De Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is een laatste stuiptrekking van een failliet ruimtelijk beleid, dat geen oog voor wat er werkelijk gebeurt in de stad, het dorp, de regio’s, het land, Europa en de wereld. Maar waar ze op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu het geloof in de ruimtelijke ordening blijkbaar hebben verloren, ontdekken partijen elders in het land de bindende, ontwikkelende en concurrerende kracht van het duurzame lange termijn perspectief. Tegelijk met deze echte trendbreuk komt ook het ruimtelijk debat weer in vorm en ontstaan er vernieuwende initiatieven, netwerken en inspirerende samenwerkingen. Niet de SVIR, maar nieuw elan in het ruimtelijk debat gaat onze dichtbevolkte Europese delta een grote dienst bewijzen in de huidige concurrentiemaatschappij.
Andere wereld
In het laatste oktobernummer van de S+RO vernam ik van DG ruimte I&M Chris Kuijpers dat de wereld er krap zeven jaar na het verschijnen van de Nota Ruimte er heel anders uit ziet. Afnemende bevolkingsgroei, gevolgen van de klimaatverandering, een veranderende behoefte in wonen en werken (‘van kwantiteit naar kwaliteit’) en het energievraagstuk leiden volgens hem tot nieuwe ruimtelijke opgaven. Volgens Kuijpers geeft de Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gelukkig de antwoorden op al deze ‘nieuwe problemen van vandaag en morgen’ en wordt er met de investeringsbrief mobiliteit meteen boter bij de vis geleverd. Het klinkt als een sprookje, een verhaaltje voor het slapen gaan. Te mooi om waar te zijn. En dat is het helaas ook.
De Nederlandse ruimtelijke ordening krijgt met de SVIR een herijkt nationaal ruimtelijk beleid dat weinig visionair is, vooral reageert in plaats van anticipeert en niet gefundeerd is op een goede analyse van maatschappelijke opgaven, maar primair leunt op een sturingsfilosofie. In die zin is de SVIR een logische opvolger van de Nota Ruimte en is er – zoals regelmatig wordt geopperd – geen sprake van een trendbreuk. Het roer gaat helemaal niet om, zoals in de SVIR wordt gesuggereerd, integendeel.
Goed, er zijn dus wat nieuwe thema’s bijgekomen, accenten verlegd, en de doctrine is op onderdelen aangepast, maar er zijn zeker geen bakens verzet. De echte nieuwe ruimtelijke opgaven worden in de SVIR nauwelijks (h)erkend. Neem het bijvoorbeeld het zeer actuele, complexe, grensoverschrijdende probleem van de enorme structurele overschotten aan vastgoed die langzaam maar zeker ontstaan. Het energie- of voedselvraagstuk. Ruimtelijke segregatie. Of de toekomst van het platteland. Decentralisatie alleen is daarop echt geen antwoord. Integendeel. Bovendien zien we dat het her en der leidt tot overheidsfalen en inefficiënt ruimtegebruik. Bestuurlijke versnippering botst in de praktijk regelmatig met ruimtelijke vraagstukken die zich manifesteren op bovenlokaal of nationaal niveau.
Niemand is gebaat met een zwabberend nationaal ruimtelijke beleid dat om de paar jaar weer wordt herschreven en dat de houdbaarheidsdatum heeft van een pak koekjes. De vakwereld, beleidsmakers en politici zijn de afgelopen jaren in de bestrijding van het maakbaarheidsdenken doorgeschoten streven naar een praktische hands-on planologie, waarbij vooral ruimte moest worden gecreëerd en wetgeving opgeruimd, maar waarin geen plek meer is voor gedegen analyse van maatschappelijke ontwikkelingen en een duurzaam en wenkend perspectief. Of in de woorden van Wouter Vanstiphout: we hebben ons laten verleiden tot een ruimtelijke ordening die eerder op Facts on the ground dan op Survey before Plan is gebaseerd.
En dat is geen goede zaak. Want wanneer – zoals de afgelopen jaren – een kritische beschouwing en een inspirerend debat ontbreekt, worden kansen gemist, lopen we achter de feiten aan en verliest de ruimtelijke ordening in zekere zin haar raison d’être. Want waarom nog plannen als we niet weten waarvoor? Zonder een inhoudelijke legitimatie zijn ruimtelijke ontwikkelingen te pas en te onpas overgeleverd aan de waan van de dag en de grillen van de politiek. Aan politici die gericht zijn op uitvoerbaarheid en handelingsvrijheid en een minister die onlangs doodleuk de vakwereld op het hart drukte dat we moeten luisteren naar de wensen van de markt, vooral samen moeten werken en onze handen uit de mouwen moeten steken. Excusez-moi?
Wat ze in Den Haag blijkbaar niet in de gaten hebben is dat de handjes al lang en breed wapperen, de hersentjes kraken en een echte trendbreuk reeds in gang is gezet. Want vanuit het bewustzijn van die nieuwe, complexe realiteit wordt op lokaal een regionaal niveau al hard gewerkt en gezocht naar even duurzame als flexibele antwoorden op grote maatschappelijke ontwikkelingen. We lezen ze bijna dagelijks in de krant, maar ook op RUIMTEVOLK.
Overheid, markt en maatschappelijke organisaties verkennen steeds vaker samen de kansen van het ruimtelijk programmeren en ontdekken de kracht van het gemeenschappelijke verhaal. Think global, act local krijgt in de ruimtelijke ordening en in verschillende gemeenten en regio’s steeds meer vorm en inhoud. Niet alleen voor wonen en werken, maar ook bij thema’s als energietransitie, sociale segregatie, krimp, economie, revitalisering platteland, enzovoort. Vernieuwende initiatieven en netwerken steken overal hun kop op. Het gebeurt in Rotterdam, Amsterdam en Apeldoorn, in Groningen, Limburg, Overijssel en in de Achterhoek.
Waar lokaal en regionaal de komende tijd wordt gezocht naar een ruimtelijk perspectief voor de lange termijn, zal ook steeds vaker om hulp, visie, sturing en financiering vanuit Den Haag worden gevraagd. Zeker als het gaat om de woningmarkt, infrastructuur, krimp of het energievraagstuk. Om die slag te maken is een levendige en inhoudelijke discussie over de gewenste ontwikkelingsrichting hard nodig.
Het is daarom een geruststellende gedachte dat tegelijk met deze echte trendbreuk het ruimtelijk debat ook weer in vorm komt. En dat oude, vastgelopen netwerken worden verweven met- of vervangen door nieuwe, innovatieve netwerken. Dit is een gezonde ontwikkeling die past bij een nieuwe cultuur. Verfrissend ook, nadat we een tijdlang zijn doorgeschoten in de bestrijding van het maakbaarheidsdenken, ons in onbeduidend vakjargon vooral bezig hielden met sturing, financiering, regelgeving en de inhoud het nakijken had.
De magere jaren met weinig kritische en sombere discussies en een lange polonaise achter flinterdunne dogma’s zijn daarmee hopelijk achter de rug. Niet de SVIR, maar nieuw elan in het ruimtelijk debat gaat onze dichtbevolkte Europese delta een grote dienst bewijzen in de huidige concurrentiemaatschappij. Door de ruimtelijke ordening weer te voeden met analyse, langetermijnvisie, creativiteit en een gezonde dosis idealisme. Inclusief peper en zout!
—
Deze blog is een bewerking van de column ‘Echte trendbreuk’ die geplaatst is in de S+RO van december 2011.