Duitse voorbeelden laten interessante oplossingen zien voor de in een krimpkramp geschoten Nederlandse bouwwereld. Duitsland laat zien dat het goed mogelijk is om de kwantitatieve woningmarkt om te buigen in een kwalitatieve woningmarkt.
Goedkoop moest het zijn, en duurzaam, en het liefst ook ecologisch. Maar de grootste wens van de initiatiefnemers voor hun toekomstige droomwoningen in de Esmarchstrasse in Prenzlauer Berg in Berlijn was een houten gebouw. Kaden Klingbeil Architekten nam de uitdaging aan en bouwde een appartementenblok met zeven woningen, volledig van geprefabriceerd hout. Met als voordeel dat de bouwtijd snel, en de kosten laag waren. Het allergrootste cadeau voor de bewoners zijn de lage stookkosten: een woning van 140 vierkante meter verstookt door de goede isolatie voor minder dan 500 euro per jaar.
Interieur Esmarchstrasse (foto: Kaden Klingbeil Architekten)
Het Berlijnse project leert dat zelfbouw leidt tot de inwilliging van veel wensen die klinken vanuit het stadhuis. De nieuwbouw is namelijk ecologisch, duurzaam gebouwd, architectonisch vernieuwend, en geschikt voor huishoudens met kinderen die graag in de stad willen wonen. Niet in de vorm van eengezinswoningen, maar gestapeld, waardoor kostbare ruimte wordt bespaard. En tegen lage kosten, omdat de bewoners zelf het werk doen: idealistisch, maar vooral pragmatisch.
In Nederland vindt dergelijk collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) ook plaats, maar nog zeer incidenteel en amper in grote steden. Toch constateert de VROM-Raad een aantal sociaal-culturele trends die een sterke werking op het functioneren van de woningmarkt zullen gaan hebben (Wonen in ruimte en tijd. Een zoektocht naar sociaal-culturele trends in het wonen (VROM-raad, Den Haag, 2009). Een van die trends is het wonen met gelijkgestemden. De vraag naar deze micromilieus waar wonen, werken, zorg en recreëren gemengd zijn zal in de toekomst flink stijgen. Daarnaast willen woonconsumenten in toenemende mate zelf projecten ontwikkelen.
Deze kwalitatieve woningvraag vereist gedifferentieerd bouwen en dat stelt eisen aan de schaal van de bouwprojecten. De VROM-raad adviseert kleinschaligheid en stap-voor-stap ontwikkelen om aan de woonvraag tegemoet te komen. Duitsland is duidelijk voorloper in de omslag van kwantitatief naar kwalitatief en kleinschalig bouwen. Hiervoor is een demografische reden: Duitsland loopt qua krimp ongeveer tien jaar op Nederland voor, kent nauwelijks groei en heeft daardoor geen grote, Vinex-achtige stadsuitbreidingen. In Duitsland is de klant al jarenlang koning, vooral omdat hij zelf bepaalt, en zelf bouwt, in zogenoemde ‘Baugruppen’.
Waar in Duitsland de omslag van kwantitatief naar kwalitatief bouwen al is gemaakt lijkt Nederland nog niet zo ver. Werd in het Woningbehoeftenonderzoek van 2006 een woonvraag van 330.000 huurwoningen en 400.000 koopwoningen tot 2015 geraamd. Dit groeidenken lijkt nu even vergeten. Felle discussies om in te grijpen in de veel te groot geachte planvoorraad voeren de boventoon.
De nieuwbouwproductie in de grote steden ligt dan ook nagenoeg stil. Dieptepunt in deze discussies vormde wel het moment dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken opriep geen woningen in krimpgebieden te kopen.
Zeeland noemt het bouwen van kwalitatief goede woningen inmiddels als een van de middelen om de krimp te lijf te gaan.
Een Baugruppe is een groep mensen die zich aaneensluiten om samen een woon/werkcomplex te bouwen, waarin individuele wensen en collectieve voorzieningen samenkomen. De gemiddelde grootte ligt rond de 10 á 15 huishoudens. In Tübingen, Stuttgart, Freiburg en Hamburg en Berlijn maakt het actief stimuleren van Baugruppen deel uit van het gemeentelijk beleid. En met effect; alleen al in Berlijn zijn meer dan 100 Baugruppen actief die voor een groei van 10.000 inwoners in de binnenstad hebben geleid; een positief resultaat van de Berlijnse ‘blijfpolitiek’ om het samen bouwen in –en voor- de stad actief te stimuleren.
Interieur Esmarchstrasse (foto: Kaden Klingbeil Architekten)
Door Baugruppen in Nederland sterker te stimuleren kan de wens tot schaalverkleining worden ingevuld, waarmee de grote risico’s waar veel grootschalige projecten nu tegenaan lopen vermeden kunnen worden. Er blijven geen onverkoopbare woningen over, omdat de schaal van de projecten behapbaar is. De Duitse voorbeelden laten zien dat de betrokkenheid van Baugruppenbewoners groot is; het zijn actieve stadsburgers en geen passieve woonconsumenten. Ofwel: samenbouwers vergroten de leefbaarheid. Het samen laten bouwen kan ook een interessante invulling van het begrip ‘creatieve industrie’ zijn. Binnen de creatieve industrie werken mensen die gewend zijn het heft in eigen hand te nemen. Daarbij zien samenbouwers potenties van plekken die gemeenten over het hoofd zien.
Toch heerst er in Nederland nog veel angst, en/of onwil om samenbouwers te stimuleren. Veel CPO-projecten werken volgens het Ravensburger-iedereen-kan-schilderen-model: er wordt van de zelfbouwers veel, heel veel creativiteit gevraagd, maar wel binnen strenge, door de overheid opgestelde mix van eisen, regels, wensen, idealen en beleidsdoelen, waardoor de moed de zelfbouwers snel in de schoenen zakt. De Duitse praktijk laat zien dat de angst voor ‘Belgische toestanden” onterecht is; de Baugruppen komen door de kleine schaal vaker tot inventieve architectonische –en duurzame- oplossingen dan grote projectontwikkelaars. De kritiek dat CPO een margeverschijnsel is binnen de kwantitatieve Nederlandse woningbouwopgave, die alleen nichegroepen bedient is terecht. De woningmarkt van vandaag is echter één grote nichemarkt is, of overheid en ontwikkelaars dat nu willen of niet.
Baugruppen zijn de avant-garde van nieuwe vormen van kleinschalig samen ontwikkelen en wonen. Gemeenten kunnen bij deze trend aanhaken door de positie van samenbouwers te versterken. In Hamburg gebeurt dit door rond de 20 procent van alle voor etagebouw geschikte kavels voor Baugruppen te reserveren. Goede stedenbouwkundige plannen zijn daarvoor noodzakelijk, waar onderzocht moet worden hoe een gevarieerd programma en functiemenging op kleine schaal mogelijk zijn. Want een ingrijpend demografisch-ruimtelijk transformatieproces als krimp vereist inzicht in de totstandkoming van gevarieerd programma, om steden en dorpen aantrekkelijk te houden. Meer vertrouwen in de zelf- en samenbouwers is vereist in plaats van de zoveelste pot subsidie, gekoppeld aan beleidsdoelen van de overheid.
Door CPO een grotere kans te geven zal de variatie aan opdrachtgevers die de stad vormgeven groter worden. Dat maakt de stad completer, omdat iedere partij andere afwegingen maakt die in de gebouwde vorm tot uitdrukking komt. Alleen op die manier kunnen steden en dorpen zich tot aantrekkelijke vestigingsplaatsen ontwikkelen; iets waar ieder stadsbestuur in de concurrentieslag tussen de steden naar streeft.
Daarom, gemeenten van Nederland: ga aan de slag met de wensen, idealen en ambities van de bouwlustigen in uw gemeente. En zorg er voor dat ieders droomhuis geen luchtkasteel hoeft te blijven.
—
Foto boven: Esmarchstrasse (foto: Kaden Klingbeil Architekten, www.kaden-klingbeil.de)