Een wisseling van de wacht tekent zich af in de stedenbouw. De stedenbouw in masterplans legt het af tegen de bottom-up methode. Omdat ‘klassieke opdrachtgevers, zoals gemeenten en corporaties, nauwelijks nog in staat zijn om projecten van de grond te tillen’, zegt Duco Stadig, voorzitter van het Herbestemmingsteam. Dus moet het roer om. Maar hoe moet je als stad met deze nieuwe realiteit omgaan?
Open Lab Ebbinge, Groningen
Het Open Lab Ebbinge is een gezamenlijk initiatief van een groep ondernemers en bestuurders, die al bijna vijftien jaar geleden is ingezet. Het Ciboga-terrein, zoals het vroeger heette, was jarenlang fabrieksterrein met een muur eromheen. De fabrieken sloten en de gemeente besloot er een wijk te bouwen. De ontwikkeling moest samen met de aangrenzende Ebbingestraat een transformatie van het noorden van de binnenstad inzetten. De parkeergarage werd als eerste gerealiseerd. Daar bovenop waren woningen gepland. Een paar woonblokken verrezen ook. Maar snel daarna stagneerde de bouw. Groningen had er aan de rand van de binnenstad een zandvlakte bij en, tot overmaat van ramp, een parkeergarage die veel geld had gekost maar nauwelijks gebruikt werd. Help!
Elk nadeel heeft z’n voordeel, uiteraard. Nu heeft Groningen een lege ruimte vlakbij de binnenstad om te experimenteren. Veel heb je er niet voor nodig: een braakliggend veldje, een groep enthousiastelingen en een wethouder die ze vrij spel geeft. Een aantal vindingrijke ontwerpers en vrijdenkers heeft zich in de impasse die door de bouwcrisis is ontstaan, gretig aan het gebied vastgeklampt. Op 21 en 22 september was de officiele opening van de stedelijke vrijplaats, de locale omroep maakte er deze opname van.
Daaraan voorafgaand, vond in het Open Lab Ebbinge een studiedag plaats in het kader van de interstedelijke Creative City Challenge. Vertegenwoordigers van zelfbenoemde creatieve steden uit Noordwest Europa debatteren daarin met elkaar over manieren om het creatieve klimaat in hun stad te versterken. De vraag, hoe tijdelijke ingrepen als vliegwiel voor de stadsontwikkeling kunnen dienen, stond in Groningen centraal. Welke inzichten leverde dit op?
Toekomst van de tijdelijkheid
Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl van temp.architecture urbanism presenteerden stellingen over tijdelijke ingrepen die het onderwerp van gesprek vormden. Zij zijn zelf betrokken bij het Open Lab Ebbinge en maakten gebruik van de ervaringen van de trekkers van de transformatie. Zo zou het verschikkelijk arbeidsintensief zijn geweest om het project van de grond te krijgen en mensen actief te betrekken. Is dit een typisch Gronings verschijnsel of geldt dit in het algemeen voor tijdelijke projecten?
Een panel van andere ervaringsdeskundigen uit Bremen, Newcastle, Amsterdam en Groningen reageerde instemmend: tussentijdse ingrepen in de stad vergen, net als traditioneel geordende bouwprojecten, een lange adem. Tegen de achtergrond van een terugtredende overheid riep deze stelling ook meteen een tweede vraag op, namelijk of de regelgeving niet mee zou moeten bewegen om het proces te vergemakkelijken. Het antwoord was opnieuw eensluidend: ja. Maar welke regels kan je dan vervangen, of ombuigen? Er bleek een gedeelde frustratie uit de commentaren: als je je plan hebt uitgevoerd, loop je het risico dat alles na vijf jaar alweer moet verdwijnen. Ook al is deze termijn opgerekt tot tien jaar in Nederland, dit gold bij de pioniers van de tijdelijkheid nog niet als oplossing.
Besteed het geld dat in de gemeentekas beschikbaar is voor stadsontwikkeling aan de waardering van bottom-up initiatieven.
‘Tijdelijkheid is het nieuwe permanent’, riepen sommigen, waaronder Jurgen Hoogendoorn van de gemeente Amsterdam. De tijden van groei zijn voorbij, voegde hij eraan toe. Iedereen moest maar eens uit zijn of haar comfort zone komen, we leven nou eenmaal niet langer in tijden dat langetermijnperspectieven geloofwaardig klinken. Hoogendoorn nodigde bovendien de creatieve garde uit om, net als in dit artikel, de regels te hacken; een stoere en (uit de mond van een gemeentelijke beleidsmaker) veelzeggende uitspraak, die de vinger op de zere plek legde. Want ook al is de weg onzeker, die is niet zonder richting. Wie geeft deze richting?
Rol van de gemeente
Stadsbesturen zoeken, evenals het Rijk, naar manieren om samen met ondernemers op te trekken om (tijdelijke) ingrepen in hun stad gestalte te geven. Daarbij moet de gemeente de ambities die het ‘tijdelijk’ – of beter gezegd onzekere – (her)bestemmen met zich meebrengt, opnieuw gaan zien. Los van bestemmingsplannen, los van knellende kostenplaatjes. Is het niet achterhaald dat er regels bestaan die het aantal jaren voor een ‘tijdelijke’ bestemming beperken? De roep om een mentaliteitsverandering tegenover tijdelijkheid werd sterk aangezet door Lenze Hofstee van Care x: ‘Alles is tijdelijk, net als het leven zelf.’
Uiteindelijk lukte het om los van de huidige denkbeelden van stadsplanning alternatieven te schetsen. Een voorstel uit het publiek: als het software-ontwikkelaars lukt om met feedback van gebruikers een product te verbeteren, kan de stedenbouw dan niet ook open source worden? Co-creatie in extremis. Gezamenlijk investeren betekent ook gezamenlijke verantwoordelijkheid over beheer en exploitatie. Iedereen kan toch steden bouwen en beheren, niet? Dat vergt op z’n minst een liberale instelling van het stadsbestuur – of zoals de Groningse wethouder Frank de Vries het verwoordde: ‘Ik moet op de eigen handen zitten.’
Geef wat terug
Ondernemers en bewoners zijn vaak bereid om bloed, zweet en tranen te geven voor het opknappen van ‘hun’ plek. Zij zullen zich volgens het hack the rules-credo door wetboeken heen moeten vechten en eigen vergezichten schetsen. Het stadsbestuur mag daar toch enige erkenning tegenover stellen? Een medaille of een eervolle vermelding is in dat opzicht een magere beloning, wat wel telt: harde knikkers.
Daarom dit pleidooi voor meer aandacht en erkenning voor tijdelijke ingrepen in de stad: besteed het geld dat in de gemeentekas beschikbaar is voor stadsontwikkeling aan de waardering van bottom-up initiatieven. Niet als startsubsidie, maar na tussentijds behaald succes. Het principe is simpel: leg projecten langs een meetlat van creatief ondernemerschap en beloon geslaagde projecten met een passend geldbedrag. Dat stimuleert ondernemers ten eerste om committment te tonen, het biedt ze een (extra) stip aan de horizon. Ten tweede krijgen zij ook daadwerkelijk wat terug voor hun bloed, zweet en tranen. Een beloning toekennen aan gedurfde initiatieven is bovendien een mooi uithangbord voor een gemeente. Zeker als die zich naar de buitenwereld toe afficheren wil als creative city en de kundigheid van eigen bewoners daarbij wil tonen.
Soms lees je weleens dat in oude gebouwen, in de hoeken en gaten van de stad, al energie verborgen zit. Maar haal die energie maar eens naar boven, dat is geen half werk! De gemeente Groningen kan zich, met initiatieven als het Open Lab Ebbinge, als game changer op de kaart zetten door een beloning te geven aan de spelers die met hun creatieve kracht deze energie ook echt op weten te wekken. Groningen kan met zo’n prachtige locatie dichtbij de binnenstad nog veel meer losmaken dan de resultaten die nu zijn gerealiseerd. Zowel ten dienste van de eigen stadjers, als in de internationale strijd om creativiteit.
Mirror, mirror
on the wall
who is the most creative
of them all…?
—
Alle foto’s in het artikel zijn van Teun van den Ende: Open Lab Ebbinge in Groningen
Teun van den Ende Redacteur Platform VOER
Teun van den Ende (1982) is werkzaam bij het College van Rijksadviseurs (CRA). Daar werkt hij o.a. aan de Visie Erfgoed en Ruimte (VER). Daarnaast zet hij zich in voor interdisciplinaire samenwerking, opinievorming en uitwisseling tussen erfgoed- en ruimtelijke disciplines. Meer informatie hierover vind je op www.platformvoer.nl