De ontdekking van het wijkkapitaal

01 september 2013  /  Sjors de Vries

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Het was voor de professionals in de wijkvernieuwing weer even schrikken en slikken deze zomer, toen het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) met zijn rapport “Werk aan de wijk” vraagtekens zette bij de maatschappelijke opbrengst van de miljoeneninvesteringen in de krachtwijken. Het was niet de eerste kritiek op de wijkaanpak. Toch reageren veel betrokkenen als door een wesp gestoken. Onverstandig, want voor een herijking van de geldende beleids- en interventietheorieën is veel te zeggen. Al is het maar om stedelijke vernieuwing overeind te houden in een tijd van bezuinigingen en afnemende investeringsruimte bij woningcorporaties. Het goede nieuws is dat het aanwezige wijkkapitaal en ‘gedeeld eigenbelang’ een duurzame bron en wenkend perspectief is voor de stedelijke vernieuwing van morgen.

Uiteraard is er veel af te dingen op de analyse van het SCP. Want ondanks de sombere statistieken weet iedereen die de wijken kent waarin de afgelopen jaren flink is geïnvesteerd dat de kwaliteit van leven er in algemene zin op vooruit is gegaan. Daarnaast is een vergelijking van wijken, interventies en resultaten er per definitie een van appels en peren, en dus weinig zinvol. Bovendien zijn er genoeg andere onderzoeken die aantonen dat de stedelijke vernieuwingsaanpak wel degelijk positieve effecten heeft op de leefbaarheid in de wijken.

De analyses en interventies van de afgelopen jaren passen niet meer goed bij de opgaven, inzichten en mogelijkheden van deze tijd.

Op z’n minst heeft het krachtwijkenbeleid – en zo concludeert ook het SCP – in de meeste wijken de neerwaartse spiraal tot stilstand gebracht en er mede voor gezorgd dat de Nederlandse definitie van ‘probleemwijk’ in internationale context nog steeds relatief en redelijk uniek is. Echte ‘ghetto’s’ kennen we gelukkig nog steeds niet. In dat opzicht zijn we dus zeker succesvol en genieten we een uitstekende internationale reputatie.

Paradigma
Toch is er alle aanleiding om kritische kanttekeningen bij de effecten van de wijkaanpak in deze tijd serieus te nemen. Niet alleen omdat de vette jaren van de vele miljoeneninvesteringen en royale rijkssubsidies achter de rug zijn, maar ook omdat de analyses en interventies van de afgelopen jaren simpelweg niet meer goed passen bij de opgaven, inzichten en mogelijkheden van deze tijd. In plaats van steeds in de kramp te schieten bij kritische reflecties op de stedelijke vernieuwingsaanpak, is het veel zinvoller als de vakwereld zich oriënteert op een alternatief voor het verouderde stedelijke vernieuwingsparadigma.

presikhaaf-arnhem

Het huidige stedelijk vernieuwingsparadigma staat – los van alle nuances en sectorale sociale interventies – voor verbetering van de leefbaarheid en woonkwaliteit in de wijk door grootschalige fysieke vernieuwingsoperaties. Daarmee wordt beoogd meer variatie en daarmee toekomstwaarde toe te voegen aan de wijk. Vanuit dit paradigma is onder regie van de lokale overheid en woningcorporaties in het hele land een vergelijkbaar palet aan fysieke en sociale (top-down) interventies toegepast: verbetering van de woningvoorraad en openbare ruimte, toevoegen van duurdere woningen, realiseren van multifunctionele complexen en een aantal sociale interventies met name gericht op zogenoemde probleemhuishoudens. In zekere zin was er sprake van een beleids- en interventiemal, waarin overheden en corporaties hun legitimatie en financiële en maatschappelijke dekking voor hun visie en aanpak vonden. De aanpak was daardoor bovendien gefixeerd op vastgoed en gevangen in een sloop- en bouwcultuur.*

RUIMTEVOLK Lab
Dat dit vernieuwingspardigma niet meer past bij de huidige context mag duidelijk zijn. Niet alleen zijn de maatschappelijke opgaven en het economisch klimaat veranderd, ook is de overheid druk bezig met het hervormen van de verzorgingsstaat en wordt er in toenemende mate een beroep gedaan op de zelforganisatie in de samenleving. Deze ontwikkelingen hebben verregaande consequenties voor de huishoudens, ondernemers en organisaties in de wijken. Het inzicht dat de wijkaanpak hierop zal moeten aansluiten en anticiperen, is niet nieuw en al diverse malen opgeschreven (onder andere in de inspirerende KEI-essays ‘Natuurlijke wijkvernieuwing‘ en meer recent ‘Stedelijke vernieuwing op uitnodiging’). Maar echt wortel geschoten hebben de ideeën nog steeds niet. Blijkbaar is het lastig loskomen van een geldend paradigma en kan niet iedereen zich een goed beeld vormen van een nieuw perspectief, een nieuw kapitaal voor de stedelijke vernieuwing.

RUIMTEVOLK-Lab-nieuw-kapitaal-stedelijke-vernieuwing

Op 27 juni 2013 vond in de Fabriek van Delfshaven een RUIMTEVOLK lab plaats over de toekomst van stedelijke vernieuwing. Aan het lab namen deel: Anton den Engelse (Ruimteprojecten), Bram Klouwen (Companen), Donica Buisman (State of Flux), Gijsbert Koren (Douw@Koren), Henk Zoeteman (Rizoom), Ina Wernsen (Início), Patrick Boel (Ontwikkelaar wijkondernemingen), Martin van Briemen (Início), Nel de Jager (Binnenstadsmanager), Sander de Rijke (Qoin), Judith Lekkerkerker (RUIMTEVOLK) en Sjors de Vries (RUIMTEVOLK)

Een tiental bevlogen en betrokken deskundigen hebben deze zomer tijdens een RUIMTEVOLK Lab de handschoen opgepakt en concreet verkend waar het ‘nieuwe kapitaal’ voor de stedelijke vernieuwing zit en hoe dit is te vangen. Het bleek al snel dat de aanknopingspunten voor de ‘wijkaanpak nieuwe stijl’ deels gezocht kunnen worden in de beginselen van het gedachtengoed van de ‘civic economy’ (maatschappelijk ondernemerschap, innovatie en de inzet van lokaal sociaal kapitaal en netwerken) en ‘big society’ (het idee dat burgers zelf meer regie gaan voeren over publieke taken). En hoewel daar prachtige (internationale) voorbeelden van zijn (onder andere in het boek ‘Compendium for the Civic Economy‘), is het nog een hele uitdaging om deze abstracte, holistische begrippen te vervangen door concrete perspectieven die passen bij de praktijk en cultuur van de Nederlandse wijkaanpak. De deelnemers aan het lab gaven zichzelf de opdracht dit nader uit te werken. Dat resulteerde in een aantal interessante en kansrijke perspectieven.

Het ‘wijkkapitaal’
Bij het wijkgericht werken moeten partijen zich beter bewust zijn van het aanwezige en potentiële ‘wijkkapitaal’. Het wijkkapitaal is een verzamelbegrip voor al het aanwezige kapitaal in een wijk dat ingezet kan worden voor het verbeteren van de leefbaarheid of toekomstwaarde van een wijk. Bijvoorbeeld de in de wijk aanwezige gebouwen, openbare ruimte, mensen, organisaties, geld(stromen), netwerken – en daarmee dus ook de afzonderlijke en collectieve kwaliteiten en potenties. Vanuit het oogpunt van de afnemende overheidsbudgetten en opkomst van de ‘civil economy’ is het in kaart brengen van dit wijkkapitaal (‘community assets mapping‘) een logisch vertrekpunt van stedelijke vernieuwing nieuwe stijl.

Waar in de stedelijke vernieuwing de kracht en potentie van het (gedeelde) eigenbelang nog wel eens werd vergeten, staat dit bij de moderne stedelijke revitalisatie centraal.

De definitie van wijkkapitaal gaat fundamenteel verder dan de traditionele ‘bewonersparticipatie’, het overdragen van ‘wijkbudgetten’ en ‘het betrekken van maatschappelijke organisaties’ bij de wijkaanpak. Bovendien staat op de balans van het wijkkapitaal nadrukkelijk ook het eigen vermogen en de inventaris van de wijk: de (onderscheidende) kwaliteiten die de wijk nu heeft. Denk aan de betaalbare woningvoorraad, de openbare ruimte, de bevolkingssamenstelling, de ligging, de aanwezige voorzieningen.

Het wijkkapitaal gaat dus niet uit van problemen, maar is een positieve benadering van de wijk. Het gaat uit van de waarde, het bezit dat de wijk en de gemeenschap heeft en uniek maakt. Het wijkkapitaal is daarmee per definitie voor elke wijk anders.

Het eigenbelang
Om dit wijkkapitaal te activeren, moeten interventiestrategieën in wijkvernieuwing meer dan in het verleden gebaseerd zijn op psychologische en sociologische principes, zo concludeerde het lab. Het functioneren en de potentie van een wijk zijn pas goed te begrijpen als we beter inzicht hebben in de intrinsieke drijfveren en (gedeelde) belangen van individuen, organisaties en groepen. Of het nu gaat om de huurder, woningbezitter, belegger, woningcorporatie, gemeente, supermarkt, bakker, sportvereniging, ouder, huisarts, glazenwasser, jongere of oudere: ze hebben allemaal hun (gedeelde) belangen in een wijk.

De kunst van stedelijk revitaliseren is het creatief, strategisch en natuurlijk verbinden van die belangen. Dat moet leiden tot een omgeving die individuen en organisaties verleidt te investeren (geld, tijd, diensten, talenten) in de wijk. Concreet betekent dat bijvoorbeeld vanuit het gedeelde belang van een kindvriendelijke, veilige of voorzieningenrijke wijk, het aanwezige wijkkapitaal van ouders, vastgoedeigenaren, woningcorporaties, overheden, scholen, verenigingen, ondernemers/zzp’ers, vastgoedeigenaren, zorgwereld etc. kan worden gebundeld en gericht kan worden geactiveerd.

Elke wijk heeft zijn eigen thema’s waarop talent, capaciteit, bezit en geldstromen zijn te verbinden en te valoriseren. Waar in de stedelijke vernieuwing de kracht en potentie van het (gedeelde) eigenbelang nog wel eens werd vergeten, staat dit bij de moderne stedelijke revitalisatie centraal.

Breder waardebegrip en nieuwe verdienmodellen
Bij het valoriseren en activeren van het wijkkapitaal en wijkbelangen hoort ook het hanteren van een breder en uitwisselbaar waardebegrip. Een flexibeler waardebegrip biedt de broodnodige ruimte voor wijkinterventies, particulier initiatief en nieuwe verdien- en samenwerkingsmodellen. Denk aan het inrichten van wijkdiensten, dienstenruil, wijkonderneming of het stimuleren van een (alternatieve) beloning voor inzet van particulier initiatief (bijvoorbeeld via Community Currencies zoals De Zuiderling in Rotterdam of de Makkie in Amsterdam). Maar ook aan het kapitaliseren van verduurzaming van vastgoed (drijvende kracht achter Wijkbedrijf Bilgaard in Leeuwarden) en gebruik van leegstaande panden en braakliggende gronden voor de wijk. En last but not least: juist op wijkniveau zijn veel aanknopingspunten om gericht crowdfunding in te zetten (de eerste ervaringen worden op dit moment opgedaan, onder andere via de Wijkkrachtbijdrage in Capelle aan den IJssel).

Stedelijke vernieuwing is het terrein en de ambacht van de ondernemende en improviserende professional, die continu verbinding zoekt en maakt en individuen en organisaties verleidt samen te werken en te investeren vanuit het (collectieve) eigenbelang van een leefbare wijk.

Klimaat 
De stedelijke vernieuwing van morgen is niet meer een lineair en top-down proces – van het bedenken en uitvoeren omvangrijke uitvoeringsplannen en programma’s (projectencarrousel) – maar een open, continu en uitnodigend proces van samenwerken en afstemmen van doelen, geldstromen, plannen en ambities van stakeholders . Om dit voor elkaar te krijgen, moet in de wijkaanpak een klimaat worden gecreëerd waarin, op een vanzelfsprekende en natuurlijke wijze, continu verbindingen worden gelegd tussen mensen, organisaties en waardestromen. Een klimaat waarin ontschotting plaatsvindt, lokale kracht wordt benut en ondersteund en waarin (private) initiatieven opkomen, verdwijnen of blijven.

Het activeren van het wijkkapitaal vraagt dus om een fundamenteel nieuwe manier van denken en werken. Het is het terrein en de ambacht van de ondernemende en improviserende professional, die continu verbinding zoekt en maakt en individuen en organisaties verleidt samen te werken en te investeren vanuit het (collectieve) eigenbelang van een leefbare wijk. Maar het vraagt ook om een strategische overheid die niet alleen los durft te laten en vertrouwt, maar ook om een overheid die haar verantwoordelijkheid neemt en in beleid en interventies maatwerk toestaat en daarvoor keuzes durft te maken.

 

Collage ‘wijkkapitaal’ boven: Sjors de Vries

* Dat beeld van de stedelijke vernieuwing wordt ook geschetst in een onderzoek (‘De omslag‘) dat Stipo in opdracht van zeven woningcorporaties heeft uitgevoerd.

nieuw kapitaalWoningcorporaties

Sjors de Vries Directeur RUIMTEVOLK

Over de auteur

Sjors is directeur van RUIMTEVOLK en van huis uit planoloog en sociaal geograaf.



Ook interessant:

Radicale maar realistische ideeën voor een nieuw platteland

Anne Seghers

Schipperen tussen grote opgaven en lokale oplossingen

Jeroen Niemans

Werklandschappen als speeltuin van de toekomst

Ana Luisa Moura