De veelkleurige verkiezingskaarten van Nederland weerspiegelen een samenleving die meer gefragmenteerd raakt. Ontwikkelingen als globalisering en het toenemende belang van opleidingsniveau versterken politieke en ruimtelijke verschillen. Hippe groeiende steden kleuren D66 en GroenLinks terwijl stagnerende industriesteden, krimpregio’s en groeikernen eerder naar PVV en SP neigen, als men al komt stemmen. Vergelijkbare trends zien we over de grens.
‘Gescheiden werelden’ is de titel van het nieuwste rapport van het SCP en de WRR. Hoger en lageropgeleiden verschillen diametraal van elkaar als het gaat om leefstijlen, waarden en politieke voorkeuren. Nieuwe tegenstellingen tekenen zich af tussen enerzijds burgers die multiculturalisme en globalisering omarmen en anderzijds groepen met een meer monoculturele en behoudende mentaliteit. Deze nieuwe breuklijnen doorsnijden oude religieuze en sociaaleconomische tegenstellingen en splijten daarmee de traditionele volkspartijen als PvdA, CDA en VVD. Zij verliezen kiezers aan partijen als D66, GroenLinks, PVV en SP, die zich meer profileren op nieuwe maatschappelijke thema’s. Tegelijkertijd zien we nieuwe tegenstellingen ontstaan op ruimtelijk gebied. Bevolkingsgroei concentreert zich vooral in en rond steden met een groot aandeel hogeropgeleiden en een sterke kennisindustrie. Tegelijk worstelen steden met veel lager opgeleide inwoners met hun industriële erfenis, worden perifere regio’s geconfronteerd met krimp en maken voormalige groeikernen een proces van sociale daling mee.
Bakfietsen, rolluiken en schotelantennes
De electorale geografie laat zien hoe verweven deze politieke, maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen met elkaar zijn. Politieke voorkeuren worden opnieuw ruimtelijk uitgesorteerd. Steden en regio’s die altijd trouw PvdA stemden ontwikkelen zich nu in verschillende richtingen. Amsterdam, Utrecht en Groningen-stad verkleuren naar D66, terwijl kiezers in Schiedam, Roosendaal of Oost-Groningen de overstap maken naar SP of PVV. Ook de VVD zit in een dergelijke spagaat. Welvarende suburbs met veel hogeropgeleiden, zoals Heemstede en De Bilt, opteren ook voor D66, terwijl in de groeikernen zoals Almere en Purmerend en ondernemersgemeenten als Volendam en Zandvoort de PVV de grote concurrent is. Dezelfde uitsortering van kiezers is ook te zien wanneer we inzoomen op de steden. De binnensteden en de omringende gentrification-wijken neigen naar D66 en GroenLinks. Hier heersen de bakfietsen, ja/nee-stickers, geveltuintjes en hippe koffiebars. Vooroorlogse arbeidersbuurten en naoorlogse buitenwijken kleuren eerder PVV en SP, met duidelijke concentraties voor de PvdA daar waar veel allochtonen wonen en waar schotelantennes hangen. De tuinen zijn er vaker betegeld en zeker in het zuiden duiken de rolluiken op. In een ring daar weer omheen liggen de nieuwste wijken, overigens vaak in traditionele stijl, waar de VVD het goed doet onder de hogere middenklasse met een meer suburbane woonvoorkeur.
Patronen van stemgedrag liggen niet vast en worden mede beïnvloed door politieke keuzes. Gentrification en het verminderen van de hoeveelheid sociale woningbouw laat buurten verkleuren van PvdA en PVV naar D66 en suburbanisatie doet het VVD-blauw oprukken ten koste van CDA-groen. Terwijl steden opleven en suburbanisatie doorgaat, vallen naoorlogse buitenwijken en voormalige groeikernen tussen wal en schip. Tekenend is Almere, midden jaren negentig nog een welvarend bolwerk van VVD en D66. De hogere middenklasse kiest nu voor óf de grote stad óf aantrekkelijkere gemeenten op het oude land. De beter gesitueerden in de stad zelf hebben de oudere wijken verlaten voor fraaie nieuwbouw aan de randen, lager opgeleide allochtonen en autochtonen namen hun plek in. De oudere nieuwbouwwijken zijn nu bolwerken van PvdA en PVV geworden terwijl de VVD de nieuwbouw domineert. Het bouwen van nieuwe wijken om beter gesitueerden naar de stad te trekken gaat dus vooral ten koste van de bestaande buurten.
Aanhang ‘groene’ en ‘populistische’ partijen per gemeente bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012
Nieuwe en oude patronen
De aanhang voor de progressieve en groene partijen D66, GroenLinks en Partij voor de Dieren, weergegeven in het eerste kaartje, overlapt zeer sterk met het aandeel hogeropgeleiden. Opvallend is de vrijwel aaneengesloten strook van gemeenten met bovengemiddelde scores van grofweg Alkmaar naar Nijmegen. Er tekent zich een ‘green belt’ af van studentensteden en welvarende groene randgemeenten die ter hoogte van Veenendaal de oude ‘bible belt’ kruist. Uitlopers zijn er in Zuid-Holland, Brabant, langs de IJssel en in Groningen. Het tweede kaartje toont de opgetelde scores van PVV, SP en 50PLUS, de nieuwe populistische partijen die vooral lager opgeleide kiezers trekken. De oude industriesteden, krimpgebieden en groeikernen springen er duidelijk uit. Grofweg zijn dit ook de gemeenten waar de opkomstpercentages laag zijn en kiezers vaker dan gemiddeld van partij wisselen. Opvallend is de scherpe scheidslijn tussen zand en veen in noordoost-Nederland. De protestpartijen scoren zeer goed in de veenkoloniën, terwijl de aanhang in de oudere brinkdorpen nihil is. In het zuiden valt op dat in vrijwel alle gemeenten meer dan gemiddeld op deze partijen wordt gestemd. Hier spelen meer factoren dan vaak gehoorde verklaringen over armoede, een laag opleidingsniveau of overlast van allochtonen. Er loopt een duidelijke grens door het rivierengebied die samenvalt met oude bestandslijnen tijdens de tachtigjarige oorlog. Bezuiden deze lijn verschijnen de kloosters, kapelletjes en rolluiken en stemde vrijwel iedereen een paar decennia terug nog op de Katholieke Volks Partij. Secularisatie kwam hier laat op gang en verloopt nog steeds in een hoog tempo. De sociale samenhang is verminderd en men is op zoek naar nieuwe helden en identiteiten. Nieuwe populistische partijen krijgen hier makkelijker voet aan de grond, zeker wanneer hun politici van onder de rivieren komen. Hoe lang oude patronen doorwerken laat ook de ‘bible belt’ zien. Ten noorden van dezelfde bestandslijn wonen nog altijd de meest orthodoxe christenen. Dit ondanks de uitgebreide infrastructuur en massale suburbanisatie in het kleine Nederland.
Zo hoog als de scores voor populistische partijen zijn in het zuiden, zo laag zijn ze in veel gebieden in het midden, oosten en noorden. Dit ondanks het relatief lage opleidings- en inkomensniveau. De sociale samenhang, al dan niet op religieuze grondslag, is hier groot. De sociale structuur doet er toe, wat meteen een kanttekening is bij de stelling dat hoog en laagopgeleid volledig uit elkaar zouden drijven. Friesland is een heel ander verhaal dan Limburg. Vooral wijken, steden en regio’s met een wat minder sterke identiteit en weinig samenhang lijken vatbaar voor populistische partijen. In de groeikernen is alles nieuw en vaak al weer vervallen, de hoogveengebieden zijn krap 100 jaar geleden ontgonnen en de zuidelijke ‘Generaliteitslanden’ hebben zich altijd achtergesteld gevoeld binnen het koninkrijk. Deze gebieden scoren allemaal lager op een hele reeks van ranglijsten, bijvoorbeeld over gezondheid en sociaal vertrouwen, terwijl gebieden met veel hoger opgeleiden of een religieuze bevolking beter scoren. Dergelijke verschillen zijn belangrijk om voor ogen te houden in het kader van decentralisaties en de ontwikkeling richting een participatiemaatschappij. Dezelfde transities zouden in Utrecht en Friesland wel eens anders uit kunnen pakken dan in Limburg en de groeikernen.
Europees perspectief
Opmerkelijke patronen komen naar boven wanneer we de Europese landen naast elkaar leggen. Het PVV-sentiment in West-Brabant zet zich voort in Vlaanderen en Noord-Frankrijk, waar vergelijkbare partijen sterk staan. Maar langs de Oostgrens is aan Duitse kant weinig te merken van ongenoegen; wat in Nederland de periferie is, is bij de buren het centrum. Duitsland heeft haar eigen protestzone langs de grens met Polen. In veel landen zijn oude breuklijnen zichtbaar die de huidige politieke tegenstellingen verklaren. Oekraïne is daarvan een pijnlijk voorbeeld. Opvallend zijn de grote overeenkomsten tussen stedelijke regio’s. Vrijwel overal gaat gentrification samen met goede uitslagen voor progressieve, linksliberale en groene partijen. De betreffende hippe wijken lijken allemaal op elkaar: Neubau in Wenen, Södermalm in Stockholm, Nørrebro in Kopenhagen, Prenzlauerberg in Berlijn, de Pijp in Amsterdam en Bottendaal in Nijmegen. Het nieuwe rechtspopulisme krijgt in deze steden weinig voet aan de grond. De Britse UKIP, de Deense Volkspartij en het Franse Front National zijn vrijwel afwezig in Londen, Kopenhagen en Parijs, maar gedijen goed in de omringende regio. Dit terwijl vroegere rechts-radicale bewegingen als de Nederlandse CD en de Britse BNP het juist relatief goed deden in gedepriveerde stedelijke wijken. De proteststem is mee gesuburbaniseerd. Naast een stem tegen stedelijke problemen rondom immigratie en criminaliteit lijkt het ook te gaan om een afwijzing van stedelijke waarden als multiculturalisme, kosmopolitisme en complexiteit.
Ruimte doet er toe
De verkiezingskaarten tonen een veelkleurig en dynamisch mozaïek van uitslagen dat verschillende belangen, waarden en leefstijlen reflecteert. Verkiezingsuitslagen vormen een barometer van de sentimenten en wensen die in een gebied leven en zijn daarom waardevol voor politieke partijen, maar ook voor overheden en organisaties. Waar landelijke opiniepeilingen blijven steken bij globale noties over groepen kiezers, tonen electorale kaarten een veelheid aan bekende en minder bekende patronen en tegenstellingen. Ruimte doet ertoe.
—
Foto boven: De negentiende-eeuwse schil in Nijmegen: bolwerk van GroenLinks (foto: Josse de Voogd)
Voor meer over de electorale geografie van Europa zie het artikel Redrawing Europe van Josse de Voogd op de website van the World Policy Institute.
Josse de Voogd onderzoeker/publicist
Josse de Voogd is zelfstandig onderzoeker en publicist op het raakvlak van ruimte, politiek en samenleving. Van zijn hand verscheen onder andere het boek ‘Bakfietsen en Rolluiken, de electorale geografie van Nederland’ (Bureau de Helling, 2011), een studie naar de electorale geografie van Europa ('Redrawing Europe's Map', World Policy Journal, 2014) en de publicatie 'Het ongelijkheidsdebat in land en stad' (Ministerie van Binnenlandse Zaken, 2015).