Ruimtelijke ordening is gebaseerd op een netwerk van betrokkenen. En hoewel een netwerk plat is waarbij de relaties tussen de partijen het netwerk maken, hebben we het nog altijd over top-down en bottom-up. Een initiatief is óf van bovenaf opgelegd, óf het is van onderop aangedragen. Als we top-down en bottom-up afschaffen dan kunnen we het netwerk als het nieuwe kapitaal in de ruimtelijke ordening gaan zien.
Laten we beginnen met de partijen in het netwerk. Deze hebben allemaal op hun eigen manier baat bij een ruimtelijke ontwikkeling. Als voorbeeld de herstructurering van een woonwijk. Bewoners hebben hier baat bij omdat hun woning en dagelijkse leefomgeving verbetert, de corporatie omdat hun woningbestand verbetert en structurele problemen buiten worden opgelost, de gemeente omdat de openbare ruimte verbetert wat weer doorwerkt in het beheer. Vaak neemt de gemeente het initiatief voor een dergelijk plan. Maar is dat nog wel zo logisch in deze tijd van terugtrekkende overheden? Er zijn immers meer belanghebbenden. En aangezien we in de vorige alinea bottom-up en top-down hebben afgeschaft, kan net zo goed een ander de kar gaan trekken. Een voorbeeld uit een hele andere sector kan wellicht als inspiratie dienen.
Eigen Kracht-conferenties
Binnen onder andere de jeugdzorg bestaan de zogenaamde ‘Eigen Kracht-conferenties’. Deze manier van werken keert het gangbare proces binnenstebuiten. In plaats van professionals die bepalen welke zorg nodig is en deze ook nog uit handen nemen, wordt bij ‘Eigen Kracht-conferenties’ juist het sociale netwerk rondom een kind gemobiliseerd. Het netwerk maakt samen met het kind een plan voor de toekomst en besluit over de benodigde zorg en wie deze levert (het netwerk en/of de professionele zorg). Zorgprofessionals helpen alleen het netwerk te mobiliseren en stellen zich verder dienstbaar op waar ze nodig zijn. Het sociale netwerk levert zo een meerwaarde die niet in geld is uit te drukken.
Het nieuwe kapitaal zit niet in meer euro’s maar in het slim inzetten van de verschillende baathebbers in een netwerk.
En hierin zit nu juist het nieuwe kapitaal. Het is de waardecreatie conform het delen-ruilen-creëren-principe van Jan Jonker (uit: Nieuwe businessmodellen; paper van Jonker i.s.m. Tap en Van Straaten, 2012). In zijn visie wordt waarde namelijk niet langer alleen uitgedrukt in geld maar ook in middelen als tijd, kennis en zorg. En deze zijn te geven, te ontvangen en zelfs te creëren binnen een goed functionerend netwerk.
Toepassing in de ruimtelijke ordening
Hoe is dit voorbeeld naar de ruimtelijke ordening te vertalen? In het geval van een herstructurering is het best mogelijk dat een corporatie met bewoners het plan voor de openbare ruimte ontwerpt. Deze groep kan die kar gaan trekken en de gemeente aan tafel uitnodigen zodra dat logisch aan de orde is. Bijvoorbeeld als de plannen getoetst moeten worden. De fysieke uitvoering van de plannen is een taak en investering van de overheid, beheer kan een samenwerking worden tussen gemeente, bewoners en corporatie. Op deze manier liggen de kosten van het planproces niet bij één partij maar wordt deze voorinvestering door meerdere partijen gedragen. Ook scholen en zorginstellingen zijn onderdeel van het netwerk en baathebbers van een goede openbare ruimte, en kunnen waarde toevoegen aan een dergelijk proces door de inzet van tijd, kennis en draagvlak.
Ook op kleinere schaal wordt zo nieuw kapitaal ingezet. Denk aan het beheer van de openbare ruimte. In het Nijmeegse groenbeheer zijn we als gemeente lang niet overal de leidende partij. Er zijn veel plekken in het openbaar groen die door bewoners worden beheerd. Bij het ontstaan van zo’n initiatief maken bewoners zelf het plan, als gemeente betalen en regelen we de omvorming en bewoners nemen het beheer op zich. Het nieuwe kapitaal bestaat dan uit het enthousiasme, de plannen en de tijd die bewoners er in steken. De baten voor bewoners zitten daarbij niet alleen in verbetering van hun woonomgeving maar ook in de contacten en samenhang in hun buurt. En daar heeft de gemeente dan ook weer baat bij.
Right to challenge and to bid
Het netwerk van partijen in de ruimtelijke ordening kan dus meerwaarde realiseren door anders samen te werken. Maar hoe komt die verandering in beweging? In Engeland bestaan als stimulans het ‘Right to challenge’ en het ‘Right to bid’. Bij het ‘Right to challenge’ mogen anderen de overheid uitdagen om publieke taken beter en goedkoper uit te voeren. Hiervoor wordt een budget beschikbaar gesteld en uiteraard de randvoorwaarden. Met het ‘Right to bid’ krijgen bewoners en organisaties het recht om een bod te doen op een gebouw of grond van de gemeente. Via crowdfunding is het vast mogelijk om gezamenlijk het kapitaal bij elkaar te verzamelen voor een dergelijke aankoop. En binnen het netwerk is ongetwijfeld voldoende variatie in kennis en vaardigheden om er een succesvol project van te maken. Ook voor de toekomst.
Kortom, het nieuwe kapitaal zit dus niet in meer euro’s maar in het slim inzetten van de verschillende baathebbers in een netwerk. Door de traditionele (overheids)taken handiger onderling in het netwerk te verdelen, wordt er geld vrijgespeeld voor de uitvoering. En door de grote kracht van netwerken om geld, kennis en vaardigheden via crowdfunding te verzamelen is ook nog eens het draagvlak voor leuke initiatieven beter geborgd.
—
Foto boven: Bewoners beheren het tijdelijke park op Plein 44 in Nijmegen (foto: Veroniek Bezemer)
Veroniek Bezemer Senior beleidsadviseur klimaat en groen
Veroniek Bezemer, opgeleid in Landinrichtingswetenschappen aan de Universiteit Wageningen, is senior beleidsadviseur klimaat en groen bij de gemeente Nijmegen. Daarvoor was ze onderzoeker stedelijk groen bij Alterra in Wageningen. Van 2007 tot 2013 is ze redactielid geweest van Vakblad Groen waarvan de laatste vier jaar tevens voorzitter.