Grijsnuances

22 februari 2010  /  Heidi Linck

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

De gebouwen van de Provincie Gelderland in Arnhem, gelegen tussen de Frostbrug en de Eusebiuskerk, vormen met elkaar een op zijn minst opvallende plek binnen een historisch beladen omgeving. Een deel van de gebouwen die hier staan moet plaats maken voor nieuwbouw. Het maakt een nieuwe discussie over deze locatie urgent. Een analyse vanuit drie verschillende invalshoeken.

Wat kunnen beeldend kunstenaars betekenen in een dergelijke discussie? Hoe kunnen zij de ruimtelijke plannen verrijken? Ter oriëntatie op mogelijke antwoorden vergelijk ik als beeldend kunstenaar mijn individuele beleving van de locatie met die van landschapsarchitect Martijn Fransen en die van Henk Willems. Willems is ambtenaar bij de Provincie Gelderland, en al dertig jaar gebruiker van de gebouwen. In onze drie individuele belevingen ontmoeten we elkaar af en toe, maar verschillen onze interpretaties eveneens.

artikel afbeelding Gevels van provinciale gebouwen (foto: Heidi Linck)

Het contrast met de omgeving valt ons alle drie op. De gebouwen liggen in een historisch bijzondere omgeving. Ze kijken uit op de brug waar de slag om Arnhem plaats heeft gevonden. Diverse gedenktekens, monumenten en het informatiecentrum verwijzen naar deze voor Arnhem zo heftige gebeurtenis. Aan de andere kant bevinden zich de markt en de Eusebiuskerk.

Henk Willems hecht veel waarde aan de historische lading van de omgeving. Op mijn vraag of hij die plekken wel eens bezoekt in zijn lunchpauzes , zegt hij: ‘Nee, dat is niet perse nodig. Ik weet dat deze plekken hier liggen. Puur de gedachte dat hier zulke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, maakt al dat ik de betekenis van deze plek kan beleven’.

Ik beleef de plek rondom de gebouwen heel anders dan de ruimte eromheen. Om bij de gebouwen te komen, moet je onder een donkere, poortachtige entree door. Vanaf dat moment waan ik mij in een volstrekt ander gebied. Om mij heen vangen hoge gebouwen het zicht op de omgeving en zelfs de geluiden weg. Hier heerst orde en rust, die de drukke, kleurrijke vrijdagmarkt en de kermis niet kunnen verstoren. De gevels tonen elk verschillende, maar regelmatige patronen in zakelijke, geometrische vormen die een abstracte tekst weergeven waarvan ik de letters niet kan lezen, maar de inhoud wel begrijp: orde, inzichtelijkheid, veiligheid en systematiek.

Landschapsarchitect Martijn Franssen stelt: ‘De gebouwen hebben weinig uitstraling en blijven anoniem. Het is en blijft naar binnen gekeerd, zonder uitnodigende verbindingen met de naastgelegen Markt, de Rijnkade en het bruggenhoofd van de Frostbrug. De gebouwen zijn intern vast prima georganiseerd, maar naar buiten toe lijkt dit zeker niet het geval te zijn.”

Waar ligt dit aan? Volgens Franssen in ieder geval niet aan de stijl van modernistische architectuur. Wel aan de manier waarop is omgegaan met plasticiteit, de indeling van gevels, en de hoogte van de bouwvolumes. “Stedenbouwkundig gezien staan de gebouwen strak tegen elkaar. Dit laat voldoende ruimte voor expeditie en parkeren, maar biedt weinig kansen om de plek aangenaam te maken voor gebruikers. En dit laatste is juist wat je op deze bijzondere plek in het centrum van de stad zou willen.’

De Prinsenhofkantoren die op de nominatie staan om gesloopt te worden wegens  nieuwbouw, zijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw gebouwd. Die omschrijft Willems als grauw, vooral aan de buitenkant: ”Eerst zag het er fris uit, met zoveel lichte en groene tinten aan de buitenkant. Maar dat crèmewit werd al snel een soort grijs-zwart, waarschijnlijk onder invloed van de vuile lucht, regen en wind. De grauwe atmosfeer werkt in op je gemoedstoestand. Soms zie ik onze organisatie voor me als een machine, waar je als ambtenaar een klein radertje van bent. Ook onze hiërarchie zie je terug in het gebruik van het gebouw: wie in de kelders van het gebouw werkt, werkt eveneens in de kelders van de organisatie.”

Zelf ontdek ik echter ondanks de grauwheid ook interessante kwaliteiten aan de gebouwen. Binnen in de Prinsenhof staan op de muur langs een trap strakke groene en zwarte lijnen geschilderd, zoals je dat in een nieuw gebouw nooit meer zal tegenkomen. Ook al is het nog te vroeg voor nostalgie, ook dit gebouw begint een historisch karakter te krijgen!

artikel afbeelding

Gevels van provinciale gebouwen (foto: Heidi Linck)

Die lijnen lijken nog eens te benadrukken dat je via die trap naar beneden moet gaan,’ zegt Willems. Ook zegt hij: “Die lijnen zag ik al jaren niet meer. Nu ben ik me er opeens weer van bewust dat die er staan.” We constateren dat we elkaar zouden kunnen rondleiden: niet alleen kan Henk mij als werknemer van alles vertellen over het gebouw, maar juist vanuit mijn onbekendheid met het gebouw en mijn kunstenaarsblik wordt mijn aandacht getrokken door andere kwaliteiten. Zaken die gebruikers van het gebouw opnieuw een beleving van hun eigen werkplek kunnen geven, los van de rijke en bijzondere omgeving waar de gebouwen in staan.

Bij de ontwikkeling van deze plek ligt het belang van een conceptuele en visuele relatie tot de omgeving voor de hand. Toch voorzie ik inmiddels ook de afleiding die een extreem beladen omgeving zou kunnen vormen voor het ontstaan van een eigen geschiedenis en cultuur op de plek zelf. Het gevaar ligt op de loer dat een plek ‘slechts’ een illustratie van de omgeving wordt door een te oppervlakkige verwijzing naar de historie.
Nu de plannen voor de nieuwbouw nog niet volledig ontwikkeld zijn, daagt deze gedachte uit om op een inspirerende wijze te reageren op historie en tegelijk ruimte te geven aan de toekomst en de autonomie van een plek. Beeldend kunstenaars met affiniteit voor ruimtelijke transities zijn bij uitstek in staat om het onderzoek naar de ruimtelijke en conceptuele kwaliteiten van een specifieke locatie te verrijken.

Vrij van restricties kunnen zij op die manier vanuit hun autonome gevoeligheid en alertheid waarnemen en vragen stellen. Door verschillende disciplines al vanaf het begin bij elkaar te brengen, kan het plan conceptueel en visueel rijker worden. Vraag hierbij kunstenaars, ontwerpers en architecten niet om een individueel bedacht plan of voorstel, maar stel een team samen waarin die plannen juist in interactie met elkaar en de ruimte ontstaan. Zo kunnen we met elkaar tot vernieuwende en bruikbare plannen komen.


Foto boven: entree bij de provinciale gebouwen (foto: Heidi Linck)

ArnhemGelderlandStedenbouw

Heidi Linck Beeldend kunstenaar

Over de auteur

Heidi Linck is beeldend kunstenaar en produceert nieuwe interpretaties van vergeten, verlaten en vreemde locaties in stad en landschap. Zij onderzoekt daar objecten en sporen die op nog onbekende verhalen duiden. Dit onderzoek vertaalt zij in ruimtelijke interventies en ontwerp concepten die de beleving van de plek veranderen. Heidi Linck is opgeleid aan ArtEZ Arnhem en aan Wageningen Universiteit en werkt in opdracht van culturele instituten, overheden en gebiedsontwikkelaars.



Ook interessant:

Sociaaleconomisch beleid: wat kunnen provincies en gemeenten doen?

Maarten Allers

De stad heeft altijd vernieuwing nodig

Anita Blom

Publieke welvaart

Simon Franke en Wouter Veldhuis