Het eigen gelijk over de stad

23 januari 2012  /  Martin van der Maas

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Het getuigt van intellectuele luiheid om een boek te lezen dat slechts een bevestiging belooft van de eigen gedachten. Om die reden had ik Jos Gadets ‘Terug naar de stad’ niet moeten lezen. Hij is net zo’n Jane Jacobs-aanhanger als ik en beschrijft op persoonlijke wijze realiteit en noodzaak van de ‘uitrol’ van het Amsterdamse centrum richting (en zelfs over) de ring A10. Alsof ik het zelf had bedacht. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: ik heb het boek toch gelezen, met toch ook enkele kritische observaties als resultaat.

Het meest voorkomende woord in het boek is waarschijnlijk ‘urban fabric’. Daarmee doelt Gadet op het gebied van de gesloten bouwblokken, hoewel hij dit begrip zelf vreemd genoeg nauwelijks noemt. Gesloten bouwblokken in hoge dichtheid, met flexibele plinten langs straten waar auto’s niet domineren, dat zijn de stedenbouwkundige generatoren voor de levendigheid en diversiteit waar Gadet zo van houdt. Dit potentierijke gebied houdt op waar de tuinsteden beginnen: zo ongeveer langs de ring A10. Aan de hand van vele persoonlijke observaties en anekdotes, gelardeerd met wetenschappelijk materiaal, toont hij de kracht van de echte stad en de zwakte van de tuinstad.

Waterscheidingen
Gadet haalt een exemplarisch punt in de Jan Evertsenstraat aan als overgang van ‘zijn’ urban fabric naar de westelijke tuinsteden. De blik naar het westen verschilt levensgroot van die naar het oosten. Deze inderdaad vaak plotselinge overgangen van stad naar tuinstad hebben mij ook altijd gefascineerd. Omdat ik vroeger regelmatig met tram 2 reisde, was de Heemstedestraat bij de Westlandgracht altijd mijn “180-gradenplek”, zoals Gadet het noemt. Naar de ene kant keek ik richting het fraaie, besloten Hoofddorpplein, precies de andere kant op rolde de onherbergzaamheid zich voor mij uit. Desolaat groen met een gebrek aan schaarste. Die waterscheidingen tussen de hoopvolle en de hopeloze stad zijn in veel Westerse steden te vinden bij de bouwfases van rond de Eerste Wereldoorlog. Daarna begon de tuinstadideologie aan haar indrukwekkende en vrijwel onafgebroken zegetocht.

Slopershamer
Gadet suggereert in ‘Terug naar de Stad’ zo nu dan een gedeeltelijke sloop van die vermaledijde tuinsteden. Begrijpelijk, maar niemand minder dan Jane Jacobs verkondigde dat het intact laten van achterbuurten een belangrijke sleutel was tot rehabilitatie ervan. Juist zij trok ten strijde tegen sloopplannen van gemeentelijke overheden die sociale netwerken onherstelbaar uiteenrukten. Hoe ironisch dat een van haar grootste aanhangers nu ook de slopershamer voor volkswijken propageert! Misschien is een behoedzame aanpak van de westelijke tuinsteden daarom geloofwaardiger en bovendien meer in lijn met recente denkwijzen als ‘organische wijkontwikkeling’.

Poeldijkstraat 249, "mijn" 180-graden plek, foto: Vijay Chander Sounderarajan (www.vijaychander.net)

Gentrification
Een van de interessantste hoofdstukken in de Death and Life van Jane Jacobs behandelt de selfdestruction of diversity. In populaire grote steden als Amsterdam zien we nu inderdaad het spook van de gentrification opduiken. Als dat zo doorgaat, dan worden de steden ontoegankelijk voor de gewone man. Weg diversiteit. Gadet is wel erg optimistisch als hij stelt dat het aanhouden van sociale huurwoningen binnen de ring A10 dit zorgpunt kan wegnemen. Want schaarste moet altijd worden betaald. Is het niet in geld, dan in tijd. Wat is er toegankelijk aan woningen waarvoor je twintig jaar moet wachten voor je erin mag? Wie eenmaal zo’n goedkope parel heeft bemachtigd, staat ‘m nooit meer af. Kortom: de enige echte remedie tegen selfdestruction is het aanbod vergroten waar zoveel vraag naar is, waardoor de prijzen kunnen zakken: de uitrol van de urban fabric dus. Jos Gadet slaat toch weer de spijker op de kop.

Economie
Gadet onderstreept vaak het economische belang van de diversiteit van de urban fabric. Ik zou willen dat het anders was, maar empirisch bewijs daarvoor kan ik ook in zijn boek maar moeilijk vinden. Tegenvoorbeelden zijn er te over: steden als Houston, Los Angeles en Brisbane zijn zeer welvarend en sterker groeiend dan Amsterdam, terwijl die de belichaming zijn van anti-stedelijkheid. Of neem Eindhoven: de slimste stad ter wereld, maar op modernistische leest geschoeid. Deze steden lijken het levende bewijs voor Gadets nachtmerrie: er is helemaal geen urban fabric nodig om economisch succesvol te zijn. Maar we kunnen wat dit punt betreft nog dichter bij huis blijven. Het valt namelijk op dat Gadet Buitenveldert in zijn boek vrijwel volledig negeert. Boze tongen zouden kunnen beweren dat hem dat goed uitkomt. Het succesvolle Buitenveldert bewijst volgens verschillende tuinstad-adepten immers dat tuinsteden niet per definitie uitgroeien tot poelen van verderf en dat Gadet dus een beetje overdrijft.

Misschien doen liefhebbers van de diverse stad er daarom goed aan om economische argumenten te laten voor wat ze zijn. Die zijn ook eigenlijk niet nodig. De urban fabric is waardevol, omdat zoveel mensen zich er zo goed bij voelen. Omdat, zoals Gadet stelt, Amsterdam binnen de ring de duurste – dus meest gewilde – woningmarkt per vierkante meter van Nederland is – en dat terwijl het per auto het slechtst bereikbaar is. Voorts omdat miljoenen toeristen als bijen op de honing van urban fabrics afkomen, en Almere en Zoetermeer reserveren voor verkiezingen voor ‘lelijkste plek van Nederland’. Aangezien toeristen zich in hun keuzegedrag bij uitstek laten leiden door gevoel voor aantrekkelijkheid, is de ‘toeristenindex’ vaak een waardevolle maat voor kwaliteit en gewildheid.

Neergang en opkomst
Helaas heeft Jos Gadet een van mijn meest prangende vragen grotendeels onbeantwoord gelaten: waarom worden steden nu pas weer zo gewild? Waarom waren ze rond 1970 minder populair? Gadet noemt slechts de economische teruggang van toen. Maar we hebben nu ook economische teruggang. Ik ben zoekende naar andere oorzaken, met name op het terrein van tijdgeest, cultuur, de waardering voor automobiliteit, of het verlangen naar oorspronkelijkheid. Ik daag Gadet en anderen uit om daar ook naar op zoek te gaan.

Dit alles laat onverlet dat Jos Gadet een knap en, mede vanwege de persoonlijke stijl, onderhoudend boek heeft geschreven. Het is soms heerlijk om je bij het lezen schaamteloos te wentelen in je eigen gelijk. Net zoals ik ervan geniet om in urban fabrics rond te lopen, genoot ik bij het lezen van de pleitbezorger ervan.

Terug naar de stad; Geografische portret van Amsterdam, Jos Gadet, SUN/Trancity, Amsterdam, 2011, Vormgeving: Piet Gerards (omslag), Steven Boland (Binnenwerk)

AmsterdamEindhovenJane JacobsStedelijkheidWoningmarkt

Martin van der Maas Planoloog en wijkmanager

Over de auteur

Martin van der Maas is planoloog, nu werkzaam als wijkmanager bij de gemeente Den Helder. Binnenkort start hij als planoloog bij de Dienst Ruimte en Duurzaamheid van de Gemeente Amsterdam, Voorheen was hij werkzaam bij de provincie Gelderland en bij Rooilijn, vaktijdschrift voor de planologie. Fascinaties: de systeemwereld jegens de leefwereld, organische wijkontwikkeling, Jane Jacobs



Ook interessant:

Terloopse contacten voor een veerkrachtige stad

Flip Krabbendam en Henriëtta Joosten

Het publiek domein als grote gelijkmaker

Anne Seghers en Sjors de Vries

Nieuw perspectief voor Parkstad

Anne Seghers en Kris Oosting