Door de crisis is de grootschalige blauwdrukplanning met mooi ingekleurde fata morgana’s voltooid verleden tijd. Bestaande verdienmodellen zijn in elkaar geklapt, zowel vraag als aanbod blijft uit. De diepere oorzaak ligt echter in het failliet van het oude ‘maakbaarheidsideaal’ dat uitging van de gedachte dat Nederland zich vanaf de tekentafel liet ontwerpen. Deze rauwe werkelijkheid begint ook in de vakwereld door te dringen. De vraag is hoe nu verder? De gebiedsontwikkeling van ZaanIJ levert een aantal interessante denkrichtingen voor een mogelijk antwoord hierop.
Lenny Vulperhorst hield eind 2009 op de Amsterdam School of Real Estate een lezing onder de titel ‘Blindeman of coproducent‘. Het komende decennium moet volgens Vulperhorst benut worden om van de bouw- en vastgoedsector een zelfstandige bedrijfstak te maken, die niet langer stuurt op krediet, maar inventief consumenten en gebruikers opzoekt en creatief samenwerkt in coproducties en allianties. Daarbij komt het aan op versimpeling en zoeken naar een schaalniveau dat de anonimiteit tussen klant en producent opheft. De klant moet weer centraal staan, keuzevrijheid hebben en betrokken worden bij het proces (slow development).
In een seminar voor de Rotterdamse opleiding ‘Master of City Development (MCD)’ brak socioloog Saskia Sassen onlangs een lans voor bouwen waarbij lokale producenten gespecialiseerde kennis, ervaring en ‘craftsmanship’ nodig hebben. Belangrijke thema’s daarbij zijn: voedsel (Urban Farming), energie (nieuwe collectieven van lokale energieproducenten), creativiteit, authenticiteit (industrieel erfgoed) en identiteit (openbare ruimte).
De uitdaging voor de overheid is niet het ontwerpen van nieuwe stedelijkheid, maar het kanaliseren, begeleiden en stimuleren van de stedelijkheid
Maar dit levert nog geen pasklare oplossingen op. Bovendien, nieuw is het ook niet, aldus Sassen: “Door hun lange tradities en pluriformiteit, waarin de stedelijke elite een constante machtstrijd voert met de ondernemende sociale onderlaag van een stad, kunnen hedendaagse steden het best getypeerd worden als plekken die altijd ‘incompleet’ zijn. Daar waar die machtstrijd aanwezig is, laten steden een enorm uithoudingsvermogen zien. Dit zijn de steden die zichzelf opnieuw hebben uitgevonden”
In Nederland zijn al langer bewegingen tegen de gangbare doctrines. Was het niet de kraakbeweging die begon met het kraken van huizen (en daarmee destijds cityvorming dwarsboomde) en die vervolgens steeds grotere gebouwen (pakhuizen langs het IJ, het NDSM-terrein) aan het ‘ontwikkelen’ was en nog steeds aan het ontwikkelen is?
Slow urbanism
Het gebied ZaanIJ loopt vanaf Westknollendam in het noorden van Zaanstad tot aan het Zeeburgereiland in Amsterdam (zie Stop de nieuwbouwwijken! en Soprano-landschap). Het gebied is een aantrekkelijke plek om te werken en wonen, iets dat steeds meer hand in hand gaat. Vele (creatieve) bedrijven zoals Vanilia, MTV, VNU, IDtv, Jumbo(spellen) hebben zich gevestigd in of nabij het industrieel erfgoed. Projecties spreken van ruimte voor mogelijk meer dan veertigduizend woningen en twintigduizend nieuwe arbeidsplaatsen in ZaanIJ de komende decennia. Authenticiteit en identiteit is zowel in de steden als de ommelanden voorhanden.
Hoe de ontwikkeling van het gebied verder gaat uitpakken, is niet duidelijk. Er is geen eindbeeld en geen (eind-)planning. Maar dat is niet erg wanneer sprake is van slow urbanism en open source gebiedsontwikkeling. Open source gebiedsontwikkeling is een (nog) alternatieve benadering bij complexe projecten op het gebied van ruimtelijke ordening, stedelijke ontwikkeling en infrastructuur. De inbreng van gebruikers (bewoners), experts en bedrijven zijn daarbij vanaf het begin medebepalend voor de planvorming, exploitatie en beheer. De aanpak is bedoeld om kwalitatieve doelen centraal te stellen en haalbaarder te maken.
Van essentieel belang is dat de ontwikkeling van ZaanIJ zich in feite al aan het voltrekken is, voordat het is begonnen. Het is een dynamisch gebied dat zich altijd ontwikkeld heeft. Hier wordt niet bedacht hoe een gebied zich zal ontwikkelen en op een bepaald moment is (uit)ontwikkeld. Hier is een ontwikkeling gaande die door de betrokken overheden ‘slechts’ ondersteund, gestimuleerd dan wel afgeremd wordt. En die dus nooit af of compleet zal zijn.
Ruimtelijke experimenten
De uitdaging voor de overheid is niet het ontwerpen van nieuwe stedelijkheid, maar het kanaliseren, begeleiden en stimuleren van de stedelijkheid die vanuit Amsterdam en Zaandam ruimte zoekt. Geen grootschalige investeringen maar wel ‘slimme’ bijdragen om de transformatie en de ontwikkeling van het gebied te ondersteunen. Voor de betrokken overheden is het zaak oplossingen te bedenken hoe ze moet omgaan met milieubeperkingen, invulling kan geven aan duurzaamheid, en een evenwicht kan zoeken tussen havenactiviteiten en stedelijke ontwikkeling.
De potentie van ZaanIJ wordt niet alleen door journalisten erkend. Een aantal lokale jonge ondernemers, schrijvers, ontwerpers, (landschaps-)architecten, en een paar vooruitstrevende ambtenaren hebben onder de naam ‘Ondertussen’ het initiatief genomen om tijdelijk ruimtelijke experimenten te starten in het gebied. Inspiratie hebben de initiatiefnemers gehaald uit onder andere Berlijn. Er ligt bijvoorbeeld een voorstel om een schiereiland in de Zaan tijdelijk in te richten.
Gebiedsontwikkeling nieuwe stijl is zo vooral een kwestie van doen en stap voor stap uitproberen (learning by doing). In ZaanIJ ‘gist’ het. Hopelijk gaat het op nog meer plekken in Nederland gisten.
—
Het stuk is geschreven op persoonlijke titel.
Foto boven: voormalige stoommeelfabriek (thans containerterminal) “De Vrede” gebouwd in 1918 in de Zaanse Achtersluispolder (foto: Theo Baart)
Herman Swen Concernadviseur