Hoe kan bij krimp de leefbaarheid op peil blijven? Alle goedbedoelde initiatieven van lokale vrijwilligers ten spijt is er misschien maar één ingreep die uiteindelijk echt zoden aan de dijk zet: die van de structurele sloop van leegstaand vastgoed. Wat kunnen we in Nederland leren van de aanpak van de sloopopgave in het buitenland?
In de zestiger jaren van de 20e eeuw wordt in het Ruhrgebied, naast de oude stad Wulfen, een nieuwe stad voor 60.000 inwoners gepland. Deze nieuwe stad is bedoeld om voor de nabijgelegen nieuwe mijn 8.000 mijnwerkers en hun families te kunnen huisvesten. De mijn heeft echter nooit meer dan 450 banen opgeleverd. In reactie op deze tegenvallende werkgelegenheid zijn de oorspronkelijke plannen nog tijdens de uitvoering aangepast en slechts gedeeltelijk uitgevoerd.
In 1995 bereikt Barkenberg, zoals de nieuwe stad dan inmiddels heet, haar hoogtepunt met slechts 12.500 inwoners. Dat aantal is nu verder gezakt tot krap 10.000. Vanwege het gebrekkige aanbod aan werk in de omgeving blijven gezinnen en jongeren wegtrekken en vergrijst de stad waardoor voorzieningen, zoals het gemeenschapshuis, het zwembad, de bibliotheek, de school, de artsenpost en de winkels onder druk staan. Woningen staan op grote schaal leeg, de stad is oververtegenwoordigd door sociaal zwakkeren met alle sociale problemen van dien.
Burgers redden zwembad
Door het afnemende inwoneraantal kan de gemeente de publieke voorzieningen, zoals de bibliotheek en het gemeenschapshuis, die toch al waren gedimensioneerd op een grotere bevolking, niet langer bekostigen. Deze worden één voor één gesloten. Voor een aantal voorzieningen organiseren burgers zich om deze draaiende te houden.
Burgers houden het Hallebad open (foto: via temp.architecture)
Zo kan ook het Hallenbad, dankzij een burgerinitiatief van een oud-zwemlerares, open blijven. Met een klein team van medestanders heeft zij bij winkels en op markten medeburgers gevraagd om lid te worden van een vereniging, door een bijdrage te storten. Gesteund door een bijval lukt het haar met de gemeente een slimme afspraak te maken. Vanaf 2005 betaalt de stad alleen nog maar de energie en technische kosten en neemt een door burgers opgerichte vereniging de overige bedrijfskosten voor haar rekening. Door de inzet van vrijwilligers kunnen deze overige bedrijfskosten laag blijven.
Met een eenmalige bijdrage van 100.000 euro van de stad heeft de vereniging, met meer dan 1.000 leden, op 1 juli 2013 het gehele zwembad overgenomen.
Woningen slopen
Als reactie op de grootschalige woningleegstand en de daaruit volgende sociale problematiek wordt in 2005 vanuit het Nationaal Programma ‘Stadtumbau West‘ 11,4 miljoen euro beschikbaar gesteld voor sloop (‘Rueckbau’) van hoogbouwwoningen in Barkenberg. In de stad wordt een plangebied aangewezen dat één van de 16 in het voormalige West-Duitsland gelegen pilotprojecten vormt in het Nationaal Programma. Van de 1.400 woningen in het plangebied worden er 244 gesloopt. Ook worden er een aantal hoge woongebouwen van acht verdiepingen terug gebracht naar vier. In de overgebleven vier verdiepingen worden woningen soms samengevoegd om te voldoen aan de huidige woonstandaard. Naast deze sloop worden er ook woningen gemoderniseerd en geprivatiseerd.
Nadat de woningen zijn aangepast wordt de openbare ruimte verbeterd door onder andere de straatprofielen te versterken met nieuwe bestrating of extra groen.
‘Rueckbau’ van een woongebouw in Barkenberg (foto: via temp.architecture)
Op zoek naar een andere schaal
Sinds de aanleg, in de jaren 60 van de vorige eeuw, is schaalverkleining een thema in Neu Wulfen – zoals Barkenberg ook wel wordt genoemd. Nog tijdens de realisatie van de groeikern werd het stedenbouwkundig plan aangepast, waardoor slechts een deel van het oorspronkelijke plan is uitgevoerd. Langs de vier banen brede rondweg – bedoeld voor meer verkeer dan er ooit is gekomen – staan heden ten dage in de buitenste baan rijen caravans gestald. De soepel gebogen rondweg stopt abrupt waar ie volgens tekening door had moeten gaan om een nooit gebouwde woonwijk te ontsluiten. Nog steeds is een belangrijke vraag hoe om te gaan met overmaat, hoe te zorgen dat leegstand niet leidt tot verregaand verval. De burgers en de overheid trekken zich deze opgave allebei aan en doen wat het best bij hun vermogens past.
De burgers verenigen zich, doen vrijwilligerswerk en doneren aan geld wat ze kunnen missen. Zo houden zij ondanks afnemende inkomsten en een slinkend budget de overbemeten voorzieningen zoals het zwembad en het theater open. Dankzij hun inspanningen blijft de leefbaarheid op niveau. Deze oplossing is echter niet structureel. Barkenberg vergrijst in hoog tempo, jonge gezinnen trekken er weg. Wanneer de demografische trend niet gekeerd wordt, is er straks opnieuw een schaalsprong nodig. Op een dag lukt het ook niet meer om met vrijwilligers de ruim bemeten voorzieningen open te houden.
De overheid werkt mee aan de schaalverkleining door het investeren in de sloop van woningen. Hoewel dit een bij voorbaat zwaar verliesgevende aangelegenheid is, is dit wél een duurzame oplossing voor gebieden die lijden onder structurele bevolkingskrimp. Verloedering kan uiteindelijk het best worden voorkomen door het opruimen van het vastgoed dat geen toekomst heeft.
Structurele sloop
In Nederland zijn we inmiddels ook bekend met burgerinitiatieven om het voorzieningenniveau op peil te houden. Dorpsbewoners organiseren hun eigen zorg of verplaatsen het buurthuis naar de lokale supermarkt. Met structurele sloop in krimpsituaties zijn we minder ervaren. Wellicht komt dit door het ontbreken van een Nederlands equivalent van het Duitse overheidsprogramma Stadtumbau of het Deense private fonds Realdania. Deze voorzieningen zijn niet alleen kapitaalkrachtig, maar hebben ook voldoende afstand tot de lokale situatie om goed te kunnen adviseren over de te maken keuzes.
Zo ligt de sloopopgave in Nederland vooralsnog vooral bij lokale partijen. Deze zijn onvoldoende kapitaalkrachtig om structureel te kunnen slopen en bovendien zozeer ingebed in het lokale krachtenveld dat gedragen keuzes lastig zijn. Hoewel lokale partijen slimme alternatieven ontwikkelen zoals het samenvoegen van kleine arbeiderswoningen tot grotere (corporatie Weller in Zuid-Limburg) of het opknappen van lege woningen teneinde verkrotting te voorkomen (‘Krot of Kans’ in Schouwen-Duiveland en ‘Koop een Krot’ in Friesland) blijft de structurele sloopopgave – toch een noodzakelijk kwaad bij krimpsituaties – onontgonnen.
De vraag is of de structurele sloop in Nederland op gang kan komen zonder een voorziening op een groter schaalniveau, zoals in Duitsland en Denemarken. Wanneer krimp in omvang en impact toeneemt, zou hiervoor voldoende politiek draagvlak kunnen ontstaan.
Foto boven: Geruïneerd structuralistisch woongebouw Habiflex (foto: temp.architecture)
—
Met dank aan Hans Jungerius (kunstenaar en Ruhrgebied-specialist), Roland Guenter (Deutsche Werkbund)
Temp.architecture (Maarten van Tuijl en Tom Bergevoet) reisde afgelopen zomer langs verschillende Europese krimpregio’s en maakte een internationale vergelijking. De volledige internationale vergelijking naar krimpregio’s is hier gratis te downloaden. In 2015 brengt temp. de internationale publicatie “The Flexible City – sustainable solutions for a Europe in transition” uit. Daarin zal dit vergelijkend onderzoek naar Europese krimpregio’s worden opgenomen.
Lees op RUIMTEVOLK ook de blog over Serendipiteit en krimp in Denemarken.
Maarten van Tuijl architect, publicist, onderzoeker en docent
Maarten van Tuijl (1972) is architect, publicist, onderzoeker en docent aan de TU Delft en diverse academies. Na onder andere gewerkt te hebben voor Rafael Vinoly, Atelier Zeinstra van der Pol en UN Studio richtte hij samen met de Japanse architecte Naoko Hikami het multidisciplinaire ontwerpbureau na-ma architecture (2002) op, waarmee hij onder andere het Openbaar Ministerie in Groningen, het bezoekerscentrum voor het landgoed Schovenhorst en diverse woningbouwprojecten gerealiseerd heeft. Samen met Tom Bergevoet is hij eigenaar van temp.architecture.
Tom Bergevoet architect, publicist, onderzoeker en docent
Tom Bergevoet (1972) is architect, publicist, onderzoeker en docent aan onder meer de faculteit Bouwkunde van de TU Delft en de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Met Tom Bergevoet Architecture, dat in 2003 werd opgericht, won hij diverse prijsvragen en realiseerde hij projecten van uiteenlopende schaal, waaronder een aantal particuliere woonhuizen en zorgvoorzieningen. Samen met Maarten van Tuijl is hij eigenaar van temp.architecture.