“Es braucht einige Verrückten”, zo vertelt onze gids Alexander terwijl hij ons door de straten van een buitenwijk van Halle leidt. Indrukwekkend om te zien hoe zich hier sinds enkele jaren herstel begint af te tekenen. Ook deze wijk, deze hele regio eigenlijk, is hard getroffen door de krimp. Sinds die Wende trokken honderdduizenden weg uit Oost-Duitsland met op vele plekken leeggelopen en vervallen buurten als gevolg. Het is een patroon wat we de afgelopen dagen op verschillende plekken in Duitsland steeds weer hebben gezien. Berlijn, Dessau, Halle.
Volgens de prognoses is de krimp in Duitsland nog lang niet ten einde, integendeel, op het zuiden van het land na (Beieren) krimpt het tegenwoordig bijna overal. Volgens het Berliner Institut (Maart, 2011) moet de echte verandering nog komen. De gemiddelde leeftijd is door de vergrijzing flink aan het stijgen en er worden steeds minder kinderen geboren. Mede omdat er kostbare tijd verloren is gegaan met het ontkennen van de krimp gaat het inmiddels, net als bij klimaatverandering, misschien wel meer om adaptatiestrategieën dan om mitigatie. De situatie is op de meeste plekken (nog) niet te vergelijken met die in Nederland maar toch kunnen we er wel veel van leren. Juist ook om te voorkomen dat het in Nederland dezelfde vormen aanneemt. Het is nog niet zo lang geleden dat krimp in Duitsland met veel scepsis en kritisch benaderd werd. Dat stadium is het inmiddels wel voorbij.
Wat onze gids ons duidelijk maakt op zijn rondleiding door Halle is dat kleine initiatieven en het doorzettingsvermogen van enkele ‘verruckte’ individuen een groot verschil kan maken. Zo zijn ze hier 3 – 4 jaar geleden met vier mensen begonnen om te proberen het verval een halt toe te roepen. In eerste instantie met allerlei sympathieke, kleinschalige initiatieven. Muurschilderingen, concerten, een buurtkroeg, een straatfestival, guerilla gardening en een succesvol initiatief van stadslandbouw om braakliggende terreinen opnieuw in te richten en bewoners te mobiliseren. In het begin tegen de klippen op. Denk maar niet dat de buurt meteen stond te springen van enthousiasme. Integendeel, ze hebben meerdere malen hun kop gestoten en nul op het request gekregen. Maar toch, doorzettingsvermogen heeft er toe geleid dat mensen uit de buurt uiteindelijk toch mee gingen doen. Stukje bij beetje trad er een verandering in. “Das Bild der Leuten hat sich geändert”. Mensen begonnen zich er tegen aan te bemoeien, zelf ook actief te worden. Soms ook te protesteren, maar ook dat is een vorm van engagement. Het betekent dat het ze iets uitmaakt, en dan komen ze in beweging, aldus Alexander.
Ook niet onbelangrijk, doordat er geleidelijk aan weer meer leven op straat komt, en de buurt stukje bij beetje opknapt, wordt de buurt ook weer aantrekkelijker voor studenten. Voorheen hadden die het meestal na 1 of 2 maanden wel gezien. Nu blijven ze, en dragen zelf ook bij aan de activiteiten in de wijk. Recentelijk heeft een Belgische ondernemer een aantal van de panden gekocht die op de nominatie stonden om gesloopt te worden. Dit nadat de wijk volop in het nieuws kwam bij een twee weken durend straatfestival. Nu staan de panden op het punt te worden gerenoveerd. Het lijkt alsof ze in deze wijk de negatieve spiraal die vaak gepaard gaat met krimp hebben weten om te buigen.
Engagement
Het sleutelwoord lijkt ook hier ‘engagement’. Betrokken burgers die zelf ook bereid zijn om met hun eigen leefomgeving aan de slag te gaan. Dit is heel herkenbaar. Al eerder op deze studiereis zagen we voorbeelden van dit soort initiatieven die echt een verschil kunnen maken en voor nieuwe dynamiek kunnen zorgen. In Berlijn bv., waar de mobiele, tijdelijke, ‘nomadische’ tuinen in de Prinzessinengarten bruisen van het leven, en het schoolvoorbeeld van een multiculturele samenleving zijn (waarom kleeft er tegenwoordig toch vaak zo’n nare smaak aan dat begrip?). Maar ook in Dessau, waar de afgelopen 10 jaar in het kader van de IBA overal in de stad kleine stukjes grond zijn uitgegeven op de massaal vrijkomende grond. Burgers kunnen hier vervolgens zelf mee aan de slag met bv. kruiden, bloemen of een BMX baan. Ook is er een apothekerstuin en wordt er geëxperimenteerd met energiegewassen. Der Spiegel schreef hier vorig jaar een mooi artikel over.
Ik herken het ook uit Portugal waar ik tussen 2003 en 2006 onderzoek heb gedaan naar de leegloop van het platteland. Ook daar waren het vaak gedreven individuen met een ‘cabeca dura’ die het verschil maakten in de marginale gebieden. Heel vaak nieuwkomers trouwens, die met frisse energie, nieuw kapitaal (economisch, sociaal en cultureel) en doorzettingsvermogen aan de slag gaan. Soms ook tegen beter weten in. Ook in Nederland zie je de voorbeelden. Waarom blijft het ene dorp vitaal en leefbaar en het andere niet? Kijk maar eens goed, vaak zijn het ook hier enkele individuen met een drive die het verschil maken. Zoals bijvoorbeeld die ondernemer van Support & Co. Die ik sprak in de uitzending van Rondom10 en die het wel lukt om in kleine dorpskernen waar de leefbaarheid onder druk staat met succes supermarkten draaiende te houden.
In Duitsland is er momenteel volop belangstelling voor het hoe en wat van dit engagement, zoals ook blijkt uit de ondertitel van een recent rapport van het Berlin Institut ‘Die demografische Lage der Nation. Was freiwilliges Engagement für die Regionen leistet’ (maart 2011). Dit instituut stelt dat: “…. wenn der Staat nicht mehr alles kann, was er einst vorgab zu können, wer springt dan in die Lücke? Die Zivilgesellschaft, die engagierten Burger, die Freiwilligen aus Stadt und Land sollen es nun richten. Sie sind nicht mehr nur die nette Begleiterscheinung von gestern, die sich am Dienstagabend bei den Rotarien trifft, für die Restaurierung einer alten Kirche spendet und an Weihnachten den Basar für die Notleidenden der Welt veranstaltet. Sie soll jetzt zu einer tragenden Säule sozialstaatlicher Strukturen werden”.
PlaNOlogie
Deze nadruk op de rol en de inzet van het individu, en de kleinschalige, stapsgewijze en bijna organische wijze waarop in Dessau, Halle of Berlijn met krimp wordt omgegaan staan natuurlijk lijnrecht tegenover de wijze waarop deze steden in de jaren ’60 – ’80 gegroeid zijn. De eerste dag van onze studiereis leidt ons onder andere langs Berlin Hellersdorfer waar in de jaren ’70 en ’80 in een relatief klein tijdsbestek 100.000 woningen uit de grond zijn gestampt. Het merendeel in de vorm van de beroemde, en weinig duurzame, Plattenbau.
Het contrast tussen de groei en krimp van dit soort wijken mag misschien extreem zijn, het is ergens ook wel illustratief. Voor het omgaan met krimp lijken geen blauwdrukken te bestaan, geen grootschalige of uniforme oplossingen. PlaNOlogie is de term die valt tijdens onze reis. Het lijkt wel of krimp niet of nauwelijks te plannen valt, of er nagenoeg geen logica is in de oplossingen. Eén van de meest opvallende zaken tijdens het bezoek aan Duitsland zijn steeds weer de contrasten tussen regio’s, wijken of zelfs straten. Er lijkt soms geen peil op te trekken. De ene wijk is hip, de andere ligt te verpauperen. De ene straat bruist, de ander is doodstil. Op de ene plek staan de huizen er vervallen bij, op de andere staan ze in de steigers. Een deel van de verklaring hiervoor zit hem in de verwevenheid van particulier woningbezit en dat van woningcorporaties.
Frau Bruckner van de IBA in Dessau vertelt hoe ze in eerste instantie een grootschalig plan / ontwerp voor de vrijkomende ruimte in de stad hadden waarbij ze een groot park midden door de stad hadden gepland. Toen ze na veel duwen en trekken eindelijk zo ver waren dat ze op een enkele plek konden beginnen met slopen bleken sommige van de particuliere eigenaren er omheen hele andere plannen te hebben. In de hoop dat hun woningen wél het verschil konden maken begonnen ze hun eigen pand opeens grondig te renoveren. ‘Wishful thinking’ waarschijnlijk, maar in ieder geval ook een streep door de rekening van de planologen en het stadspark.
De huidige strategie van ‘uitgifte’ van kleine stukjes grond aan geëngageerde burgers is weer het andere uiterste. De uitkomst is ongewis. Dat is eigenlijk ook de hoofdboodschap die Frau Brückner ons meegeeft. Krimp in Dessau is een onvoorspelbaar proces. Het vraagt om een compleet andere manier van denken. Er zijn geen zekerheden, er is geen vooropgezet plan. Het is ‘trial & error’. “We denken niet meer in grote plannen maar we beginnen gewoon …………”.
Dat ze daarbij nog voor allerlei raadsels en verrassingen zullen komen te staan blijkt wel uit een haast terloopse opmerking over de infrastructuur. Het is één ding om huizen te slopen, men buigt zich nu over de rest van de infrastructuur. Op sommige plaatsen zijn wegen al vervangen door fietspaden. Maar wat te doen met bijvoorbeeld riolering en waterleidingen? De eerste reactie van de beheerders is om de lasten per inwoner gewoon te verhogen, maar dat is nou juist niet wat je wilt in een krimpregio. Hoe ze dit dan wel kunnen oplossen is nog onduidelijk.
In NIROV rapport met Lessen uit Duitsland wordt gesproken over zogenaamde ruimtelijke en niet-ruimtelijke ‘impulsprojecten’. Dit zijn projecten die veelal kleinschalig zijn en een kortere termijn bestrijken. Deze impulsprojecten bieden de broodnodige flexibiliteit in het ontwikkelingsconcept zodat steeds tussentijds ingespeeld kan worden op nieuwe ontwikkelingen. En ook in dit rapport worden ‘geëngageerde sleutelpersonen’ genoemd als cruciale voorwaarde voor de aanpak van krimp.
Het Berliner Institut heeft het over nog een vorm van infrastructuur, namelijk die infrastructuur die burgerlijk engagement mogelijk maakt en versterkt. Het lijkt me dat we dáár in Nederland in ieder geval ook mee moeten beginnen. Om burgers te betrekken, en aan te spreken op het verschil dat ze zelf kunnen maken.
—
Foto boven: Mobiele stadslandbouw in de Prinzessinengarten in Berlijn (foto: Judith Lekkerkerker)
Met dank aan de studiereis van RUIMTEVOLK onder begeleiding van Judith Lekkerkerker en Vincent Kompier
Bas Breman Onderzoeker