In de dynamiek van toenemende aandacht voor groeiende verschillen in de samenleving organiseerden wij een gesprek met onderzoekers, wetenschappers en opiniemakers vanuit diverse invalshoeken. Dit gesprek hebben we vertaald naar de Agenda voor ruimtelijke segregatie en groeiende sociaaleconomische verschillen in Nederland. Een agenda die met name oproept tot politiek debat over de toekomst van de middenklasse en middelgrote steden. Want vooralsnog is ‘het midden’ in deze discussie een grote blinde vlek.
Internationaal groeit het debat over toenemende ongelijkheid in de samenleving. Een debat dat wordt aangezwengeld door economen als Paul Krugman, Joseph Stiglitz en recentelijk vooral Thomas Piketty met zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw.
Ook in Nederland komt er meer aandacht voor ongelijkheid in de samenleving. Blogs op RUIMTEVOLK over dit onderwerp worden goed gelezen en bediscussieerd en sinds kort verrichten ook de adviesraden en planbureaus van de overheid verschillende onderzoeken over het thema ‘maatschappelijke scheidslijnen’. De WRR en het SCP hebben rapporten gepubliceerd als Hoe ongelijk is Nederland?, Gescheiden werelden? en Verschil in Nederland.
Samen met de initiatieven ‘Jaar van de Ruimte‘ en ‘Agenda Stad’ – waarbij een breed publiek debat over het ruimtelijk beleid voor de toekomst van Nederland wordt nagestreefd – vormt deze dynamiek een mooie aanleiding om met een groep onderzoekers, wetenschappers en opiniemakers vanuit diverse invalshoeken het vraagstuk ruimtelijke ongelijkheid onder de loep te nemen. Zodoende organiseerde RUIMTEVOLK in februari een gesprek hierover. De centrale vraag: uiten de groeiende sociaal-culturele verschillen in de samenleving zich ook ruimtelijk? Zo ja, hoe en waar uit zich dit en heeft dit negatieve consequenties?
Het resultaat van dit gesprek is een agenda die vragen agendeert voor onderzoek en bovenal voor politiek debat. Want als er iets duidelijk is, is het dat de groeiende verschillen in Nederland een prominente plek op de politieke agenda vragen. De hele agenda kunt u hier lezen. Hieronder een korte schets van de hoofdpunten.
In Nederland is vooralsnog geen sprake van een harde scheidslijn tussen bevolkingsgroepen. Hooguit kan gezegd worden dat in Nederland sprake is van een ‘zachte tweedeling’, zo concludeert het onderzoek Verschil in Nederland van het SCP. Aan de uitersten twee sociale klassen – de ‘gevestigde bovenlaag’ en het ‘precariaat’ – die elk goed zijn voor 15 procent van de Nederlandse bevolking. De 70 procent daartussen valt te typeren in vier maatschappelijke segmenten – ‘jonge kansrijken’, de ‘werkende middengroep’, ‘comfortabel gepensioneerden’ en ‘onzekere werkenden’. Hoewel er veel aandacht uitgaat naar de verschillen tussen de twee uitersten, die steeds sterker naar voren komen, is er nog een grote middengroep. Zodoende is er geen sprake van een harde scheidslijn in de samenleving.
Maar wat nog geen scheidslijn is, kan wel een scheidslijn worden. Er zijn namelijk aanwijzingen dat stabiliteit in de sociale klassen en maatschappelijke segmenten in de middenklassen niet vanzelf spreekt. Cruciaal is de vraag hoe de grote en ‘verbindende’ middenklasse zich gaat ontwikkelen. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, waar zich een polarisatie aftekent tussen hogeropgeleiden enerzijds en lager- en middelbaar opgeleiden anderzijds, kunnen ertoe leiden dat de middengroep kleiner wordt (the squeezed middle) waardoor de kloof tussen de twee uiterste sociale klassen groeit.
De middenklasse is echter geen homogene groep. ‘Jonge kansrijken’, de ‘werkende middengroep’, ‘comfortabel gepensioneerden’ en ‘onzekere werkenden’ worden allen geschaard onder deze groep. Wat het perspectief van deze gemêleerde middenklasse is, is ongewis. Daarom is er dringend behoefte aan een gedetailleerde verkenning van het perspectief van de middenklasse in een context van groeiende verschillen en een verslechter(en)de positie op de arbeidsmarkt. Een onderzoek dat met name door sociologen en economen opgepakt zou moeten worden.
Er is al lange tijd aandacht voor ruimtelijke segregatie in de vorm van concentratie van sociaaleconomische problematiek in bepaalde wijken in de grote stad of in krimpgebieden. Er is echter een nieuw patroon van ruimtelijke segregatie dat uit een stapeling van recente onderzoeken naar voren komt.
Er lijken twee werelden te ontstaan. Aan de ene kant een netwerk van grote steden, vooral gelegen in het westen van het land, met veel hoger opgeleiden en jong volwassenen. Zij vormen een groep zeer mobiele mensen die leeft in ‘Nederland stadstaat’ en zorgt voor de verbinding tussen de steden. Aan de andere kant gebieden die niet goed aangetakt zijn op dit netwerk, waar dagelijkse verplaatsingen worden gedomineerd door middelbaar en lager opgeleiden en ouderen. Zij hebben een beperktere actieradius die het schaalniveau van het stadsgewest veelal niet ontstijgt. Dit zijn middelgrote steden en dorpen die meer perifeer liggen (in de krimpregio’s), maar soms ook gebieden die tussen de steden van het grootstedelijk netwerk liggen en soms zelfs in de directe nabijheid van een grote stad. Dit patroon is de laatste decennia sterk gegroeid – laat (nog te publiceren) onderzoek van Pieter Tordoir zien – en houdt sterk verband met de trek van hogeropgeleiden en jongeren naar de grote steden.
Naast grote sociaaleconomische verschillen tussen wijken in een stad of tussen verschillende regio’s vormen deze zich steeds sterker manifesterende verschillen op het schaalniveau tussen wijk en regio een nieuw patroon van ruimtelijke segregatie.
Overheidsbeleid gaat veelal uit van klassieke tweedelingen tussen stad en platteland, Randstad en de rest. Het hedendaags beleid richt zich grofweg op ‘backing the winners’, het versterken van wat sterk is (de grote steden), en de leefbaarheid op het platteland. Analyse en beleid voor het grote midden ontbreekt, terwijl voor sommige middelgrote steden het toekomstperspectief vol uitdagingen zit.
Het nationale beleid wordt gedomineerd door een grootstedelijke blik. De dynamiek van de grote stad en de belevingswereld van hogeropgeleiden is de norm en dat leidt tot generiek beleid. Daarmee gaat het voorbij aan de grote verschillen tussen en binnen regio’s en aan de lokale dynamiek. De visie op Nederland is zo redelijk beperkt. Ook kan het leiden tot overproblematisering en onderwaardering. Als een gebied slecht scoort op sociaaleconomische kenmerken hoeft het nog niet direct te zijn dat de leefbaarheid daar ook in het geding is of dat het gebied geen potentie heeft.
Met het huidige nationale beleid ligt het gevaar op de loer dat de groeiende verschillen tussen en in regio’s verder in de hand worden gewerkt. Er is meer aandacht nodig voor de eigenheid en de potentie van gebieden en het functioneren van lokale economieën en netwerken. Zij moeten daarbij de ruimte krijgen om zich op een eigen manier te kunnen ontwikkelen; op eigen wijze de lokale economie draaiende houden of heruitvinden, of de samenleving vormgeven. Een manier die anders kan zijn dan gangbaar is in grootstedelijke gebieden.
Het kan zo zijn dat een gebied weinig potentie heeft om zelf een lokale economie draaiende te houden of te heruitvinden. Waar mensen die daartoe in staat zijn blijven wegtrekken. Waar sociaaleconomische problematiek toeneemt en de leefbaarheid onder druk komt te staan. De vraag die al snel opkomt is of er een ondergrens is. Een punt waarop de solidariteit die altijd kenmerkend was voor de Nederlandse samenleving in actie komt om de gebieden en regio’s die het zelf niet redden te ondersteunen.
En als er een ondergrens is, wat is dan precies die ondergrens? Is dat vanuit een economische benadering het moment dat er sprake is van onderbenutting van economisch potentieel (lees: onbenut arbeidspotentieel)? Gaat het om de aanwezigheid en toegankelijkheid van onderwijs, zorg en werk? Of is er pas een ondergrens als er sprake is van sociale onrust? En wat houdt solidariteit dan in? Moeten sterkere gemeenten zich ontfermen over naburige gemeenten die in zwaar weer verkeren? Gaan sterke gemeenten een stedenband aan met gemeenten in regio’s aan de rand van ons land (zoals Amsterdam al een stedenband is aangegaan met Delfzijl, Heerlen en Sluis)? Of is daar een rol weggelegd voor provincie of Rijk?
In het gesprek werd geconcludeerd dat er dringend aandacht moet komen voor het midden. De middenklasse en middelgrote steden hebben lang in de schaduw van de belangstelling gestaan. Er is sprake van een lacune in kennis en inzicht terwijl er ontwikkelingen zijn die alarmbellen doen rinkelen. Je zou kunnen zeggen dat de dreiging van sociale tweedeling vanuit het midden komt. Tegelijkertijd is ‘het midden’ misschien wel de stille kracht van Nederland en liggen in het midden kansen voor de toekomst van ons land.
RUIMTEVOLK Denktank Diner Ruimtelijke segregatie in Nederland (foto: RUIMTEVOLK)
—
Aan het gesprek over groeiende sociaaleconomische verschillen in Nederlandse regio’s namen deel Pieter Tordoir, Menno van der Veen, Gert-Jan Hospers, Leonie Janssen-Jansen, Arnold Reijndorp, Ton Selten, Errik Buursink, Michiel van Meeteren, Annemiek Rijckenberg, Josse de Voogd, Will Tiemeijer, Lotte Vermeij, Sjors de Vries, Judith Lekkerkerker en Andrea Wagemans.
De Agenda Ruimtelijke segregatie en groeiende sociaaleconomische verschillen in Nederland is hier te downloaden.
Eerder werd al door Joks Jansen bepleit dat er meer aandacht moet komen voor ‘Midsize Nederland’, de middelgrote stad. Dit pleidooi wordt door de uitkomst van het gesprek kracht bijgezet. Samen met BrabantKennis voert RUIMTEVOLK een toekomstverkenning uit naar het perspectief van middelgrote steden in Brabant, eind april wordt de toekomstverkenning opgeleverd.
Foto boven: Kalverstraat (foto: Marcel Oosterwijk, CC BY-SA-2.0)
Andrea Wagemans Zelfstandig professional
Judith Lekkerkerker