Van ruimtelijke visie naar dynamische tijdlijn

10 november 2014  /  David ter Avest

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

De redacteurs van RUIMTEVOLK merkten onlangs op dat een langetermijnperspectief weer hoog op de politieke agenda staat. Zelfs de Miljoenennota schrijft dat ’de stad weer terug is’. Alweer? Al jaren lees en hoor je deze stelling. Hoe vernieuwend kan een nieuw lange termijn perspectief dan zijn? De ontwikkeling van een dymanische tijdlijn speelt beter in op de huidige werkelijkheid.

Moeten we ons anno 2014 nog wel willen wagen aan een nieuwe lange termijn perspectief in het ruimtelijke domein? En zullen we met de wetenschap van vandaag ook echt nieuwe ruimtelijke perspectieven schetsen, anders dan bijvoorbeeld in de visie Randstad 2040 is opgetekend? Natuurlijk, thema’s zoals waterveiligheid, voedsel en energie zijn zeker gebaat bij een heldere visie op de toekomst, maar ik betwijfel of een nieuw verhaal gericht op de stad van enige waarde kan zijn voor onze steden. Tijden zijn veranderd maar reken maar dat op hoofdlijnen de ambities en wensbeelden uit deze visie nog fier overeind staan. Nadenken over de toekomst lijkt in ons land van Grote Dromen immers zinnig, maar het formuleren van een nieuw perspectieven is zonde van de tijd.

Ten tweede lijkt de stad in zijn algemeenheid weer een abstract object te zijn geworden. Zef Hemel bekritiseert terecht dat in het RLI-advies afzonderlijke steden niet bij naam worden genoemd. De specifieke keuzes uit de Randstadvisie lijken weer te worden teruggedraaid naar ‘de stad’ als iets conceptueels. En juist dat abstracte wil BZK met de Agenda Stad gezamenlijk met ‘de steden’ aanpakken. De vragen die Agenda Stad stelt zijn relevant maar veel van deze vragen spelen al jaren – en blijven we ons misschien nog lange tijd afvragen. Verzanding in ‘klassieke’ ruimtelijke discussies ligt op de loer: steden of stedelijke regio’s? De Randstad of ook daarbuiten? Krijgt Amsterdam een status aparte? Onderscheiden we nog de vleugels? En wat doen we met Eindhoven? Op hoofdlijnen zijn we het vaak wel eens, zeker wanneer een vertrouwd gezelschap van oude bekenden zich over de vraagstukken buigt. Ik betwijfel op ‘de stad’ zit te wachten op een nieuw, nationaal gecoördineerd verhaal.

Ik zet mijn vraagtekens bij de meerwaarde van een landelijk gecoördineerde aanpak en agenda

Ten derde kan een ongetwijfeld zorgvuldig geformuleerd perspectief niet opboksen tegen de snelheid van de ruimtelijke werkelijkheid. De rijke planningstraditie heeft enkele indrukwekkende ruimtelijke visies opgeleverd maar de geschiedenis laat zien dat deze Rijksnota’s, met een tijdshorizon van rond de dertig jaar, steeds sneller worden vervangen door een nieuwere visie. Randstad 2040, met een tijdshorizon van maar liefst 32 jaar later, werd al na vier jaar vervangen door de SVIR. En nu, twee jaar later, is de Omgevingsvisie aangekondigd. De snelheid en veranderkracht van de huidige maatschappij vraagt om een onrealistisch groot aanpassings- en inspelingsvermogen. We weten nu dat stedelijke ontwikkeling niet lineair maar organisch van karakter is en dat mensen, bedrijven en stadsmakers de stad maken. Daarnaast is over de omvang, impact en ruimtelijke gevolgen van nieuwe ontwikkelingen zoals de derde industriële revolutie volstrekt onbekend. Bovendien zitten we, volgens Maarten Hajer, in een land met verschillende snelheden. Steden en regio’s kennen als geen ander hun eigen opgaven en dynamiek, van Amsterdam tot Ulrum. En misschien neemt de stedelijke of lokale democratie wel een vlucht, in lijn met Benjamin Barber’s betoog, en wordt het ruimtelijke beleid pragmatischer en veranderlijker?

Ik pleit voor een meer bescheiden rol vanuit Den Haag en ik zet mijn vraagtekens bij de meerwaarde van een landelijk gecoördineerde aanpak en agenda. Laat de steden zelf inspelen op ruimtelijke ontwikkelingen – een verhaal van bovenaf zullen lokale vraagstukken niet oplossen. Misschien is het ontbreken van een grote ‘Haagse’ visie juist een extra stimulans om het in de steden zélf te gaan doen? Het lokale als behapbare en prettig werkende schaal – juist ook voor de mondige burger. Op nationaal niveau ligt er veel afstemming, heidesessies, meedenk-avonden, bestuurlijke drukte en veilige beleidstaal op de loer. Een nieuwe blokjeskaart hoeft niemand in Den Haag meer uit te tekenen – ruim baan voor lokale coalities en creativiteit.

Op landelijk niveau zie ik wel een belangrijke rol weggelegd op het gebied van kennisdeling en kennisvalorisatie in het ruimtelijk domein. Giet alle kennis en ervaringen echter niet in een nieuw programma, agenda of visie maar bouw er een slimme tijdlijn mee. Een dynamisch superaccount met een rijk gevulde database, een groeiend aantal ‘vrienden’ en dagelijks veel nieuwtjes – de likes komen vanzelf. GIS en ontwerp maken het attractief en beeldend. Geen GIS-kaarten vol ruimtelijke plannen maar kaarten vol recente informatie en zoals MapsAmsterdam. Dat wat er al is, dat is interessant – en wat er nog kan komen, dat maak je zelf. De planbureaus, het CBS en Platform31 zorgen ongetwijfeld voor veel content, als ook de wetenschap, praktijkonderzoek en een kritisch platform zoals RUIMTEVOLK. Tweejaarlijkse analyses of kwartaalberichten zijn overbodig. Maak je eigen ruimtelijke visie wanneer jij dat wilt – zo wordt het jóuw Jaar van de Ruimte.

 

Afbeelding boven: uitsnede ‘Stad in Nederland’ door Stefan Bleekrode

Agenda StadAmsterdamJaar van de RuimtePBLpolitiek

David ter Avest Stadsgeograaf

Over de auteur

David (1984) is stadsgeograaf en als onderzoeker en docent werkzaam bij het lectoraat Dynamiek van de Stad. Eerder is hij werkzaam geweest bij het voormalige Ministerie van VROM en het voormalige Nicis. Op uiteenlopende platforms schrijft David regelmatig over steden, stations, beleving en ontwerp.



Ook interessant:

Sociaaleconomisch beleid: wat kunnen provincies en gemeenten doen?

Maarten Allers

De ontluikende kracht van middelgroot

Anne Seghers

Gevangen in de digitale laag

Gerald Hopster