Het denken over bedrijventerreinen moet op de schop

22 juni 2015  /  Andrea Wagemans en Judith Lekkerkerker

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Bij het denken over bedrijventerreinen wordt vooral geredeneerd vanuit de bestaande terreinen. Ontwikkelingen als digitalisering en globalisering van productieketens zullen de vraag naar ruimte voor bedrijven echter drastisch veranderen. Willen we als land economisch vitaal blijven dan moeten we het huidige ‘hectaredenken’ verruilen voor een ruimtelijke strategie gebaseerd op een gezamenlijk geformuleerd economisch perspectief. Bestaande terreinen zullen hierbij een heel grote opgave worden. Dat stelt voormalig voorzitter van de taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen en huidig burgemeester van Tilburg Peter Noordanus.

U was voorzitter van de taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen. Is de opgave voor bedrijventerreinen nog dezelfde als in 2008?

Het advies van de taskforce is verjaard. De paradox is dat de situatie toen ging over overplanning en ik durf de stelling aan dat als we niet oppassen, we in de situatie van onderplanning terecht komen. De vraag naar traditionele mkb-bedrijventerreinen is beperkt en daar is zeker sprake van overaanbod en ook nog wel overplanning. Maar door digitalisering en globalisering van productieketens zien we een nieuwe vraag ontstaan. Dat is een vraag naar andere typen bedrijventerreinen en meer segmentatie in type werklocaties. Er wordt nog onvoldoende strategisch nagedacht en gewerkt aan het accommoderen van die nieuwe vraag. Dat is de opgave van nu en straks.

Kunt wat meer vertellen over die nieuwe vraag naar bedrijventerreinen?

Er zijn drie grote ontwikkelingen die ik zie. Allereerst leidt de opkomst van smart logistics tot een groeiende vraag naar grotere logistieke bedrijventerreinen op synchromodaal ontsloten plekken. Logistiek die verder gaat dan ‘dozen schuiven’, er is ook sprake van assembleren en vaak nog meer dan dat. Tesla bij ons in Tilburg is een mooi voorbeeld hiervan. Daar worden niet alleen de onderdelen uit de doos gehaald en in elkaar gezet, maar ook allerlei modificaties toegepast. Dat soort customisation gaat om maatwerk voor individuele klanten en snelle aflevering. En dus gaat het om vraag naar bedrijfsruimte dichtbij en goed verbonden met de afzetmarkt.

De tweede ontwikkeling wordt aangejaagd door wat we tegenwoordig smart industry noemen. De combinatie van internet of things, big data en maakindustrie. Als je wilt is smart industry schaalloos in haar productie, een 3D-printer kan je overal neerzetten. Maar de essentie is dat het totaal andere werkmilieus vraagt dan we traditioneel op bedrijventerreinen aanbieden. Werkmilieus die productie en R&D omvatten, maken en denken. Naarmate de maakindustrie meer gaat leunen op hogeropgeleiden en schaars talent op de arbeidsmarkt, worden voor die groep aantrekkelijke werkmilieus ook relevanter.

Zoals de High Tech Campus in Eindhoven, dat is het type werkmilieu waar het om gaat. Je hebt voor de smart industry een aantrekkelijk stedelijk milieu met diverse voorzieningen nodig, want anders krijg je niemand die er wil gaan werken. Gate2 in Gilze-Rijen zet met campusachtige ontwikkeling rondom de luchtvaartindustrie ook in op het creëren van een aantrekkelijk werkmilieu. En ik merk het groeiende belang daarvan ook in Tilburg zelf. Creatieve bedrijven verhuizen om arbeidsmarktredenen van traditionele bedrijventerreinen naar het herontwikkelde Veemarktterrein in de binnenstad. Dat zijn IT-bedrijven, maar ook maakindustriebedrijven. De productie vindt plaats in Azië. En dat is de derde ontwikkeling die ik zie. Het denken vindt hier plaats, in aantrekkelijke stedelijke werkmilieus, het maken elders.

De nieuwe vraag naar bedrijventerreinen varieert dus van vraag naar grotere logistieke bedrijven op synchromodaal ontsloten plekken tot aantrekkelijke werkmilieus waar productie en R&D samenkomen tot aantrekkelijke stedelijke werkmilieus voor ontwikkeling zonder productie.

Welke strategie hanteert Tilburg daarbij?

Productieketens kristalliseren zich uit in een netwerk van onderling verbonden locaties, dus je moet ook met een netwerkbenadering proberen te denken in het creëren van werkmilieus. Als stad investeren wij daar bewust in en werken we nauw samen met buurgemeenten en provincie, maar ook met onderwijs en bedrijfsleven. Dit is de sleutel tot het doorontwikkelen van onze maakindustrie tot een die sterk staat in de mondiale competitie.

Tilburg investeert, samen met de provincie, in de ontwikkeling van de Gate2 campus in Gilze-Rijen. Dat is naast de vliegbasis de beste plek voor dat type bedrijvigheid. Er is daar een lijmacademie gevestigd, waar hooggeschoolde chemici voor de luchtvaart composieten en specifieke lijmen ontwikkelen en produceren en waar ook trainingen worden gegeven. Er wordt een 3D-printfaciliteit ontwikkeld om productontwikkeling door kleinere makers te accommoderen. We werken er samen aan Campione, een fieldlab voor smart maintenance waarmee de productiviteit van chemische bedrijven kan worden verhoogd. En er zijn hbo- en mbo-opleidingen in luchtvaarttechniek. Dit levert directe werkgelegenheid op voor Tilburgers, maar draagt ook bij aan kennisontwikkeling en innovatie voor andere lokale maakindustriebedrijven en we hopen dat de campus seedlings oplevert die de bedrijven van morgen gaan zijn. Kortom, voor Tilburg is investeren in Gate2 investeren in werkgelegenheid voor Tilburgers voor nu en in de toekomst.

Daarnaast werken we aan goed ontsloten logistieke terreinen. Brabant heeft met haar oost-west-corridor een geweldige positie. Het is van belang om in die multimodale infrastructuur te investeren. Moerdijksehoek kan zich als multimodaal knooppunt ontwikkelen tot subhub van de Maasvlakte. Het is belangrijk dat er een schaalvergroting wordt gerealiseerd in de logistieke scheepvaart in Waalwijk met een klasse 5 haven, dat de laatste stappen worden gemaakt in de railverbinding en dat het Wilhelminakanaal wordt verbreed tot aan de terminal die we hebben aangelegd. Dan hebben we voor het Hart van Brabant de groei in randvoorwaardelijke zin geaccommodeerd.

Wat betekenen de genoemde ontwikkelingen voor bestaande bedrijventerreinen?

Het denken over bedrijventerreinenplanning in Nederland is altijd een ‘hectarenverhaal’ geweest, waarin onvoldoende is nagedacht over segmentatie. De discussie moet zich in die richting gaan ontwikkelen. Je moet in totaal verschillende deelvragen durven denken. Vraag naar klassieke bedrijventerreinen voor mkb-bedrijven die service verlenen aan de stad, zoals loodgieters en autogarages. Vraag naar smart industry-locaties waar productie en R&D samenkomen, sterk verbonden aan kenniswerkers en dicht bij de stad. En vraag naar smart logistics-locaties, synchromodaal ontsloten grote kavels.

Als ik nu een advies zou moeten schrijven met een taskforce bedrijventerreinen dan zou ik zeggen: differentieer, en ruim de voor de service-economie ontwikkelde bedrijventerreinen zonder toekomstperspectief op. Je zal dit soort terreinen altijd nodig blijven hebben, maar in veel beperktere mate dan voorheen. Maar dat is makkelijk praten.

Voor de brownfields is de oplossing nog niet gevonden. De taskforce had een vereveningssysteem ontwikkeld voor herontwikkeling vanuit het idee dat gedeelde smart halve smart is. Met Rijksgeld, een deel van de baten uit de ontwikkeling van nieuwe terreinen en regionaal grondprijsbeleid. Dit systeem werkt niet meer. Het Rijksbudget is verdwenen. Op de greenfields moeten gemeenten vooral afboeken en de markt is zwak en kan weinig dragen.

Dus we zullen moeten leven met stagnatie van herstructurering van bedrijventerreinen ten behoeve van de nieuwe vraag of andere doeleinden. Daar is geen geld voor. Dat is een beetje vergelijkbaar met het debat over leegstand in kantoren. Waar de markt het kan oppakken – in Amsterdam binnen de ring en net buiten de ring – zal het nog wel tot ontwikkeling komen. Maar elders zal dat niet zo snel gaan. Er is bijna geen sprake van een ontwikkelmarkt voor bedrijventerreinen. Initiatieven van individuele ondernemers zijn er nauwelijks en een lening van de bank krijgen is voor hen zo goed als onmogelijk.

Dus wat gaat er dan gebeuren? Dat is te voorspellen. Er zullen bedrijventerreinen in Nederland gaan verloederen en daar kan ik dan in mijn rol als burgemeester en voorzitter van de taskforce bestrijding georganiseerde criminaliteit Brabant-Zeeland mee aan de slag. Zo eenvoudig ligt dat. Optimisten denken dat verouderde bedrijventerreinen broedplaatsen zijn voor creativiteit als opmaat naar gentrification. Maar dat zal in de Nieuwegeinen, de Rijswijken niet gebeuren. Het worden eerder broedplaatsen voor criminaliteit.

Kan de overheid hier nog iets in betekenen?

De net geschetste ontwikkeling vraagt eigenlijk om een taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen revisited, de opgave wordt alleen maar groter en urgenter. Daarnaast moet allereerst gestopt worden met hectaredenken. Het op slot zetten van ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen omdat er leegstaande verouderde bedrijventerreinen zijn, is funest. We raken hier in vrij rap tempo door die grote logistiek georiënteerde kavels heen. Met buurgemeente Goirle zijn we bezig met een grenscorrectie zodat wij een locatie, bestemd voor bedrijvigheid waar geen behoefte aan is, kunnen afstoten en zij die gronden kunnen gebruiken voor het afronden van een woonwijk die er tegenaan ligt. Daarmee krijgen wij weer ruimte voor het ontwikkelen van een bedrijventerrein elders. Ook zijn we nu een voorstel aan het ontwikkelen om kleine bedrijventerreintjes zonder perspectief op te ruimen en daarmee een aantal hectaren in te leveren ten gunste van een synchromodaal ontsloten nieuwe bedrijventerreinontwikkeling. Dit is lang niet in alle gevallen mogelijk overigens, bij gebrek aan geld bij gemeenten, door onmogelijke grondexploitaties en bij ontbreken van steun vanuit het Rijk.

Ook in provinciale programmering moet gestopt worden met hectaredenken en consensusplanning. Niet elke gemeente wat ruimte voor bedrijvigheid toebedelen, maar een subtiele strategische planning gestoeld op ruimtelijke en economische kansen. Een plan met oog voor aanboddifferentiatie die aansluit op de gesegmenteerde vraag en die, ook in een regio als deze, oude plannen schrapt en terreinen waar geen markt voor is opdoekt.

Gemeenten moeten weer een sterke rol oppakken bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen. Dat vraagt publiek ondernemerschap en niet op de manier zoals voor de crisis, waarbij ieder zijn eigen bedrijventerrein had. Het vraagt om gezamenlijke regie vanuit het denken in ruimtelijke en economische kansen, met een Rijksbeleid dat inziet dat het bij de economische toekomst van ons land gaat om de vitaliteit van die twee nieuwe typen bedrijventerreinen.

Op Rijksniveau zou ik graag meer ambitie willen zien. Het ruimtelijk beleid wordt door de institutionele context heel sterk verbonden met duurzaamheid, klimaat en water. Dat is op zich allemaal heel goed, maar in de kern gaat het ook over de economische vitaliteit van ons land. Daarom is het in mijn ogen is het nu des te belangrijker om de ruimtelijke ordening te repolitiseren vanuit het economische perspectief dat we met elkaar definiëren. En ga daarbij ook nadenken over wat de nieuwe sleutelprojecten zijn voor de nieuwe maakindustrie.

Foto boven: “Luchtfoto van industrieterrein De Dubbelen in Veghel, gezien van bovenaf de A50.” (Door: Joop van Houdt, via https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat/CC BY 2.0)

BedrijventerreinenJaar van de Ruimte

Andrea Wagemans Zelfstandig professional

Over de auteur

Andrea werkte in 2015 als redacteur en onderzoeker bij RUIMTEVOLK.

Judith Lekkerkerker

Over de auteur

Judith is adviseur, onderzoeker en schrijver op het gebied van stedelijke en regionale ontwikkeling.



Ook interessant:

De ambitieuze wijk van morgen

Chris ten Dam, Gerjan Streng, Maarten Hajer, Peter Pelzer en Thijs van Spaandonk

Een fundament voor het verhaal van morgen

Jeroen Niemans

Publieke welvaart

Simon Franke en Wouter Veldhuis