Architecten en planologen kijken veel te eenzijdig naar gebouwen en de publieke ruimte, vindt kunstenaar Allard van Hoorn. Wil je creativiteit stimuleren dan zal je creatief moeten bouwen. Zijn werk probeert anderen ertoe aan te zetten het openbare domein eens vanuit een ander perspectief te bekijken. De nieuwe expositie Urban Songlines doet dat op een wel heel onconventionele manier.
Het is het dilemma van de publieke ruimte; als iets van iedereen is, dan is het tegelijkertijd van niemand. Met als gevolg dat niemand zich er verantwoordelijk voor voelt. En dus zullen weinig mensen zich geroepen voelen een keer spontaan zwerfafval op de stoep op te ruimen, na een straatfestival de boel netjes achter te laten of rommel in het park in een vuilnisbak te gooien. Hoewel wij allen wel gebruikers van de publieke ruimte zijn, vinden we het opruimen en schoonhouden ervan, plotseling een taak van de overheid.
Allard van Hoorn
Het is die relatie van het individu tot zijn omgeving waar kunstenaar Allard van Hoorn gefascineerd door is en die de rode draad in zijn werk vormt. Wanneer voelen we ons onderdeel van de publieke ruimte en wanneer niet, zo vraagt hij zich af: “Het is raar, we spenderen veel tijd in de openbare ruimte, doen er van alles, gaan er relaties mee aan, maar we voelen ons er geen eigenaar van. Waarom eigenlijk niet, als we er wel claims op leggen?”
Van Hoorn wil dat anderen dáár over nadenken. In zijn nieuwe expositie Urban Songlines heeft hij drie publieke ruimten ‘vertaald’ in geluid: de stormvloedkering in Londen aan de Thames, een gashouder en het oude Philipsgebouw in Eindhoven. Van alle drie de objecten heeft hij geluid of het omringende geluid opgenomen en bewerkt. Zo nam hij het geluid van de wind en het water van de stormvloedkering op, het pompen van de gashouder, en het geluid dat een skateboarder in het Philipsgebouw maakt. De zo ontstante geluidsfragmenten noemt Van Hoorn de urban songlines.
Allard van Hoorn over Strijp S, Philips gebouw in Eindhoven
Allard van Hoorn over Gasholder in Londen
Allard van Hoorn over de stormvloedkering in Londen
De urban songlines maken op die manier architectuur beluisterbaar. ” Door fysieke ruimten en gebouwen om te zetten in muziek ben je in staat vanuit een totaal andere invalshoek te kijken naar de verhouding tussen jezelf en de openbare ruimte. Muziek neem je mee, sla je op of zit in je hoofd. Zo word je van gebruiker ook ineens mede-eigenaar van diezelfde publieke ruimte.”
Aboriginals
Het idee voor de songlines kwam toen hij een paar jaar geleden het boek The Songlines las van de Engelse reisschrijver Bruce Chatwin over zijn bezoek aan Aboriginals in Australie. “De Aboriginals zijn sterk verbonden met het land van hun voorvaderen”, legt hij uit. “In hun levensfilosofie belichaamt het land henzelf; hun lichaam is het land, het land hun lichaam. En om het spiritueel te beleven, moeten ze het land bezingen als ze erdoorheen reizen, want anders bestaat het niet.” Volgens Van Hoorn zien Aboriginals zichzelf dus letterlijk als onderdeel van het land. Die directe relatie met hun omgeving, raakte hem. “Zij gaan op zo’n respectvolle manier met de planeet om in een schaarse omgeving. Met zo weinig natuurlijke hulpbronnen of middelen om ze te ondersteunen, weten ze zichzelf toch al duizenden jaren in leven te houden zonder dat ze daarbij de omgeving uitputten. Die relatie wilde ik graag vertalen naar onze gebouwde wereld.”
Er zit dus een duidelijk punt van kritiek in op de geindustrialiseerde wereld? Van Hoorn: “Ik vraag mensen wel eens: ‘hoe denk je dat wereld eruit ziet in de toekomst?’ En dan valt het me op dat iedereen zich nog wel een voorstelling kan maken van de aarde over een paar honderd jaar, maar verder denken dan vijfhonderd jaar vindt men vaak erg moeilijk voorstelbaar, omdat vrijwel niemand meer gelooft dat we er dan nog zijn. Terwijl het vroeger heel gebruikelijk was om na te denken over de nalatenschap aan je kinderen en kleinkinderen, hebben we nu geen idee meer van wat we de volgende generaties nalaten.”
Functionele architectuur
Toch is Van Hoorn uiteindelijk geen pessimist. Integendeel; hij gelooft dat ‘onze planeet genoeg energie aan wind, water en warmte bevat, dat op termijn de technologie een uitweg biedt zodat iedereen in welzijn kan leven.”
Van Hoorn hoopt dat zijn tentoonstelling vooral architecten en stedebouwkundigen aan het denken zal zetten. Nederlandse architectuur is traditioneel nog teveel gestoeld op het concept van functionaliteit vindt hij. De inslag is calvinistisch en conservatief: “Architectuur moet volgens mij niet alleen gaan over de harde werkelijkheid van het materiaal of de ergonomie, maar er zit ook een imaginaire factor in, die veel zachter is. Minstens net zo belangrijk is de psychologische beleving van een ruimte, die de verbeeldingskracht stimuleert.”
De uitdaging ligt volgens Van Hoorn in het inrichten van ruimten die zowel esthetisch aantrekkelijk als functioneel zijn, maar die ook de fantasie prikkelen. “Een gebouw voor creatieve geesten moet zelf ook creatief zijn en niet geestdodend.” Hij pleit dan ook voor een interdisciplinaire uitwisseling van ideeën binnen de wereld van de ruimtelijke ordening.
“In Nederland is nagenoeg geen samenwerking tussen kunstenaars en ruimtelijke ordenaars. Terwijl hun inzichten heel inspirerend kunnen zijn,. Zij zijn er tenslotte aan gewend hun verbeelding te gebruiken hoe mensen een ruimte of gebouw ervaren. Het zou mooi zijn als artistitieke disciplines ook vaker bij projectontwikkelaars, gemeenten en planologen aan tafel zouden zitten. Laat de poëzie de openbare ruimte eens binnen en zie dan wat er gebeurt.”
—
Allard van Hoorn; Urban Songlines, 3 juli t/m 21 augustus, gallerie Gabriel Rolt. Elandsgracht 34, 1016 TW Amsterdam, woe tot za: 12.00 – 18.00 uur – www.allardvanhoorn.com