Nederland veranderde ingrijpend in de 19e eeuw. Dankzij nieuwe technologie, infrastructuur en communicatiemiddelen ontstond de moderne samenleving. De industriële revolutie leidde tot nieuwe maatschappelijke verhoudingen, groeiende steden en een gigantisch milieuprobleem. Het tijdsgewricht waarin we nu verkeren toont opvallende overeenkomsten met de situatie van de Nederlandse steden in de 19e eeuw, vindt Auke van der Woud, emeritus hoogleraar architectuur- en stedenbouwgeschiedenis.
Auke van der Woud is auteur van het boek Koninkrijk vol sloppen waarin hij de situatie beschrijft van Nederlandse steden in de 19e eeuw en hoe de beweging op gang kwam om daar verbetering in te brengen. Hij schetst vijf parallellen tussen nu en de periode die in dit boek centraal staat.
De plotselinge industrialisatie in de 19e eeuw zorgde volgens Van der Woud voor een gigantische milieuramp. “Er was alleen oog voor de productie, het afval telde niet. Eeuwenlang werd het vuil in de rivier gedumpt en afgevoerd naar de zee. In Londen was rond 1850 de Thames helemaal dichtgeslibd. Op het water lag zo’n laag fecaliën en industrieresten dat het een dikke drab was geworden, waardoor het water niet meer naar de zee kon stromen. Vervuiling werd later nog versterkt door de komst van de chemische industrie. De aardgasfabrieken stopten de giftige reststoffen gewoon in de grond. De gevolgen hiervan waren gigantisch: vieze steden en grote gezondheidsproblemen.”
“Er waren toen, net als nu, wel mensen die waarschuwden. De kennis was aanwezig. Artsen wisten dondersgoed waar mensen ziek van werden en ingenieurs pleitten voor een betere infrastructuur voor de afvoerstromen. Maar er was weinig oog voor de problematiek. Iedereen was gelukkig met de welvaartstijging, wat de aandacht afleidde van de schadeposten. De mensen die er invloed op hadden, waren vaak ook de eigenaren van de fabrieken en zij sloten hun ogen voor de keerzijde van de groei. Ook nu zijn er mensen die zeggen dat we een prijs moeten betalen voor de enorme welvaartstijging, maar desondanks ligt de focus vaak nog steeds op welvaart en productie en de kosten blijven we afwentelen op het milieu.”
Nu grondstoffen steeds schaarser worden, wordt het denken in kringlopen steeds urgenter. Mede dankzij nieuwe technologieën worden nieuwe verdienmodellen ontwikkeld rondom het verwerken van afval. Deze verdienmodellen waren er vroeger ook al, maar die zijn verloren gegaan door de opkomst van de wegwerpmaatschappij in de vorige eeuw. Ook al lijkt het haaks te staan op de vervuilende industrie van de 19e eeuw, de kringloop was een vanzelfsprekend onderdeel van het leven.
Van der Woud: “Er was een hele economie van mensen die hun geld verdienden met afval. Er liepen handelaren met handkarren door de stad: de schillenboer, de lompenhandelaar en mensen die het oud papier ophaalden. Deze economie zie je nu terug in landen in Azië en Afrika, waar mensen leven van goederen die zij vinden in op de vuilnisbelt. Maar in de westerse maatschappij is deze economie een tijd lang grotendeels verdwenen. Je ziet dit nu wel weer terugkomen in de ideeën rondom de circulaire economie.”
Volgens van der Woud gooiden huishoudens in de 19e eeuw eigenlijk zelden iets weg. Dit veranderde ingrijpend in de 20e eeuw door schaalvergroting en de introductie van de confectie. “Er ontstond een nieuwe economie van voortdurend kopen en consumeren op basis van de dictatuur van de mode. De wegwerpmaatschappij is dus eigenlijk heel recent. En nu al zien we dat de prijs die we voor deze welvaart betalen eigenlijk te hoog is, als je kijkt naar grondstoffenschaarste, milieuproblematiek en de slechte arbeidsomstandigheden op de plaatsen waar onze spullen worden geproduceerd. Op de langere termijn is er dan ook geen alternatief dan de kringloop weer terug te brengen in onze economie.”
“Hoewel er wel kennis was over de gevolgen van de vervuilende industrie, werd er weinig aan gedaan, omdat een wettelijk kader om vervuiling tegen te gaan ontbrak. Je kon niets doen tegen mensen die de zaak vervuilden. Er was wel een ‘hinderwet’, waarmee overlastgevende industrieën uit de stad geweerd konden worden, maar vaak stonden de fabrieken al midden in de stad. Als zij hun productieproces wijzigden naar bijvoorbeeld een methode met meer chemicaliën, dan kon het stadsbestuur daar niets aan doen. Pas toen er veel later, rond 1980, een gigantisch vuilprobleem was in de Vogelmeerpolder in Noord-Holland kwam de politiek in actie. Dit was een enorm milieuschandaal dat hielp om het grote publiek de ogen te openen voor milieuproblematiek. Natuurlijk hadden allerlei geleerden allang gepleit voor een nieuw wettelijk kader, maar in de geschiedenis zie je vaak dat eerst de publieke opinie moet keren voordat het tij daadwerkelijk keert.”
“Je ziet dit nu weer gebeuren met maatregelen tegen bijvoorbeeld fijnstof, of met nieuwe vormen van energie. Er zijn weer wetenschappers die waarschuwen, er is genoeg geld en kennis om te investeren in alternatieve energiebronnen en er zijn mogelijkheden om de wet- en regelgeving aan te passen voor een duurzamere economie. Toch loopt Nederland enorm achter. De kans is groot dat dit pas gaat veranderen als het echt niet anders kan, zoals we in de geschiedenis vaak hebben gezien.”
Moderne communicatietechnieken en technologische vooruitgang hebben de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de 19e eeuw enorm beïnvloed. Nu hebben het internet, apps en de ontwikkelingen rondom de ‘smart city’ een vergelijkbare invloed op het functioneren van steden en haar inwoners. “Rond 1850-1860 waren er veel nieuwe communicatiemiddelen. De telegraaf werd uitgevonden, dat was eigenlijk de e-mail van nu. Het was opeens mogelijk om supersnel berichten te sturen. Ook kwamen er nieuwe spoorverbindingen en mogelijkheden voor de scheepvaart dankzij de stoommachine. Meteen begon het gesleep met goederen over de wereld, wat zorgde voor nieuwe verdienmodellen en een andere ruimtelijke ordening.
De steeds verdergaande ontwikkeling van het internet heeft nu hetzelfde effect. Net als met de komst van de spoorwegen, die de basis legden voor ons huidige systeem, zie je dat internet ieder productieproces versterkt. Ook heeft het impact op onze gezondheid. Rond 1900 hadden mensen last van zogenaamde ‘fin-de-siecle’-kwalen. Mensen voelden zich zenuwachtig en gejaagd. Nu denken we dat de ontwikkelingen rondom de smartphone zijn weerslag hebben op ons ritme, concentratie en functioneren, maar in de 19e eeuw drukten de nieuwe technologieën net zo erg op de mensen.”
“In de 19e eeuw waren milieuproblemen zeer lokaal. In Tilburg werd bijvoorbeeld textiel geverfd en de reststoffen hiervan kwamen in de slootjes terecht. Maar in Amsterdam was er niemand die zich daar druk om maakte. Tegenwoordig is dat nog steeds zo, want de milieuproblematiek die ontstaat door de economie van het westen komt tot uiting in de lagelonenlanden waar de productie naartoe is verplaatst. En als een olielek zorgt voor milieuproblematiek in Siberië is dat een ver-van-ons-bed-show.”
“Het grote verschil is dat mensen die zich vroeger boos maakten om het terugdringen van flora en fauna, het afval en de gifstoffen, geen toegang hadden tot de macht. De eigenaren van fabrieken hadden de touwtjes in handen. Nu heeft iedereen toegang tot moderne communicatiemiddelen en daarmee tot kennis. Mensen kunnen hun boodschap delen en kunnen andere mensen deze boodschap ontvangen. Hierdoor gaan de ontwikkelingen nu een stuk sneller dan in de 19e eeuw.”
Kortom, sommige vraagstukken die nu spelen waren ook in de 19e eeuw actueel. De vraag is hoe de geschiedenis zich voortzet. Van der Woud: “Het lijkt wel of steeds meer mensen aanvoelen dat we zo niet door kunnen gaan en dat er iets moet kantelen, zoals dat ook in de 19e eeuw gebeurde. Rond 1900 vond er een enorme transitie plaats door de komst van de woningwet en gezondheidswet. Het leefmilieu van een paar miljoen Nederlanders werd daarmee flink verbeterd.”
—
Foto: Delftsevaart Rotterdam rond 1890 (Detroit Publishing Company / WikiCommons)