Krimpgroeien

29 juni 2011  /  Jan Custers

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Bestuurders en maatschappelijke organisaties piekeren zich suf om dorpen en wijken in krimpgebieden leefbaar te houden. Grote afwezigen in het debat zijn de burgers. Hoog tijd voor een echte kanteling: laat burgers niet alleen ‘meedenken en meedoen’, maar geef ze het primaat op het gebied van gemeenschapsontwikkeling en sociale vitaliteit.

Lokale bevolking
Bevolkingsdaling gaat gepaard met vergrijzing en ontgroening. Met als gevolg een toenemende vraag naar zorgvoorzieningen, maar tegelijkertijd een afnemend draagvlak voor de broodnodige voorzieningen. In bijna alle beleidsdocumenten worden deze gevolgen van krimp gepresenteerd als zaken die de overheid en maatschappelijke organisaties moeten oplossen. De causale redenering luidt: ‘we hebben een probleem, dat leidt tot de volgende analyse, waarbij de volgende oplossingen passen’. Vrijwel automatisch nemen overheid en maatschappelijke organisaties het probleemeigenaarschap op zich.

Sociale voorzieningen laagdrempelig aanbieden is lastig, zeker in deze tijden van crisis. Bezuinigingen en schaalvergrotingen leiden vaak tot verzet van burgers, en daarmee tot verharding van hun relatie met de overheid. Het paradoxale is dat de overheid dit over zichzelf heeft afgeroepen. De afgelopen decennia heeft de overheid stelselmatig haar invloed op de samenleving vergroot door te pas en te onpas in te grijpen. De burger is daaraan gewend geraakt en gedraagt zich daardoor steeds meer als een ‘claimende consument’.

Geef de burgers het vertrouwen dat ze verdienen en hou gepaste afstand. Dat getuigt niet van onverschilligheid, maar juist van betrokkenheid.

De centrale vraag is hoe ondanks bezuinigingen zorg- en welzijnsvoorzieningen op peil kunnen blijven, naar tevredenheid van de lokale bevolking. Onze stelling is dat burgers hierin zelf verantwoordelijkheid willen, kunnen en moeten nemen. Dit vereist sociale innovaties waarbij de burger probleemeigenaar wordt in plaats van consument. Vooral in krimpgebieden, waar de druk op voorzieningen door dalend inwoneraantal én financiële bezuinigingen des te groter is, vormt dit een interessant alternatief.

‘Meer ruimte voor de burger’ is een veelgehoorde kreet, maar daar blijft het vooralsnog bij. In de praktijk laat de overheid nauwelijks ruimte aan burgers om zelf aan de slag te gaan. Het zou van visie en lef getuigen als overheden, nationaal en lokaal, hun relatie met burgers écht ter discussie zouden stellen. En dat gaat verder dan proberen ‘de politiek dichter bij de burger te brengen’. Want dat leidt alleen maar tot een nog grotere claimneiging van burgers.

Zelfsturing
Er zijn gelukkig uitzonderingen op de regel; er bestaan initiatieven die daadwerkelijk meer ruimte voor de burger creeëren. In de gemeente Peel en Maas in Limburg wordt al ruim tien jaar gewerkt aan het concept ‘gemeenschapsontwikkeling door zelfsturing’, een samenwerking tussen gemeenten, provincie, welzijnsorganisaties, hogeschool Zuyd en de vereniging kleine kernen Limburg. Zelfsturing wil zeggen dat overheid en maatschappelijke organisaties ruimte geven aan dorps- of wijkgemeenschappen, verenigingen, gezinnen en individuen om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van hun leefomgeving. Inwoners en de gemeente Peel en Maas kwamen bijna gelijktijdig met dit initiatief, als antwoord op de krimpperspectieven die toen al werden herkend.

Foto: Jan Custers

De realiteitszin was van begin af aan groot: in plaats van in te zetten op bevolkingsgroei juist richten op nieuwe vormen voor het leveren van sociale voorzieningen. Dat betekent nadenken hoe je alleen of samen met een naastgelegen dorp de basisschool kunt behouden of een dagvoorziening of dorpsvervoer kan starten, gerund door vrijwilligers met een minimale professionele ondersteuning. Het betekent als dorpsgemeenschap zelf een toekomstvisie ontwikkelen en deze vertalen in plannen en projecten waar inwoners de schouders onder zetten. Uitgangspunt is dat altijd het dorp eigenaar blijft van de voorziening.

De nieuwe aanpak werkt: de inwoners zijn enthousiast, nemen daadwerkelijk verantwoordelijkheid en zijn creatiever geworden in het bedenken van oplossingen op maat voor hun eigen dorp. Bijkomend voordeel is bovendien de winst aan sociale cohesie die dit proces oplevert: bewoners hebben meer contact met elkaar, meer voor elkaar over. Een belangrijke winst in de leefbaarheid.

Hobbels
Het zelfsturingsmodel heeft in Peel en Maas gezorgd voor een verandering in de relatie tussen overheid en lokale gemeenschap. Maar er liggen ook bedreigingen op de loer. Zo kan het zijn dat in een dorpsgemeenschap een ‘nieuwe elite’ ontstaat die ‘voor het dorp gaat denken’. Wat eerder de gemeente deed (‘wij weten wat goed voor u is’) wordt nu overgenomen door voortrekkers uit het dorp. Vaak met de allerbeste bedoelingen, maar met het effect dat de verantwoordelijkheid opnieuw van de inwoners wordt afgepakt. Het blijft dus zaak om de communicatie in het dorp op een hoog peil te houden. Het dorpsoverleg vervult daarbij een belangrijke rol.

Een tweede hobbel zit bij overheid. Een probleem dat zich lijkt op te dringen is de controlezucht van de overheid om het speelveld zo veel mogelijk hetzelfde te houden. Veel bestuurlijke energie wordt gestoken in het interne proces van het voldoen aan de uitvoeringsregels in plaats van in het behalen van maatschappelijk relevante resultaten.

Bij experimenten met zelfsturing moet de overheid afstappen van ingesleten werkwijzen en moet leren ‘loslaten’. Geef de burgers het vertrouwen dat ze verdienen en hou gepaste afstand. Dat getuigt niet van onverschilligheid, maar juist van betrokkenheid. Op die manier respecteer je lokale verschillen in sociale vitaliteit: in de ene gemeente werkt zelfsturing anders dan in de andere. De constante factor is het vertrouwen in het oplossend vermogen en verantwoordelijkheidsgevoel van mensen zelf.

Ook buiten krimpgebieden
Het concept van zelfsturing is geen dromerij, maar een zeer werkbaar platform om problematiek rondom sociale voorzieningen én sociale cohesie aan te pakken. In die zin past zelfsturing niet alleen in krimpgebieden, maar overal waar behoefte is aan gemeenschapsvorming. Zelfsturing gaat daarbij niet om grootse projecten, maar om kleinschalige plannen die bijdragen aan de leefbaarheid in een specifieke kern of dorp. Het is dus geen nieuwe methodiek die past in het rijtje van inspraak, meespraak en burgerparticipatie. Maar een manier van kijken, denken en analyseren waarmee het mogelijk is het voorzieningenniveau op een aanvaardbaar peil te houden, sociale cohesie te bevorderen en claimgedrag van de burger in toom te houden. Een drievoudige kwaliteitsslag dus.

Foto boven gemaakt door Jan Custers.

Peel en MaasPlattelandSociale cohesie

Jan Custers Projectleider

Over de auteur

Jan Custers, tot verleden jaar werkzaam als directeur-bestuurder van de welzijnsorganisatie Vorkmeer, momenteel projectleider van de Proeftuin Zelfsturing. Onafhankelijk voorzitter van de raadswerkgroep Stad van Actieve Mensen die het kader voor zelfsturing en zelfregie in Venlo ontwikkelt. Studeerde theologie en ethiek aan de Universiteit van Nijmegen. Doet momenteel  promotieonderzoek naar het thema ‘Gemeenschapsontwikkeling door zelfsturing’. Is met name ook geïnteresseerd in het thema ‘internationale verbondenheid’.



Ook interessant:

Column: Tegenstellingen - de blinde vlek van het ruimtelijk beleid

Hans Peter Benschop

Werken aan de productieve stad

Kris Oosting

Nieuw Zicht op Leiden

Daphne Koenders