Vlakbij Utrecht verrijst naar alle waarschijnlijkheid binnenkort een nieuwe villawijk: Park Bloeyendael. De verkoop is in volle gang. Bijzonder is dat de wijk beveiligd is; er is een bewaakte toegangspoort. Het heeft alle schijn van een gated community. Of toch niet? Een kritische beschouwing van het plan.
Zodra je de website opent, beginnen vogels te kwetteren. ‘Park Bloeyendael: een royale oase aan de rand van Utrecht’, staat er in mooie letters. Het logo heeft de vorm van een hek. Vervolgens opent een frame en zie je in het groen een groepje huizen, van bovenaf bezien, alsof je door de ogen van de vogels van zojuist kijkt. Net echt. De zon schijnt, ramen staan open. Het is stil, vredig. Sturend met de muis kun je over het plangebied vliegen. Je ziet chique appartementengebouwen met dakterrassen zo groot als schoolpleinen, royale villa’s met strakke gazonnen en brede autovrije straten. Mensen zijn er vreemd genoeg niet, wel auto’s. Dure auto’s.
Park Bloeyendael moet een chique woonwijk voor welgestelden worden en ligt op de voormalige locatie van autobedrijf Hessing aan de Utrechtsestraat, aan de oostkant van Utrecht. Hessing, die tegenwoordig met zijn Masarati’s en Lamborghini’s in de Cockpit aan de A2 zit, wil hier ruim honderd exclusieve woningen ontwikkelen met een bijpassend pakket aan voorzieningen (waaronder gratis tuinmannen en schilders). Prijzen beginnen bij 800.000 euro. Absolute klapper is een penthouse van 735 vierkante meter 191 vierkante meter dakterras voor een kleine vier miljoen euro.
Opvallend is de beveiliging. Hoewel Hessing het woord gated community nooit in de mond zal nemen, heeft het villapark er alle schijn van. Een slotgracht (de vergraven Biltse Grift) en een 24-uurs bemande bewakingsloge met toegangspoort ontmoedigt ongewenste gasten het terrein te betreden. ‘Kinderen kunnen hier onbezorgd spelen’, aldus makelaar Heiko Gorter.
De vraag rijst wat je van een dergelijke ontwikkeling moet denken. Los van het ruimtelijke bouwplan is er ingestoken op een maatschappijkritisch woonconcept dat drijft op de mening van een welvarende elite. In diverse media doken hierover de afgelopen tijd opiniestukken op. Niet in de laatste plaats omdat ook bij Ouderkerk aan de Amstel, op een eilandje in de Amstel, een dergelijk woonpark moet verrijzen. Wat zegt de groeiende vraag naar dergelijke afgesloten woondomeinen in Nederland? Iets wat vooralsnog (op grote schaal) alleen in de Verenigde Staten en delen van Zuid-Amerika voorkomt, en dan met name in gebieden waar het contrast tussen arm en rijk groot is. Gaat het hier dan zo slecht?
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Op zich is het luxueuze karakter van Bloeyendael wel te verklaren. We bevinden ons in een van de rijkste regio’s van het land, op de Utrechtse Heuvelrug, vlakbij ‘t Gooi. De vraag naar exclusieve woningen en hoogwaardige woonmilieus is hier evident. Veel passend aanbod is er niet. Ook de behoefte naar veiligheid (onbezorgd woongenot) is in principe geen vreemde gedachte, ook al is de roep om werkelijk afgesloten terreinen zoals Bloeyendael wel nieuw. Rijke mensen hebben nu eenmaal kostbare spullen, hebben geen zin in geveltoeristen en pottenkijkers en schermen daarom hun domeinen en stulpjes af met manshoge hekken en hagen. Dat zie je in de stad, in het buitengebied en in VINEX-wijken zoals Leidsche Rijn. Fraai is anders, maar zo lang dat niet leidt tot unheimliche situaties in de openbare ruimte, kun je daar niet zo veel van vinden. Het is wat het is.
Zorgwekkender is het gegeven dat de in gated communities geïnteresseerde mensen hun huidige woon- en leefomgeving zonder moeite willen opgeven en verruilen voor een (in hun ogen) veiliger milieu. Vaak ingegeven door slechts een gevoel van onveiligheid en angst voor de veranderende multiculturele samenleving. In plaats van problemen gezamenlijk te lijf te gaan, leggen zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheden liever naast zich neer.
Daar gaat iets onverschilligs van uit, iets zorgeloos, iets egoïstisch. Mensen zijn bereid hun sociale en maatschappelijke verplichtingen af te kopen zodra de grond onder hun voeten te heet wordt. Vrijheid is kennelijk te koop. Maar heeft deze elite ook niet de morele plicht om te blijven participeren in de maatschappij als zodanig, om deze vorm te geven vanuit goeddunken, en niet te vluchten naar een omheind oord met gelijkgestemden?
Tegenstanders van gated communities ontkrachten het argument dat een toegangspoort zou leiden tot grotere veiligheid. Uit diverse onderzoeken blijkt dat gated communities slechts een schijnveiligheid bieden omdat de criminaliteitscijfers niet lager zijn dan in niet-afgesloten wijken. En, misschien wel belangrijker: door gated communities zou het sociaal kapitaal (participatie, vertrouwen en wederkerigheid) van de samenleving als geheel kleiner worden. Individualisme en polarisatie gaan hand in hand. Zelfredzaamheid boven saamhorigheid. Cultuurfilosofen krommen hun tenen. Moet je dat met elkaar willen?
Samenlevingsideaal
Als je kijkt naar de locatie en de directe omgeving van Bloeyendael, dan zijn dat niet gelijk omstandigheden die aan een idyllisch villapark of community doen denken. Het voormalige terrein van autodealer Hessing ligt pal aan een luide provinciale weg, vlakbij knooppunt Rijnsweerd. Het terrein ligt bovendien aan het begin van de Utrechtsestraat, feitelijk nog in de stadsrand van Utrecht. Dit is het meest rommelige gedeelte van de provinciale weg.
Op zich kan Bloeyendael voor een welkome kwaliteitsimpuls zorgen, maar daarvoor had het zich beter kunnen voegen naar het open veenweidekarakter van de aangrenzende landgoederenzone Stichtse Lustwarande, in plaats van in te zetten op een zelfstandige locatieontwikkeling. Nu is en blijft het een autonoom, haast onlandschappelijke postzegel dat vol gezet is met peperdure huizen. Zijn de voorgeschotelde kwetterende vogeltjes hier wel te horen?
Wat betreft de ruimtelijke opzet is ook het nodige te zeggen. Drie statige bouwblokken schermen het gebied af van de Utrechtseweg en geven een gevoel van ‘onder ons’, dat verdedigbaar is vanuit het woonconcept. Maar daarachter ontvouwt zich een stratenpatroon dat een wat makkelijke verwijzing lijkt naar de tuinsteden van Ebenezer Howard uit het begin van de twintigste eeuw, met symmetrische en hiërarchisch opgezette, gebogen straten. Vreemd. Want de keuze hier op Bloeyendael is niet gestoeld op een open samenlevingideaal, maar juist op een bewuste afscherming daarvan. Dat is rijmelarij van niks. Waarom geen vormentaal die past bij deze tijd, bij deze specifieke (uiterst bedenkelijke) cultuuruiting?
Voor de gebouwen op Park Bloeyendael is een mix van appartementen en grondgebonden woningen bedacht, in baksteenarchitectuur. Het geheel moet volgens de architect ‘een landgoedachtige sfeer uitademen’. Opvallend in dat licht is de compactheid van het plan (exploitatiedruk?). De openbare ruimte is qua maat en gebruikspotentie marginaal en de villa’s zijn feitelijk niet veel meer dan grote twee-onder-eenkappers. Alleen de woningen aan de rand van het park hebben vrij uitzicht op het omliggende landschap, de rest staat voor villabegrippen erg dicht op elkaar. De tuinen zijn in dat licht ook belachelijk klein: gemiddeld honderd vierkante meter. Elke scheet is te horen.
Als je dit allemaal bij elkaar optelt, kun je je afvragen wat er nu zo bijzonder is aan Bloeyendael? Voor hetzelfde geld koop je in Bilthoven een vrijstaande villa in het bos, met een tennisbaan achterin de tuin. En ook veilig. Het grappige is dat die welvarende elite, met hun dure woonwensen en behoefte aan (maatschappelijke) afstand en ruimte, in dit plan juist het tegenovergestelde krijgen. Ze komen boven op elkaar te wonen, hutje mutje achter een hek op een papperig stukje veengrond. Is dat luxe? En trouwens: ik dacht altijd dat een beetje zichzelf respecterende bobo toch minstens, naar Haags voorbeeld, op het zand wilde wonen.
—
Dit is een bewerking van een artikel dat eerder in PostPlanjer verscheen, Utrechts bulletin voor architectuur en stedenbouw, http://www.postplanjer.nl