De tweedeling in ons hoofd

28 maart 2014  /  Bart Cosijn

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Op maandagavond 17 maart discussieerden zeventig mensen over de vraag of er een tweedeling bestaat tussen de gebieden binnen en buiten de ring van Amsterdam. De discussie was online begonnen, daar haast geëxplodeerd en vervolgens door RUIMTEVOLK en Pakhuis de Zwijger op de planken gebracht. Ik was er bij en fietste na afloop nogal in de war terug naar Osdorp. ‘Over welke tweedeling hadden we nu eigenlijk gesproken?’ Thuis gekomen wist ik het: we waren verstrikt geraakt in onze eigen framing. Tijd voor zelfonderzoek.

Langzaam de groeiringen van de stad doorkruisend, echoden alle statistieken en kaarten na in mijn hoofd. Stedenbouwkundige Wouter Veldhuis was getalsmatig nog bescheiden toen hij de avond opende met een toelichting op zijn veelbesproken blog, planoloog Errik Buursink ging daarna statistisch in de overdrive. En wat hij nog liet liggen maakte Jeroen Slot, directeur Bureau Onderzoek en Statistiek, vakkundig af. Elke analyse was een nieuwe perspectief, een nieuw frame op de werkelijkheid. Maar hoeveel frames kan een discussie verdragen? Toen ik onder de ring door, via de Sloterplas eindelijk thuis aan kwam, moest ik plotseling aan een ander moment van thuiskomen denken.

Formidabele framing
Anderhalf jaar geleden stapte na een rondreis door Marokko langs mijn brievenbus en viste daar Het Parool uit. “Tweederangsmensen in tweederangswijk” kopte de krant. Vol verontwaardiging zag ik dat het stuk over mijn eigen buurt ging. Een interview met de stadsdeelvoorzitter Achmed Baâdoud van stadsdeel Nieuw-West was de aanleiding voor een knap staaltje journalistieke framing. Baâdoud had zijn zorgen geuit over de stagnerende stadsvernieuwing nu het geld opraakte. Hij had gesproken over het stadsdeel als geheel maar de betreffende journalist maakte er een reportage om heen over één specifieke wijk: De Punt. ‘Een vergeten wijk die opeens opdook in de statistieken van het Bureau Onderzoek en Statistiek’, zo schreef de journalist. Hier waren in de stad de grootste spanningen, religieus en ‘vanwege verschillende waarden en normen.’
Met deze informatie in het hoofd nam de journalist tram 17 naar het eindpunt op het Dijkgraafplein, in het hart van de wijk. Dat moest dan toch wel het afvoerputje van de stad zijn, dit er nogal rommelig uitziende plein. Daar vond hij een aantal boodschappende bejaarden die zijn gevoel en de opgerakelde statistieken konden bevestigen. De krant drukte bij het stuk een grote foto af die de treurigheid van het plein goed in beeld bracht. Daarvoor had de fotograaf wel met zijn hakken in de voortuintjes van een fleurig rijtje nieuwbouwwoningen moeten staan.

beeld-3

Boos over zoveel framing tikte ik een reactie en foeterde op de journalistieke aanpak. De sportieve krant drukte mijn stukje af. Tot mijn eerste verbazing belde een van de stadsdeelwethouders me kort na publicatie op. Blijkbaar waren ze op het stadsdeelkantoor ook niet gelukkig met het kader waarin de journalist het interview had geplaatst. Tot mijn tweede verbazing bleek deze wethouder twee huizen van mij vandaan te wonen. Vanaf 2006 bivakkeerde ik in Osdorp maar voor mijn werk en mijn sociale leven ging ik meestal naar het centrum of de stad uit. In die jaren had ik niet erg veel interesse in mijn eigen buurt getoond, ging er niet uit en was nog nooit naar een vergadering van de stadsdeelraad geweest. Mijn boze reactie was dus ook een beetje ‘pot verwijt de ketel’.

Wij zijn ons frame
Waarom maken we zo toch veel gebruik van frames? Ze helpen ons om de wereld om ons heen begrijpbaar te maken. Maar ze zorgen ook vaak voor spraakverwarring. Een frame, een uitgesneden deel van de werkelijkheid is in veel gevallen niet meer of minder ‘waar’ dan de werkelijkheid waar ze uit snijdt. Met een frame kan je een element ergens uit te lichten, dat anders niet zo gemakkelijk waar te nemen is, of waar je om een specifieke reden aanacht op wilt vestigen. Andere zaken worden daarbij uit het frame gedrukt. Hoewel een frame in een politieke context vaak een andere doel dient dan een statistiek of abstracte kaart bij onderzoek, maken ze gebruik van hetzelfde mechanisme: selecteren en uitvergroten. De tricky kant van de zaak is de manier waarop we met deze frames omgaan tijdens discussies over complexe onderwerpen.
Wat je voor je ziet, zie je niet achter je. Of anders gezegd: je weet nooit zeker dat wat je voor je waarneemt zich ook achter je bevindt. Wanneer je een bril gebruikt om scherper te zien, is dat wat je waarneemt een gevolg van de unieke eigenschappen van je ogen én de bril. Het beeld wat een statistiek of discussieframe je op de werkelijkheid heeft is ook een resultaat van je eigen ideeën, gevoelens en ervaringen én de geconstrueerde uitsnede die je gebruikt. ‘Buiten de ring wonen meer arme mensen dan er binnen.’ Maar wanneer ben je arm? Wat betekent armoede voor jou? En hoe kan iemand met minder geld toch een menswaardig leven leiden?

Dat zo veel mensen reageerden op de blog en de avond in het Pakhuis de Zwijger kwamen geeft aan dat het idee tweedeling zeer sterk op ons gevoel werkt, ook op dat van mij. Maar het gesprek wordt niet eenvoudig wanneer zo veel energie wordt omgezet in een stevige wedstrijd framisch armpje drukken. Met welke perspectief moeten we naar de mogelijke deling kijken en wie bepaalt dat? En hoe kan een goed gesprek ons dan toch helpen om het thema beter te begrijpen? Misschien moeten we dan terug naar het begin van de avond, naar een opmerking van Egbert Fransen, de directeur van het Pakhuis. Hij riep op om toch vooral de dialoog met elkaar te voeren en zeker geen debat. ‘We willen mensen uitdagen om stippen op de horizon te zetten.’ Misschien moeten we zijn opmerking wel heel serieus nemen. Maar onszelf dan ook verplichten om de consequenties te aanvaarden.

Zelfonderzoek
Een oervorm van de dialoog vinden we bij Socrates. Al wandelend over de markt van Athene voerde hij tweeduizend jaar gelden gesprekken met allerlei mensen. Hij ging daarbij uit van het idee dat we wijsheden niet van andere leren maar reeds in ons hebben. Het doel van de dialoog is om deze latente kennis, ervaringskennis, aan te boren door onderzoekend te discussiëren en daarbij onze (onbewuste) aannames ter discussie te stellen. Daarbij is het beter om allerlei wijsheden van buiten (citaten, onderzoeken etc.) zo veel mogelijk buiten de dialoog laten. En zo zijn we rond. Om de eventueel tweedeling in Amsterdam waarachtig te onderzoeken moeten we op zoek naar de tweedeling in onszelf. Wanneer ervaren we zelf wel of geen tweedeling en wat leren we daarvan om verschillende tweedelingen in een stad te begrijpen? De persoonlijke verhalen tijdens de avond van onder andere Wouter Veldhuis en Ivan Nio zijn dus zeer waardevol onderzoeksmateriaal voor een precies gesprek. Maar we moeten die dus vooral in relatie moeten brengen met andere persoonlijk ervaringen in plaats van ze statistisch buiten het kader plaatsen. Daar hebben we wel tijd, geduld en een zelfonderzoek voor nodig. Ik kijk uit naar het vervolg!

Foto’s in het artikel van Bart Cosijn

AmsterdamNieuw-WestSociale segregatie

Bart Cosijn Debate and dialogue moderator

Over de auteur

Bart Cosijn is oprichter van Urban Dialogue. Hij modereert wekelijks publieke debatten, congressen, rondetafelgesprekken en dialogen. Veel bijeenkomsten die hij leidt hebben een sociaal, maatschappelijk of ruimtelijk thema. Bart was van 2007 tot 2010 (hoofd-)redacteur van RUIMTEVOLK. Momenteel werkt hij aan een boek over de architectuur van gesprekken.



Ook interessant:

Terloopse contacten voor een veerkrachtige stad

Flip Krabbendam en Henriëtta Joosten

Radicale maar realistische ideeën voor een nieuw platteland

Anne Seghers

Schipperen tussen grote opgaven en lokale oplossingen

Jeroen Niemans