Binnen de RUIMTEVOLK redactie staat hij ook wel bekend als de ‘doordenker’, sommigen noemen hem gekscherend ‘de huisfilosoof’. Denker Bart Cosijn nam onlangs afscheid van de redactie en het webmagazine als hoofdredacteur. Na ruim twee jaar betrokken te zijn geweest bij RUIMTEVOLK, waarvan het laatste jaar als hoofdredacteur, was het tijd voor wat anders. Aanleiding voor een overpeinzing hardop.
Als hij geen architect was, was hij misschien wel journalist geworden. Oprechte nieuwsgierigheid staat namelijk centraal in zijn leven en werk. Nieuwsgierigheid naar ‘het waarom’ en ‘het hoe’. Het is ook wat hem in de richting van RUIMTEVOLK dreef; het webmagazine bood hem de mogelijkheid om in een journalistieke setting de drijfveren van spelers te onderzoeken in de wonderlijke wereld van de RO. En daarbij buiten de traditionele hokjes van de vakdisciplines te treden.
Hoe komen projectontwikkelaars, architecten, planologen, stedenbouwkundigen en wethouders tot bepaalde beslissingen? Wat is hun intrinsieke motivatie? Is dat geld, ambitie of een geloof in een maakbare wereld? Waarom legt een architect een plein aan? En voor wie? Wat denkt degene ermee te bereiken?
Het zijn allemaal vragen die Bart goed kwijt kon in zijn werk bij RUIMTEVOLK: de redactievergaderingen en de artikelen en columns die hij schreef. En die hij nu weer probeert te verwerken in zijn pas opgezette bedrijf Urban Dialogue. De naam zegt het al: Cosijn vindt dat praten met en luisteren naar elkaar alleen niet meer voldoende is. Pas als mensen bereid zijn met elkaar een dialoog aan te gaan, kan een vruchtbaar wederzijds begrip ontstaan. En dat veronderstelt een werkelijk open houding en de bereidheid je eigen positie te heroverwegen.
Een beleidsplan of een ontwerp is immers vaak abstractie, maar de afstand tussen het idee dat op de tekentafel ontstaat en het uiteindelijke resultaat is vaak ontzettend groot. Hij moet denken aan het filmpje op website Sargasso dat een vriend van hem maakte over de Belle van Zuylentoren. In het filmpje legt architect Ad van der Stok alle ontwerpen van de toren eens naast de praktijk. Hij toont vervolgens aan dat de visueel schitterende plaatjes een enorme discrepantie tonen met de werkelijkheid. Dat een groen grasveld dat prachtig staat getekend op het ontwerp in de praktijk helemaal niet op die plek kan liggen omdat er al een kruispunt ligt. Hoe omschreef Willem Elsschot dat ook al weer? ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.’
Bij veel projecten ziet hij dat de verschillende betrokken partijen elkaar niet zelden in een houtgreep houden. Daar komt dan vervolgens bijna altijd een compromis uit wat dan misschien wel voor alle partijen bevredigend kan zijn, maar wat lang niet altijd de beste oplossing is.
Hij vraagt zich regelmatig af wat de ethiek is van de ruimtelijke ordening en z’n hoofdrolspelers. Neem nu de dramatische kostenoverschrijdingen van de Noord/Zuid-lijn. Tijdens een van de hoorzittingen zei burgemeester Cohen tegen de commissie ter verdediging dat iedereen in het college nu eenmaal “allemaal amateur” is. Dat getuigt toch van een enorme bestuurlijke lafheid! Het zit kennelijk niet in onze cultuur om verantwoordelijkheid te nemen voor projecten die uit de hand lopen.
Is hij dan teleurgesteld in zijn vakgebied, in de professionals die in de sector werkzaam zijn en in de overheid? Welnee, dat nu ook weer niet. We zijn weliswaar geneigd in Nederland ons steeds meer met geneuzel bezig te houden op de vierkante millimeter, maar ondertussen zijn we natuurlijk ontzettend verwend. Nu de oorlogsgeneratie langzaam uitsterft weten we steeds minder hoe het daarvoor was gesteld met onze steden en in welke staat de woningbouw verkeerde. We’ve come a long way; van de na-oorlogse woningnood, naar te krappige en tochtige stadswoningen, tot keuzeproblemen bij de keukendeurpanelen.
Het voorval schiet hem te binnen van die man in Steenwijk, die zijn eigen huis bouwde op zijn eigen grond. Het paste precies in het visionaire beleid wat staatssecretaris Remkes toen voor ogen had. Goed, het was niet bepaald een doorsnee huis. Maar de manier waarop de buurt reageerde was ongekend fel. Iedereen was bang voor een waardedaling, dat de eigen woning minder waard zou worden. In Nederland zien we onze woning in de eerste plaats als een verzekering, niet als een huis. En dus willen we liever dat we allemaal in hetzelfde rijtjeshuis wonen.
Daarom vindt hij Oost-Europa ook inspirerender; er zijn daar tenminste nog grote contrasten aanwezig. In landen waar van overheidswege veel minder gepland wordt, is de buitenruimte veel meer een uiting van hoe mensen leven, wonen en werken. En dat heeft niets te maken met een zogenaamd gebrek aan ruimte in Nederland. Het zit gewoon niet in onze cultuur. Maar of Nederland behoefte heeft aan een nieuwe Lely, Berlage of Wibaut betwijfelt hij. Zo werkt het niet meer. Maar of dat erg is? Laten we wel wezen: het is hier nog steeds het walhalla. Toch, of toch niet?