Het beeld van het platteland wordt gekenmerkt en vertroebeld door een gebrek aan nuance. Eerder lazen we al op RUIMTEVOLK dat het platteland, nu de geldstromen opdrogen, wordt aangesproken op zelfredzaamheid. Dit is niet alleen een onrealistische, maar bovendien ook een zeer onrechtvaardige gang van zaken.
Volgens de meest recente prognoses van het CBS zal de groei van Nederland de komende decennia voornamelijk plaatsvinden in de 31 grote steden. De randen van het land krijgen in toenemende mate te maken met bevolkingsdaling, met name in kleine vergrijzende kernen. Jongeren en hoger opgeleiden trekken, op zoek naar werk, steeds vaker weg uit de landelijke regio’s. Het klassieke roltrapmodel treedt weer in werking: opgroeien in Stadskanaal, studeren in Groningen en werken in Amsterdam. In de toekomst wordt de stad steeds stedelijker en het platteland steeds landelijker, zo stelt demograaf Jan Latten.
Consumptieruimte
Het platteland wordt, ironisch genoeg analoog aan de oude binnensteden van Nederland, een ‘consumptieruimte’; waarin het landschap als mooi decorstuk dient om onze consumptie-ervaringen in de ‘beleveniseconomie’ zin te geven. De vraag is echter of dit de panacee is voor al het platteland. Zo heilloos als het is voor Heerlen om met Amsterdam te concurreren voor de ‘stedelijke belevenis’, zo ondoenlijk is dit ook voor veel platteland. Mooi dat de Hondsrug een functie heeft voor het ‘Drenthenieren’, vijftig kilometer verderop blijft het leeg in de Veenkoloniën. Het grotendeels mislukken van Blauwestad laat zien dat de markt van ‘platteland als consumptieruimte’ simpelweg te klein is om voor het gehele Nederlandse platteland als oplossing voor de naderende krimp te dienen.
Zelfvoorzienend
In het recent op Ruimtevolk verschenen stuk ‘Terug naar een zelfvoorzienend platteland?’, geeft Elly van der Klauw een heldere schets van wat men vaststelde tijdens de bijenkomsten ‘Platteland van de toekomst’ en het ‘4e Plattelandsparlement’. De geldstromen houden op en de overheid trekt zich terug: tijd om zelf de handen uit de mouwen te steken. Krimpregio’s moeten in toenemende mate aan zelfsturing gaan doen en het is aan de burgers om hun dorpen leefbaar te houden door initiatief te nemen in hun eigen woonomgeving.
Aan deze conclusie zitten echter ook een paar onderbelichte aspecten die, in het denken over de moderne stad-landrelaties, een nieuw licht kunnen werpen op de toekomstige ontwikkeling van het platteland.
Onrechtvaardig
Al circa tien jaar, sinds de Nota’s Ruimte en Pieken in de Delta, geeft het Rijk voorrang aan investeringen in de meest rendabele gebieden, voornamelijk stedelijke centra. Hier is uit macro-economisch perspectief veel voor te zeggen: je investeert je euro waar hij het meeste oplevert. Het platteland profiteert hier maar matig van en raakt steeds meer op zichzelf aangewezen. De noodzaak van een zelfvoorzienend platteland is dus een logisch gevolg van het consequent op de stad gerichte beleid. Nederland is een van de meest gecentraliseerde landen ter wereld waar het belastingheffing betreft: iedereen betaalt dus mee aan de investeringen in de steden. Als de winsten die in de stad geboekt worden niet terugvloeien naar het platteland ontstaat een rechtvaardigheidsvraag. De electorale kaart van Nederland is inmiddels een spiegelbeeld van de economische. Waar het economisch slecht gaat, stemt men populistisch. Deze regionaal politiek-economische dimensie van de Nederlandse onvrede speelt een veel te kleine rol in discussies rondom zowel het platteland als de precaire staat van de Nederlandse politiek.
De vraag is dus niet alleen of sociaal-economische ongelijkheid rechtvaardig is, maar ook hoe lang de landelijke gebieden dit accepteren. Is het niet ook de verantwoordelijkheid van steden om de buitenruimte mooi en leefbaar te houden? Het platteland is toch juist voor de stedeling van essentieel belang in termen van rust, ruimte, voedsel- en energieproductie?
Taart
Terecht merkt Van der Klauw op dat voorkomen moet worden dat dorpen, in een fase van krimpontkenning, voor hun eigen geluk gaan in de regionale politiek en ruimtelijke ordening. In het verleden is al veel te vaak bewezen dat concurrentie tussen dorpen niet de juiste wijze is om te reageren op bevolkingsdaling. De nationale boodschap het zelf te doen is hiermee tegenstrijdig. De regionaal te verdelen taart wordt steeds kleiner, zowel in relatie tot de nationale geldstromen als tot het verlies aan sociaal, cultureel en economisch kapitaal dat gepaard gaat met de bevolkingsdaling.
In het decembernummer van Agora, over de toekomst van het Nederlandse platteland, valt onder andere te lezen hoe lokale politici worstelen met dit dilemma. Hun lokale achterban zit niet te wachten op slechtnieuwsberichten als “sorry, de basisschool van dit dorp kunnen we helaas niet in stand houden” of “deze huizen komen in aanmerking voor sloop”. Met het oog op herverkiezing geven veel lokale politici liever een onrealistische voorstelling van zaken dan dat ze onpopulaire beslissingen nemen. Maar juist wanneer het platteland geconfronteerd wordt met afnemende middelen zullen dergelijke kwesties steeds vaker de kop opsteken. Dit is een groot obstakel in de oproep voor een zelfvoorzienend platteland. De regionale samenwerking die dit vereist, is in veel gebieden immers nog lang niet in de gewenste staat van harmonie.
Misschien moeten we daarom juist groter gaan denken. Zowel de stad als het platteland zijn van ons allemaal, en we betalen ook allemaal belasting om beide mooi en leefbaar te houden. In een gemondialiseerde wereld betoogt niemand dat Nederland zelfvoorzienend zou moeten zijn. Een pleidooi voor autarkie in een open economie als de Nederlandse zou immers tot een forse welvaartsdaling leiden. Laten we dat dan ook niet doen voor de kwetsbaardere delen van Nederland, maar in plaats daarvan nadenken over hoe we de taart – bij voorkeur op een duurzame manier – zo groot mogelijk maken, zonder te vergeten dat we die vervolgens eerlijk verdelen.
—
In Agora 2011-4 staat de toekomst van het platteland centraal. De diverse auteurs van dit themanummer reflecteren vanuit verschillende invalshoeken op de huidige staat en de toekomst van het platteland.
Alle foto’s in het artikel zijn van Koen Elzerman
Koen Elzerman Sociaal geograaf en planoloog
Michiel van Meeteren Sociaal geograaf en socioloog
Michiel van Meeteren is redacteur van AGORA. Hij werkte voor Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir en heeft recent een promotieplek aan de Universiteit Gent geaccepteerd.. Hij is economisch geograaf en socioloog en houdt zich bezig met transnationale netwerkvorming in al zijn facetten.