Met de decentralisatie van het natuur- en landschapsbeleid heeft de Tweede Kamer de verantwoordelijkheid voor de Nationale Landschappen geheel bij de provincies neergelegd. Maar het bijbehorende budget wordt niet overgedragen. Dat wordt volledig geschrapt. Het Rijk wil graag dat burgers en ondernemers meer worden betrokken bij het beheer van ‘hun’ landschap. Maar hoe organiseer je dat? En kunnen zo de unieke kwaliteiten van de Nationale Landschappen werkelijk worden veiliggesteld?
Automobilisten kennen ongetwijfeld de bruine ANWB borden langs de snelweg. De Nationale Landschappen zijn toeristische topattracties en iconen van Nederland. Denk aan het Groene Hart, het Rivierengebied, de Veluwe, de Achterhoek, het Limburgse Heuvelland en de Friese Wouden. Sinds het Rijk de Nationale Landschappen in de Nota Ruimte aanwees, is er veel gebeurd om deze gebieden te promoten en de ‘kernkwaliteiten’ te versterken. De provincies hebben de Nationale Landschappen opgenomen in hun omgevingsplannen en uitvoeringsprogramma’s. Historische landschapselementen zijn hersteld, wandel- en fietspaden aangelegd en bezoekerscentra en informatiepunten ingericht. Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan van partijen die het landschap een warm hart toedragen.
Financieringsbronnen
Nu het geld en de planologische bescherming van het Rijk wegvallen, beraden de provincies zich op de toekomst van de Nationale Landschappen. Er wordt naarstig gezocht naar nieuwe financieringsbronnen en uitvoeringsinstrumenten, zoals gebiedsfondsen, streekrekeningen, landschapsveilingen en uitzichtgaranties. Dit heeft al interessante resultaten opgeleverd. Op de streekrekening van het Nationaal Landschap Groene Woud staat ruim 40 miljoen euro. Van de rente-opbrengst komt jaarlijks bijna 300.000 euro beschikbaar voor groene projecten. Het landschapsfonds Via Natura van de gemeenten Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen in Nationaal Landschap Gelderse Poort financiert groenblauwe (of ecosysteem-)diensten door particulieren, middels langjarige contracten. Rijk, provincie Gelderland en gemeenten en waterschap hebben bij de start elk ongeveer 1 miljoen euro ingelegd. De private inbreng bestaat uit 1,6 miljoen euro van de Postcodeloterij, donaties en opbrengsten van landschapsveilingen en de streekrekening.
Nieuwe economische dragers
Het is nog wel de vraag of dergelijke fondsen een duurzame oplossing bieden. Het gaat vooralsnog om bescheiden bedragen en de inkomsten blijven voor een deel afhankelijk van subsidies of liefdadigheid. Minstens zo interessant is daarom de zoektocht naar nieuwe economische dragers voor het landschap. Op zich is er weinig discussie over de economische waarde van een mooi landschap. Er zijn inmiddels voldoende onderzoeken die aantonen dat de Nationale Landschappen een forse omzet genereren in de vrijetijdssector en een positief effect hebben op het internationale vestigingsklimaat. Het gaat meer om de vraag: hoe stimuleer je private investeringen in de kwaliteit van het landschap? Uit de evaluatie van het Nationale Landschappenbeleid die het Rijk in 2010 liet uitvoeren, bleek dat de marktpartijen het op dit punt nog laten afweten. Niet zo vreemd als je bedenkt dat door de strenge regelgeving en alle bureaucratie particuliere initiatieven in het landschap eerder ontmoedigd, dan gestimuleerd worden
Duurzame initiatieven
Wat dat betreft biedt het wegvallen van de planologische restricties van het Rijk (‘geen grootschalige ontwikkelingen’ en ‘alleen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei’) nieuwe kansen. Veel bedrijven hebben duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen tegenwoordig hoog in het vaandel staan. Bierbrouwerij Heineken onderzoekt bijvoorbeeld de haalbaarheid van een klimaatneutrale brouwerij in Zoeterwoude, gelegen in Nationaal Landschap Groene Hart. Door lokaal geproduceerd biogas te gebruiken in het eigen productieproces kan Heineken een actieve bijdrage leveren aan de toekomst van de melkveehouderij en daarmee aan de instandhouding van het landschap. Juist dit soort koppelingen tussen economisch nut en beheer van het landschap bieden nieuwe investeringsperspectieven. En houden het landschap levend. Als daarvoor biovergistingsinstallaties nodig zijn, moeten deze uiteraard zorgvuldig worden ingepast, maar niet bij voorbaat afgewezen omdat ze de openheid zouden verstoren.
Ambassadeurs van het landschap
Het IVN organiseert cursussen om recreatie-ondernemers in Nationale Landschappen op te leiden tot ‘ambassadeurs van het landschap’. Idee is dat goed gastheerschap helpt om toeristisch bezoek te stimuleren. De cursussen ondersteunen ondernemers om meer samen te werken en gezamenlijke arrangementen aan te bieden. Een volgende stap kan zijn dat ondernemers zelf het beheer van het landschap op zich gaan nemen. Bijvoorbeeld via een systeem van ‘parkmanagement’, zoals dat op bedrijventerreinen wordt toegepast. In de landbouwsector is dit al gangbare praktijk. Vele Nationale Landschappen hebben agrarische natuurverenigingen van samenwerkende boeren. Deze zouden wel eens een belangrijke rol kunnen gaan spelen bij de herverdeling van de Europese landbouwsubsidies.
Slow regions
Ook burgers verenigen zich en nemen verantwoordelijkheid voor het beheer van het landschap. In diverse steden zijn bijvoorbeeld voedselcoöperaties opgericht. Deze kopen gezamenlijk landbouwproducten in van biologisch werkende agrariërs uit de omgeving. Zo kan de omschakeling naar een meer streekeigen en duurzame landbouw worden gestimuleerd en wordt de band tussen de stedeling en het omliggende platteland versterkt. Voor de Nationale Landschappen is dit een aantrekkelijk perspectief: vanwege het bijzondere cultuurlandschap is schaalvergroting of intensivering van de landbouw vaak niet goed mogelijk. Diverse Nationale Landschappen zoals de IJsseldelta en het Limburgse Heuvelland zijn al bezig een eigen lijn van streekproducten te ontwikkelen en zich te profileren als de slow regions van Nederland.
Streekproducten: Hoeksche Chips (http://www.ambachtelijkechips.nl) en streekbier Ijsseldelta (http://ijsseldeltabier.nl)
Rol overheid
Vooralsnog zijn de genoemde ontwikkelingen te lokaal en te kleinschalig om een volwaardig alternatief te zijn voor het wegvallen van publieke financiering en regelgeving. Als het gaat om de algemene belangen van biodiversiteit, cultureel erfgoed en landschappelijke diversiteit blijft er een rol weggelegd voor de overheid, al was het maar om te voldoen aan onze internationale verplichtingen. Ondertussen gaan de Nationale Landschappen gewoon op eigen kracht en verder met het zoeken naar nieuwe financieringsbronnen en investeringsperspectieven.
—
Pieter Veen is met name verantwoordelijk voor ontwerp en visievorming bij Servicenet Nationale Landschappen. Servicenet is een netwerkorganisatie waarin maatschappelijke organisaties, marktpartijen, kennisinstellingen en overheden samenwerken om de Nationale Landschappen als een sterk merk overeind te houden. Servicenet wordt aangestuurd door de nieuw opgerichte Stichting Nationale Landschappen, onder voorzitterschap van Bart Krol. Einddoel is om een brede economische en maatschappelijke basis te creëren voor de duurzame ontwikkeling van de Nationale Landschappen.
Foto boven: Veluwe, foto: RUIMTEVOLK