Groeiend aantal alleenstaanden in de stad vraagt andere woonomgevingen

23 juni 2015  /  Martin van der Maas

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Nooit eerder woonden er zoveel mensen alleen als nu in de westerse samenleving. Dit heeft enorme consequenties voor onze sociale, ruimtelijke en institutionele omgeving. Toch staat het zelden centraal in het ruimtelijke debat. Martin van der Maas pleit voor een betere balans tussen vraag en aanbod wat betreft passende woonomgevingen voor alleenstaanden.

Anno 2015 bestaat 37 procent van de Nederlandse huishoudens uit alleenstaanden, terwijl dat in 1980 nog maar 23 procent was en daarvoor nog veel minder. Naar verwachting groeit dat percentage verder naar ruim boven de veertig procent. Dat is ook te zien aan het gemiddelde aantal mensen dat in een woning woont. In de jaren zestig was dat nog bijna vier, nu minder dan 2,3.

De opkomst van de alleenstaande wordt volgens de Amerikaan Eric Klinenberg veroorzaakt door welvaartsgroei, de verzorgingsstaat, vrouwenemancipatie, de groei van steden, vergrijzing, een hogere levensverwachting, internet en televisie. Overkoepelend bestaat er een breed cultureel patroon dat hij samenvat als “a moral code which puts one’s obligation to care for the self on par with, if not above, one’s commitment to family”. Aangezien deze achterliggende krachten niet zomaar zullen verdwijnen, doen we er goed aan de vele alleenstaanden te accepteren als moderne realiteit en onze institutionele en ruimtelijke omgeving zo in te richten dat ook zij goed gedijen.

Gelukzalige gezinnen

De opkomst van de alleenstaande is vanaf de jaren zestig paradoxaal genoeg gelijk opgegaan met de enorme opkomst van de eengezinswoning in suburbane omgevingen. Dat was deels een doorschuifproces: gezinnen trokken van drie hoog achter naar suburbia en de opkomende alleenstaande vond plek in de vrijkomende stad.

Dit doorstromingsproces vond zo vloeiend en bijna vanzelfsprekend plaats, dat er vrijwel geen vraagtekens worden gezet bij bepaalde ingesleten gewoonten. Nog steeds worden er in veel Nederlandse weilanden heipalen geslagen met billboards vol jonge, gelukzalige gezinnen; alsof er sinds de jaren zestig demografisch niets is veranderd. Toen ik twaalf jaar geleden nog huishoudensprognoses maakte bij de provincie Gelderland, viel me al op dat slechts de een- en tweepersoonshuishoudens nog in aantal zouden groeien, en vooral die eerste.

Deze noties zijn onder stadsontwikkelaars en vele anderen nog geen gemeengoed. Volgens Klinenberg komt dat ten dele doordat alleenstaanden geen vaste, homogene groep vormen met een duidelijk afgebakend belang of met een eigen trots. Zij hebben zich niet georganiseerd zoals bijvoorbeeld 50+’ers, huurders, homoseksuelen, ondernemers, moslims, buurtbewoners of PGB-ers dat doen. Alleenstaanden zijn een vlottende categorie in alle lagen van de bevolking: van hippe jongeren tot kwetsbare ouderen en alles ertussenin. Nederland zit vol met alleenstaanden, maar ze laten zich niet horen. Ze stemmen echter wel met de voeten, en die bewegen zich – hoe kan het ook anders – naar de stad.

Togetherness

Stedelijkheid wordt vaak aangeprezen met rationele, economische termen: het belang van de kenniseconomie, kennisuitwisseling, third place working creative class. Maar die beschouwing is te beperkt. Juist alleenstaanden maken duidelijk dat stedelijkheid van belang is voor de totale mens, niet alleen de economische. De mens leeft ook als hij niet werkt (de oudere werkt zelfs helemaal niet) en stelt dus sociale eisen aan zijn woon- en leefomgeving.

Uit de gesprekken van Klinenberg met alleenstaanden wordt duidelijk dat velen van hen zelfbewust van twee walletjes wensen te eten. Voor een steeds grotere groep is alleen wonen geen meelijwekkend intermezzo meer tussen echtscheidingen, verweduwing en dood in, maar een bewuste keuze. Zij waarderen hun onafhankelijkheid en privacy thuis en willen op straat aanvullen wat ze thuis tekortkomen. Dat vereist dichtbevolkte, levendige, veilige straten met veel voorzieningen en volop spontane, vrijblijvende ontmoetingsmogelijkheden: intimacy at a distance, zoals Klinenberg het noemt. Ze zijn niet op zoek naar om bij thuis te komen, maar iemand om mee uit te gaan. Je zou de stad ook kunnen zien als een beschut en gezellig tehuis, maar dan zonder de zuster die je vertelt wat je moet doen.

Vrijblijvendheid is hier cruciaal. Jane Jacobs waarschuwde al in 1961 voor, wat zij noemde, ‘togetherness’ die tot uiting komt in steriele woonomgevingen die het vooral moeten hebben van geforceerd, georganiseerd en verplicht sociaal contact. Het onbedoelde resultaat is vaak dat bewoners sociaal contact liever maar helemaal vermijden. Liever niets dan alles. Dus wonen de meeste ouderen liever alleen dan bij hun kinderen. En dus hebben roommates een twijfelachtige reputatie, evenals intramurale woonvormen met gezamenlijke maaltijden. Maar dat maakt de vrijwillige keuze voor de eenzaamheid nog geen gelukkige. Eenzaamheid wordt onder alleenstaande ouderen vaak juist genoemd als grootste probleem en domotica lost dat niet voor ze op.

Jacobs vond dat ‘togetherness’ mensen dwingt tot een venijnige keuze tussen twee kwaden. Juist voor alleenstaanden zijn woonvormen en –omgevingen van belang die een fijnzinnig samenspel bieden tussen privacy en contact. Het spreekt bijna voor zich dat Vinexwijken – waar in de folders veel meer mensen op straat stonden ingetekend dan er in werkelijkheid rondlopen – voor hen minder geschikt zijn. Alleenstaanden verlangen een prikkelende omgeving, geen groot huis. En ook geen, zoals kritische Amerikanen weleens sneren, ‘soulcrushing suburban sprawl’.

Wooncarrière

Dit is geen pleidooi om vanaf nu wijken speciaal voor alleenstaanden of ouderen te bouwen. Veel mensen houden niet van stigma’s. Bovendien zijn de meeste alleenstaanden dat niet hun leven lang. Dit is wel een pleidooi voor reparatie van een gegroeide onbalans. Het aantal aantrekkelijke woonomgevingen voor alleenstaanden is onvoldoende meegegroeid met het aantal alleenstaanden, met een toenemende druk op te schaars stedelijk aanbod als resultaat. De voorspelbare wooncarrière uit het traditionele boekje gaat vaak niet meer op. De stad moet zich zodanig vormen naar de wispelturigheid en de individualiteit van de hedendaagse mens, dat stedelijke opties niet schaarser en duurder worden dan suburbane opties. Het stedelijke aanbod moet dus omhoog.

Oranjehof Alkmaar. Door: Martin van der Maas

Oranjehof Alkmaar. Door: Martin van der Maas

Het recente Oranjehof in Alkmaar laat zien hoe vaak deze boodschap nog gebrekkig wordt begrepen, zelfs op plekken die kansrijk zijn voor de hier bedoelde concepten. De smakelijke architectuur van de appartementen kan niet verhullen dat het Le Corbusier après la lettre betreft. De woningen zijn geschikt voor alleenstaanden, maar de woonomgeving veel minder. De lege compound is afhankelijk van togetherness, dat er echter slecht ontkiemt. Weliswaar dichtbij de stad, maar niet zelf stad creërend. De recente nieuwbouw in Amsterdam-Overhoeks lijdt aan een vergelijkbare kwaal.

De roep om meer stedelijkheid groeit, zelfs onder jonge gezinnen. Dat is anno 2015 niets nieuws onder de zon. De massale opkomst van het alleen wonen is echter een argument waarmee deze roep op welkome wijze kan worden versterkt.

Foto boven: “Begijnhof Breda” (Ciao Anita!/CC BY-SA 2.0)

Demografie

Martin van der Maas Planoloog en wijkmanager

Over de auteur

Martin van der Maas is planoloog, nu werkzaam als wijkmanager bij de gemeente Den Helder. Binnenkort start hij als planoloog bij de Dienst Ruimte en Duurzaamheid van de Gemeente Amsterdam, Voorheen was hij werkzaam bij de provincie Gelderland en bij Rooilijn, vaktijdschrift voor de planologie. Fascinaties: de systeemwereld jegens de leefwereld, organische wijkontwikkeling, Jane Jacobs



Ook interessant:

Terloopse contacten voor een veerkrachtige stad

Flip Krabbendam en Henriëtta Joosten

Een fundament voor het verhaal van morgen

Jeroen Niemans

NOVI: Een hoopvol perspectief?

Peter Paul Witsen