Terloopse contacten

04 oktober 2013  /  Philip Krabbendam

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

‘Terloopse contacten’ kunnen ervoor zorgen dat we ons veilig voelen in de stad, waardoor we ons er thuis kunnen voelen. Dat betoogt Thaddeus Müller in zijn proefschrift De warme stad (2002). Stedenbouwkundigen en ontwerpers kunnen bijdragen aan die terloopse contacten, die de stad niet alleen veiliger maken maar ook levendiger.

In onze eigen straat kunnen we ons thuis voelen. In andere delen van de stad en vooral het centrum ligt dat anders. Hier voelen we ons misschien vrij, maar deze vrijheid heeft een prijs: we voelen ons hier minder veilig, niet wetend wat we allemaal kunnen verwachten van de vele onbekenden die hier ons pad kruisen. Dit verandert als we regelmatig een praatje kunnen maken met een onbekende om dan weer onze weg te vervolgen. Door dergelijke ‘terloopse contacten’ kunnen we ons – ook in de openbaarheid van de stad – een oordeel vormen over de mensen die we hier tegen kunnen komen.

Dit stelt ons meer op ons gemak dan ‘meer blauw op straat’, bewakingscamera’s, private surveillancediensten en een streng ‘lik-op-stuk-beleid’. Want daarmee besteden we de oordeelsvorming uit aan derden en dan weten we nog steeds niet wat we kunnen verwachten van al die onbekenden in de stad. Het gevoel van onveiligheid zal blijven. Daarom kunnen we ons geld beter besteden aan voorzieningen die onze terloopse contacten bevorderen. Dat draagt bij aan de kwaliteit van het leven in onze steden én mogelijk zelfs aan onverwachte ontmoetingen waar iets moois uit kan voortvloeien. De vraag is nu wat voor voorzieningen dat zijn. Terloopse ontmoetingen zijn van het toeval afhankelijk, en toeval kun je (per definitie) niet plannen. Toch is het mogelijk als ontwerper van openbare ruimte het toeval een handje te helpen.

De bushalte
Stel je voor: er staat een aantal mensen te wachten bij de bushalte en de bus is laat. Dit kan aanleiding voor een opmerking: ‘Wat duurt het lang’, ‘Weet iemand wat de vertrektijden zijn’, of ‘Het is weer eens zover’. De wachtenden maken zich samen druk en zullen ook samen blij zijn als de bus eindelijk komt. Daarna gaat ieder weer zijns of haars weegs, voorzien van een laatste ‘update’ over de stad en haar bewoners.

Van een doodgewone bushalte kunnen we iets leren. De terloopse contacten bij de bushalte kunnen ontstaan dankzij de schaal van de bushalte, die overeenkomt met de schaal van een privéruimte, die net als de bushalte ook voor slechts enkele personen bedoeld is. Hier maak je eerder een opmerking dan in een omgeving waar veel mensen zijn en waar je niet weet wie je nu eens zal aanspreken. De bushalte laat ook het belang zien van een aanleiding tot een gesprek. In dit geval de vertraging van de bus, maar dit kan ook een gebeurtenis zijn, zoals een aanrijding, een opvallende persoon of een object dat vragen oproept.

Drie vormen
Er zijn drie vormen van terloopse contacten. Ten eerste de terloopse contacten waarbij we ons engageren met ‘hoe het hoort’, met de gevestigde wereld. Dan zijn er terloopse contacten waarbij we deze wereld, vanaf de zijlijn, kritisch bekijken. Een derde vorm heeft een meer vrijblijvend karakter, namelijk de terloopse contacten met buitenstaanders, zoals toeristen of bezoekers.

Een speelobject is tegelijkertijd openbare privéruimte en aanleiding tot een gesprek (foto: Flip Krabbendam)

Een speelobject is tegelijkertijd openbare privéruimte en aanleiding tot een gesprek (foto: Flip Krabbendam)

Flaneren
Bij terloopse contacten in de gevestigde wereld kunnen we denken aan het traditionele flaneren langs de boulevard. Een gelegenheid waarvoor men zich ‘behoorlijk’ kleedt. Langs de boulevard zien we kleinschalige terrassen, die werken als openbare privéruimten waar terrasbezoekers gemakkelijk contact kunnen leggen. Elke flanerende voorbijganger is een mogelijke aanleiding tot een gesprek. Flaneren kent vele vormen en is van alle leeftijden. Ook kinderen flaneren in de speeltuin: dwalend langs de verschillende speelobjecten besluiten zij waar en bij welke andere kinderen ze gaan spelen. Deze speelobjecten zijn meestal geschikt voor een beperkt aantal kinderen. Daardoor fungeren zij automatisch als openbare privéruimte. En door hun kwaliteiten (draaimolen, klimobject, zandbak etc.) vormen zij ook nog eens de gespreksaanleiding.

Wandelgangen
Terloopse contacten waarbij men de gevestigde wereld van een afstandje met een kritische blik bekijkt, vinden plaats in ‘de wandelgangen’. Een letterlijke vertaling van dit concept is de ‘stoa’ uit de Griekse oudheid: een overdekte zuilengalerij met uitzicht op de ‘agora’, waar men letterlijk vanaf de zijlijn het dagelijkse, gevestigde leven van de stad in ogenschouw kon nemen. Als we het concept wat minder letterlijk nemen, zijn vele soorten wandelgangen te onderscheiden. De buurtwinkel waar buurtbewoners van gedachten wisselen over buurtaangelegenheden, het schoolplein waar ouders praten over opvoedingskwesties, broedplaatsen waar kunstenaars en ontwerpers de gevestigde wereld van kritisch commentaar voorzien.

Om uit te nodigen tot terloopse contacten is er ook bij wandelgangen behoefte aan openbare privéruimten met een gespreksaanleiding. Zoals de (kleine) ruimte van de buurtwinkel waar een groepje buurtgenoten op de beurt wacht (gespreksaanleiding: buurtaangelegenheden), de ingang van het schoolplein waar ouders op hun kinderen wachten (gespreksaanleiding: de opvoeding), of de ateliers in broedplaatsen waar bewoners en bezoekers de koppen bij elkaar steken (gespreksaanleidingen: nieuwe ideeën over kunst, producten, of de samenleving).

Buitenstaanders
Zowel het flaneren (het gevestigde leven van de stad) als de wandelgangen (het kritische commentaar daarop) zorgen voor betrokkenheid, voor discussies en een levendige stad. Maar soms ook voor een vastgelopen dialoog en frustraties. De derde vorm van terloopse contacten, met buitenstaanders, kan hierbij een essentiële rol spelen. Buitenstaanders hoeven namelijk het gevestigde leven niet te onderschrijven, ze hoeven ook geen overdacht commentaar te leveren, zij kunnen zich onbevangen uiten. Hierdoor kan deze derde vorm van het terloopse contact ‘lucht geven’ aan de confrontatie tussen de gevestigde wereld van het flaneren en de kritische wereld van de wandelgangen.

Ook hier spelen openbare privéruimten weer een rol. Als we bij buitenstaanders denken aan toeristen, dan zijn dit bijvoorbeeld terrasjes in de buurt van de bezienswaardigheden die zij bezoeken. Die kunnen dienen als aanleiding tot een gesprek.

Uitnodiging
Als we onze steden leefbaarder willen maken, kan beter worden geïnvesteerd in voorzieningen voor de drie varianten van terloopse contacten, dan in het uitbesteden en verscherpen van de controle. Dit is een uitnodiging voor gemeenten (en ontwikkelaars) om hun budget anders te besteden, voor stedenbouwers om ‘openbare privéruimten met gespreksaanleiding’ op te nemen in het programma van eisen en voor architecten en industriële ontwerpers om deze voorzieningen in concreto vorm te geven. Zo kunnen zij gezamenlijk bijdragen aan een veilige stad waar we ons thuis kunnen voelen, maar vooral ook aan een stad die tot leven komt doordat we bij elkaar betrokken kunnen zijn.

Deze blog is gebaseerd op het promotieonderzoek van Philip Krabbendam, zie: http://repository.tudelft.nl

Zie ook de documentaire van William H. Whyte The social life of small urban spaces – The street corner, http://vimeo.com/6821934.

Foto boven: Het gekraakte complex aan de Marianenplatz in Berlijn, een wandelgang vanwaar men het gevestigde stadsleven van commentaar voorziet (foto: Flip Krabbendam)

nieuw kapitaalSociale cohesie

Philip Krabbendam Architect

Over de auteur

Philip Krabbendam is architect. Ontwerper van een aantal woongemeenschappen en redactielid van 'Gewoon Anders', het blad van de Landelijke Vereniging Centraal Wonen. Philip Krabbendam is in 2011 gepromoveerd aan de TUDelft op een hermeneutisch onderzoek naar kwaliteiten in de gebouwde omgeving die uitnodigen tot betrokkenheid. Titel: 'Betrokkenheid'. Zie 'http://repository.tudelft.nl'.



Ook interessant:

Nieuw perspectief voor Parkstad

Anne Seghers en Kris Oosting

Het publiek domein als grote gelijkmaker

Anne Seghers en Sjors de Vries

Terloopse contacten voor een veerkrachtige stad

Flip Krabbendam en Henriëtta Joosten