en die zowel het eindbeeld in de gaten houdt als aanstuurt op het concretiseren van tussentijdse resultaten. Ook moet deze persoon zich duurzaam betrokken voelen en niet te vroeg willen loslaten. Een bewoner zou zo’n rol kunnen oppakken, maar dat vraagt, zoals eerder gesteld, soms wel erg veel van mensen.
– De social designer bleek een aanwinst voor het proces. Methodieken uit de ontwerpwereld zijn goed toepasbaar en brengen mensen makkelijk in een modus van gelijkwaardige samenwerking.
– Participeren werkt alleen als het van twee kanten komt. Óók de overheid moet een participerende houding aannemen. Betrokken professionals moeten zich willen verplaatsen in de lokale en misschien op het oog soms marginale urgenties die gevoeld worden bij bewoners. Wuif die niet zomaar weg. Probeer achterliggende motivaties goed te begrijpen. Beschouw participeren niet als een opdracht maar als een nieuwe manier van samenwerken aan de wijken.

En nu verder?

Het initiatief ligt stil, maar de inspanningen op het plein zijn niet helemaal voor niets geweest: er zijn nieuwe verbindingen gelegd tussen verschillende groepen buurtbewoners en de ambities zijn bij de gemeentelijke diensten op de kaart gezet.

Daarnaast heeft het proces ook geleid tot een online platform in ontwikkeling waarin de inzichten van dit participatie- of bottom-up proces verwerkt zijn. Het brengt initiatieven en beschikbaar (sociaal) kapitaal in kaart en biedt praktische tips met betrekking tot het proces, creatieve oefeningen en rolverdelingen. Bovendien dient het als informatie- en communicatiemiddel tussen burgers, buurten, overheid en politiek en maakt het processen en verhoudingen transparanter zodat anderen er ook van kunnen leren.

Foto boven: bewoners tekenen hun plannen voor het Burgemeester Meineszplein (Foto: Laatie Plein Zijn)

De nazomerserie ‘bottom-up planning’ is een drieluik van verhalen over situaties waarin bewoners het heft in eigen hand nemen en ageren tegen de plannen van de gemeente voor de openbare ruimte. Deel 1 ging over de inspanningen van initiatiefnemers in Den Haag, die een alternatief plan voor herinrichting van de Lange Vijverberg realiseerden. Deel 3 beschouwt de resultaten van een onderzoek over bewonersparticipatie en beantwoordt de vraag: wat zijn de succesfactoren voor bottom-up planning door bewoners? Deel 3 wordt komende week gepubliceerd op RUIMTEVOLK.

BewonersinitiatiefBottom-upparticipatiesamenlevingRotterdam

Jorik Hepworth Service designer

Over de auteur

Jorik Hepworth studeerde af aan de TU Delft op het onderwerp leefbaarheid en bewonersparticipatie. Hij werkt bij ontwerpbureau Muzus en is eigenaar van de Briefkaars.

Yvette Prinsen Wijkontwikkelaar en planoloog

Over de auteur

Yvette is planoloog maar meer nog wijkontwikkelaar. Ze verbindt mensen en instituties en uitvoering en beleid. Na werkzaam te zijn geweest in de ruimtelijke ordening, koos ze in 2010 voor een baan als projectleider in de volkshuisvesting en wijkontwikkeling; mét mensen werken aan sterke wijken. Sinds 2014 is ze als zelfstandig ondernemer actief in, met name, de Rotterdamse wijken en op het gebied van (bottom-up) wijk- en buurtontwikkeling met een focus op (lokaal) eigenaarschap en zeggenschap. Met andere ondernemende wijkbewoners vormt ze tevens de Zorgvrijstaat Rotterdam West, een laboratorium voor sociale innovatie in Rotterdam-West.



Ook interessant:

Nieuw Zicht op Leiden

Daphne Koenders

Werklandschappen als speeltuin van de toekomst

Ana Luisa Moura

Springplank voor een betere stad

Anne Seghers