De circulaire stad vraagt een circulaire democratie

10 februari 2015  /  Martin van der Maas

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Het Jaar van de Ruimte, de IABR 2014, RUIMTEVOLK-expedities: zomaar een greep uit de ruimtelijke discussieagenda van de laatste tijd. Al jaren vraag ik mij af hoe het kan dat al die ruimtelijke bijeenkomsten, discussies en plannenmakerij in relatieve politieke luwte plaatsvinden. Verkiezingen, tv-programma’s en opiniepeilingen gaan vooral over immigratie, inkomen of zorg en maar weinig over onze directe (!) leefomgeving. Vreemd en misschien ook zorgelijk, aangezien onze fysieke omgeving invloed heeft op de wijze waarop we leven en met elkaar omgaan.

De gejatte stad

Laten we eerlijk zijn: veel ruimtevolk bevindt zich in stadhuizen, discussieert binnen de eigen, hoogopgeleide kringen en spreekt haar eigen taal. Op het laatste LPB-congres over wijkgericht werken afgelopen november in Groningen, sprak Jacques Wallage over de uitholling van de democratie. Vrij vertaald naar het ruimtelijke vakgebied zei hij dat planologen en stedenbouwkundigen de stad van de burger hebben gejat. Niets is volgens Wallage verdrietiger dan het geforceerde samenzijn tussen ruimtevolk en burgervolk in een muf buurthuis waar de slingers van de bruiloft van de vorige dag nog hangen, waar zij mogen meepraten over een nieuw bestemmingsplan en waar de schaarse opmerkingen uit de zaal worden afgedaan met de dooddoener dat die “geen gevolgen zullen hebben voor het plan”. Wat een lichtpunt in de democratie zou moeten zijn, is een bedoening zonder belangstelling, zonder overtuiging en zonder toekomst.

Met dit in het achterhoofd is een discussie over een enorm vraagstuk als de circulaire stad onder ruimtelijke professionals weinig meer dan een technische discussie in het luchtledige. De circulaire stad vereist een circulaire democratie. Een democratie waarin burgers geen lastige hobbel zijn die genomen moet worden, maar waarin er meer wederkerigheid is tussen burgers en overheid. Zonder draagvlak bij al die mensen die in het circulaire construct geacht worden te gaan leven, is het een doodlopende weg richting apathie, protest en verkiezingszeperds, zoals we in dit tijdperk vaker zien. Alleen waarde neutrale technische ingrepen kunnen een stad nooit fundamenteel circulair maken als het gedrag van de stadsbewoners niet mee verandert.

De haarvaten van de stad

Die wederkerigheid kan op allerlei manieren vorm krijgen en dat gebeurt natuurlijk ook, maar als wijkmanager zie ik dat er veel meer haarvaten van de samenleving kunnen worden bereikt dan nu het geval is. De duurzame vergezichten van veel ruimtelijke professionals zijn geen gemeengoed in de gemiddelde volkswijk, terwijl ik vaak merk dat de voedingsbodem voor duurzaamheid wel aanwezig is. Ook bij mensen van wie je het niet verwacht. Zolang de gesprekken maar aansluiten op de belevingswereld van wijkbewoners en er sprake is van een echte dialoog. In de juiste sfeer blijkt het mogelijk om standaardvoorkeuren voor steen en blik bij te buigen richting groen en spelen.

Het helpt ook om vaker aan te sluiten bij fora of manifestaties die in heel andere domeinen worden georganiseerd. Want als het burgervolk niet als vanzelf op bijeenkomsten van planners afkomt, dan zal het ruimtevolk naar hen toe moeten.

Wie twijfelt aan al te democratische recepten en stiekem veronderstelt dat professioneel ruimtevolk over duurzamere vermogens beschikt, moet zich bedenken dat professionals met een grote invloed op ruimtelijk Nederland lang niet altijd integere ideologen zijn, maar ook vertegenwoordigers van grote belangen die allesbehalve circulair zijn. Zelfs de ideologische professionals zijn wat duurzame waarden betreft niet altijd overtuigend. Veel wijken van hun goedbedoelende hand – denk aan galerijflats of menig bloemkoolwijk – zijn wegwerpwijken gebleken of dreigen dat te worden. De stad was misschien wel circulairder geweest als de massa, en niet bijvoorbeeld Le Corbusier of Friso de Zeeuw, aan de knoppen had gezeten.

Misschien is de planningswereld daarom wel het probleem, in plaats van de oplossing. Planoloog Zef Hemel stelde onlangs dat de planningswereld een surreële wereld is waarin elke sector zijn eigen planfiguur maakt. Hij gelooft meer in de kracht van de fijnkorrelige massa en verwijst daarbij onder meer naar auteur Nassim Taleb, die de massa ‘anti-fragile’ noemt: stabieler, zelfcorrigerender, met grotere betrokkenheid, lokaler en dichter bij de realiteit. The power of the crowds is het enige eigenaarschap dat circulair is. Een grotere invloed van actieve burgers zorgt ervoor dat de stad zich meer als een regenwoud gaat gedragen in plaats van een plantage.

De wilskrachtige stad

Ook in het regenwoud vervullen planners nog een cruciale rol. Niet door onderling de circulaire stad te bedenken, maar door naast burgers te gaan staan en samen met hen op verkenning te gaan naar mooie circulaire perspectieven die in het verschiet liggen. Het is de dure plicht van goede professionals om in te zetten wat bij veel stadsbewoners minder of anders is ontwikkeld: hun persoonlijke mening, hun waarden, inhoudelijke kennis, professionele ervaring en verbeeldingskracht. Vooral dat laatste is belangrijk, want velen zien slechts de bestaande stad of wijk waar zij aan gewend zijn en niet hoe die zou kunnen zijn. Als er onderling vertrouwen groeit in de wijken waar nu argwaan door de straten waart en bewoners geïnspireerd raken via de taal van alledag kunnen er mooie dingen ontstaan. Belangrijk daarbij is dat professionals bescheiden blijven. Bescheiden in het soortelijk gewicht van hun mening, maar ook in resultaatverwachting. Een klein succes is ook een succes, zeker als er veel van volgen. Denk groot, maar doe klein.

Foto boven: “allotment” (Jeremy Tarling / CC BY-SA 2.0)

Agenda StadCirculaire stadJaar van de Ruimtepolitiek

Martin van der Maas Planoloog en wijkmanager

Over de auteur

Martin van der Maas is planoloog, nu werkzaam als wijkmanager bij de gemeente Den Helder. Binnenkort start hij als planoloog bij de Dienst Ruimte en Duurzaamheid van de Gemeente Amsterdam, Voorheen was hij werkzaam bij de provincie Gelderland en bij Rooilijn, vaktijdschrift voor de planologie. Fascinaties: de systeemwereld jegens de leefwereld, organische wijkontwikkeling, Jane Jacobs



Ook interessant:

Ruimte voor de toekomst van werk

Freek Liebrand

Verdichting vraagt om verrijkende participatie

Karin de Nijs, Marie Morel, Sandra Bos en Stan Majoor

Werken aan de productieve stad

Kris Oosting