Op uitnodiging van vertrekkend RUIMTEVOLK-bestuurslid Jeroen Niemans kwam onlangs een gezelschap bij elkaar in één van de Vinex-wijken in ons land. In welke stad de Vinex-wijk ligt waar dit gezelschap bij elkaar kwam, doet er niet zo veel toe. Het onderwerp dat besproken werd tijdens dit ‘Diner der idealen’ des te meer: is er nog ruimte voor idealen in de nieuwe Nederlandse wijken?
Wat zijn idealen eigenlijk? En hoe verhouden persoonlijke idealen zich tot die van het gezelschap, de gemeenschap of de maatschappij? Ik heb niet de ambitie om hier een sluitende samenhang te construeren, maar ben vooral geïnteresseerd in de wisselwerking tussen persoonlijke en collectieve idealen. Daartoe leid ik u langs een aantal van mijn gedachten. Wordt mijn betoog te abstract, schenkt u dan even iets te drinken in en associeer vrij op mijn woorden.
Het collectief zei in februari 2010 in de open source encyclopedie Wikipedia over het begrip ‘ideaal’ het volgende: “De term ideaal kan zowel slaan op een doel (teleologisch) of op een oorsprong (principieel).” Deze definitie plaatst ons eigenlijk meteen tussen twee uitersten. Het ideaal kan betrekking hebben op waar we vandaan komen, waar ons denken en handelen van uitgaat, zijn oorspronkelijkheid. Maar ook het doel of de doelstelling van onze acties kan er mee worden aangeduid.
Vervolgens is de vraag wat de relatie tussen onze oorsprong en onze doelen is. Wanneer je het ideaal van een persoon gaat analyseren kan er een grote gelijkenis zijn tussen iemands bedoelingen en zijn of haar drijfveren. Ze komen voort uit dezelfde ziel en zijn daarom niet deelbaar of onderscheidbaar. Op het eerste oog een redelijk uitgangspunt toch? Laten we voorlopig even aannemen dat dit zo is, binnen de waarheid van mijn redenering.
Komen we bij de vorm en de richting van onze idealen dan zien we dat idealen verschillend zijn en in uiteenlopende gradaties kunnen voorkomen. Ik ga er hierbij vanuit dat je de kracht van idealen kan meten, hoewel het een hachelijke zaak is om dat in de praktijk toe te passen. Maar goed, even een experiment: denk eens over je eigen idealen. Waarschijnlijk kan je na enige rust en stilte intuïtief aangeven welk persoonlijk ideaal je als krachtig ervaart en welke als zwak. Ook is het wellicht mogelijk om te benoemen welke idealen een heldere vorm hebben, en welke veel vager voor je zijn. Bijvoorbeeld: ‘Iets met de natuur’, of juist veel gerichter: ‘Kansarme gezinnen helpen.’
Wanneer we vervolgens uitzoomen en het collectief of de samenleving in ogenschouw nemen, zien we een patroon van collectieve idealen ontstaan. Deze collectiviteit is de resultante van een zeer dynamische interactie tussen persoonlijke en collectieve overtuigingen. We schrijven idealen op, bediscussiëren ze, maken ze expliciet of houden ze juist onder de pet. Zo kunnen idealen ook tegen-idealen oproepen bij andere mensen.
Een groot deel van onze handelingen wordt onbewust door onze verzameling van idealen gestuurd. Daarbij speelt van alles mee zoals achtergrond, opvoeding, cultuur, crisisbeleving, sociale situatie, verwachtingen en stemmingen. Daarbij stel ik de volgende vraag: Hoe kunnen we een uitspraak als ‘vroeger stonden we tenminste nog ergens voor’, interpreteren in dit licht? Stromingen in de architectuur en stedenbouw zoals het modernisme leggen we nu uit als een vormentaal waarbij overtuiging of ideaal en resultaat dicht bij elkaar kwamen. Ook de polder was een ruimtelijke vertaling van een ideaal. Sommige als totaalontwerp vormgegeven polders staan tegenwoordig op ons netvlies als verrommelde landschappen.
Waar komt het we in deze uitspraak vandaan? En welke processen spelen zich af in het hoofd van de fictieve persoon die dit zegt? Het ergens in de zin heeft betrekking op een ideaal, dat blijkbaar in zijn of haar beleving een collectief ideaal was. De ondertoon is duidelijk reactionair: een verlangen naar vervlogen tijden waarin zowel een bepaald samenhorigheidsgevoel bestond, als een overeenstemming over welk ideaal nastrevenswaardig was. Althans, dat denken we nu.
Mijn stelling is dat dit vroeger, we en ergens in dit voorbeeld, onlosmakelijk met elkaar is verbonden. En dat de mate waarin idealen als collectief worden ervaren sterk beïnvloed wordt door krachten van buiten de groep. Of beter, buiten wat de persoon die spreekt als groep ervaart.
Om deze stelling toe te lichten gebruik ik de metafoor van de magneet. Ik weet niet of de vergelijking helemaal opgaat, toch denk ik dat het kan helpen om iets meer inzicht te krijgen in hoe onze idealen ons beïnvloeden. Een stuk metaal waarin een groot deel van de magnetische velden een overeenkomstige kracht en richting hebben, noemen we een magneet. De kracht van de magneet is de resultante van de collectieve gerichtheid van de elementen waaruit de magneet bestaat. Het stuk metaal is hierbij het medium waardoor deze elementen zich tot elkaar kunnen verhouden.
Foto: Dayna Mason
Stel dat we allemaal geladen deeltjes zijn, vol spanning. Onze idealen zijn als een magnetisch veld om ons heen met, karakter, kracht en richting. Net als bij een magneet is de kracht van onze idealen het resultaat van het collectief, dat op zijn beurt ook weer bestaat uit allemaal kleine idealen. Wanneer de individuele idealen een zelfde kant op wijzen, lijkt het een collectief ideaal geworden. We ervaren niet meer de individuele krachten maar vooral het totaal. Omgekeerd redeneren kan ook, maar klopt vaak niet. Het ervaarbare totaalideaal zegt maar zeer beperkt iets over de persoonlijke idealen van mensen die actief of passief tot een groep behoren.
Wellicht heb je de volgende natuurkundige proef wel eens gedaan: houd een stuk ijzer voor langere tijd in de buurt van een magneet en na verloop van tijd krijgt het neutrale metaal ook een magnetische, maar echter tegenovergestelde, lading.
Mijn stelling is dan ook: het karakter en de richting van ons idealisme kan sterk beïnvloed worden door idealisme van anderen, op voorwaarde dat we ons in gelijksoortige media bevinden. Dit medium kan bijvoorbeeld een taal, cultuur, vocabulaire, grondgebied of een andere collectiviteit zijn. Als we werkelijk willen begrijpen hoe onze idealen ons handelen beïnvloeden, moeten we zowel onze eigen psyche als die van de mensen waar we ons in positieve of negatieve zin mee verbonden voelen, oprecht willen onderzoeken. De theorie van de idealen is droog, zo wellicht ook deze column. De praktijk is veel spannender. Ik kijk uit naar uw reacties, het is tenslotte formatietijd.
Bart Cosijn Debate and dialogue moderator
Bart Cosijn is oprichter van Urban Dialogue. Hij modereert wekelijks publieke debatten, congressen, rondetafelgesprekken en dialogen. Veel bijeenkomsten die hij leidt hebben een sociaal, maatschappelijk of ruimtelijk thema. Bart was van 2007 tot 2010 (hoofd-)redacteur van RUIMTEVOLK. Momenteel werkt hij aan een boek over de architectuur van gesprekken.