In de zoektocht naar ingrediënten voor een nieuwe modus operandi voor de gebiedsontwikkeling na de crisis wordt functiemenging opvallend vaak genoemd als tovermiddel voor stedelijke problemen. De rapporten over functiemenging van stadsregio’s en planbureaus dalen als een sterrenregen over ons heen. Maar wat schieten we hiermee op?
De teneur van beschouwingen over functiemenging is meestal dat de scheiding van stedelijke functies in het kielzog van de industrialisatie en de economische modernisering in een ver verleden waardevol was. Inmiddels is deze ideologie vervallen tot een bureaucratische reflex die weinig meer van doen heeft met wonen, leven en werken aan het begin van de 21ste eeuw. Daarnaast is de scheiding van werken en wonen minder relevant omdat productie in een diensteneconomie niet meer zoveel overlast genereert als tijdens het industriële tijdperk het geval was. Ook de Europese stedenbouwtheoreticus Francois Ascher voorziet een voortschrijdende menging van functies in de stad als een gevolg van toenemende verknoping van netwerken, oprukkende informatietechnologie en het vervagen van de grens tussen werk en privé.
De voordelen van functiemenging en gemengde gebieden zouden talrijk zijn. Het zorgt voor levendiger en aantrekkelijker gebieden, is veiliger door meer toezicht overdag, en efficiënter en duurzamer in ruimtegebruik. Daarnaast zou het de waarde van de woning en woonomgeving verhogen, en geeft het meer flexibiliteit omdat je de ene functie door de andere kunt vervangen in processen van stadsontwikkeling. De obstakels voor functiemenging zijn in deze beschouwingen overigens ook altijd evident. De starre verbeeldingsloze regelgeving van de gemeente, de onwilligheid en de onkunde van gebiedsontwikkelaars maken dat er niet vaak in de combinatie van functies wordt gedacht.
Hoe komt het dan dat er toch nog steeds overwegend monofunctionele nieuwbouw en gebiedsontwikkeling wordt bedreven? Een van de onderliggende oorzaken is dat professionals in de ruimtelijke ordening een andere definitie van het begrip functiemenging hanteren. De corporatiedirecteur verstaat onder functiemenging een combinatie van huren en kopen met een winkeltje in de plint van gebouwen, voor de wethouder betekent functiemenging de aanwezigheid van autochtone en allochtone buurtondernemers en voor de projectontwikkelaar is functiemenging die leuke horecagelegenheid, die zorgt voor branding van zijn project. Een architect ziet het begrip op zijn of haar beurt weer als stapeling van meerdere functies in een bouwwerk, terwijl de stedenbouwkundige functiemenging meestal ziet als een combinatie van wonen en werken. Daar komt bij dat alle betrokkenen ook nog eens praten over verschillende schaalgrootten: gaat het over het gebouw, het bouwblok, de buurt, de wijk of het stadsdeel?
Damrak – hoge mate van functiemenging (bron: Joost van den Hoek)
Op het schaalniveau van de stad als geheel is de functiemix van wonen, werken en voorzieningen de afgelopen tweehonderd jaar amper veranderd. Maar de korrelgrootte van de verschillende functionele onderdelen is toegenomen van pand tot blok tot wijk.
Is het niet raar dat wij in Nederland vinden dat we stedenbouwkundig best virtuoos bezig zijn terwijl er zestig jaar na de grande dame van de stedenbouw Jane Jacobs geen systematische poging gedaan is tot uitwerking van de definitie en instrumentaliteit van het begrip functiemenging? In een tijdsbestek waarin we aan de vooravond staan van een nieuwe periode in de stadsontwikkeling en perceptie van stedelijkheid zou dit erg goed van pas kunnen komen. Het uitbreiden van het stedenbouwkundig instrumentarium met definities, die iets zeggen over menging en functionele compositie zou kunnen helpen met de transitie van een sec ruimtelijke en beeldgerichte benadering naar een geïntegreerde benadering van het vak. Waarin naast de ruimtelijke benadering ook plaats is voor sociale en economische aspecten bij het definiëren van milieu en stedelijkheid.
In mijn promotieonderzoek “meten met de MXI (mixed use index)” probeer ik te komen tot een meer systematische benadering en definitie van het begrip functiemenging. In tegenstelling tot de traditionele (planologische) inventarisatie van functiemenging als de verhouding van arbeidsplaatsen/inwoners per postcodegebied, wordt in mijn onderzoek gemeten naar vierkante meters vloeroppervlak voor wonen, werken en voorzieningen. Voor voorzieningen geldt dat hier substantieel meer bezoekers komen dan werknemers. Daarnaast is de gebiedsindeling niet gebaseerd op de tamelijk willekeurige gebiedsindeling op basis van postcodes, maar op basis van ruimtelijk stedenbouwkundige eenheden die corresponderen met de ervaring van de dagelijkse leef- en werkomgeving. Op deze wijze kan de opbouw van stad systematisch worden geanalyseerd, en kunnen verschillende steden met elkaar worden vergeleken.
Voor Rotterdam en Amsterdam komen hieruit een aantal opmerkelijke conclusies: Functiemenging komt vooral voor in centraal gelegen gebieden en niet in de periferie. Het zijn meestal gebieden die niet planmatig tot stand gekomen zijn, maar historisch gegroeid. Er zijn veel gemengde gebieden aan te wijzen met een positieve beleving en sterke waardeontwikkeling. Er zijn echter minstens evenveel gemengde gebieden aan te wijzen waar menging op geen enkele wijze ressorteert in een aantrekkelijk, duurzaam en waardevol gebied. Ga maar eens een rondje fietsen rond de stedelijke randwegen waar kantoorgebouwen, loodsen en woningblokken liefdeloos en kriskras door elkaar staan. Het blijkt dat om de positieve aspecten van functiemenging te scoren zijn een aantal andere criteria van belang zoals voldoende variatie in korrelgrootte, een duidelijk opbouw in blokken en openbare ruimtestructuur, een goede dooradering van het gebied, en voldoende architectonische variatie in stedenbouwkundige samenhang.
‘Gerijpte’ functiemenging: het Nieuwe Werk in Rotterdam (bron: Bing Maps)
‘Rauwe’ functiemenging: Ceintuurbaan A20 in Rotterdam (bron: Bing Maps)
In mijn onderzoek komt naar voren dat menging van functies met name positief is in die gebieden met een rijpe functiemix zoals de Pijp en de Plantage. Gebieden die het product zijn van historische accumulatie van puntsgewijze veranderingen in de tijd, en niet van instant bouwproductie en gebiedsontwikkeling.
Voordat de gebiedsontwikkeling na de crisis doorslaat naar het gedachteloos, kleinschalig combineren van activiteiten is het zinvol om verder te studeren op principes en meerwaarde van gemengde stedelijkheid. Een rijpe en gebalanceerde functiemix in stedelijke gebieden kan gezien worden als het patina dat ontstaan is door de loop van de tijd. Met de planning van stedelijke gebieden en het ontstaan van een mooie, attractieve menging is het net als met mooi oud worden. Je kan er de condities voor creëren en je kan erop hopen, maar bij de geboorte is het niet gegarandeerd.
—
Foto boven: Vismarkt Groningen (bron: Sjors de Vries)
Gerelateerde artikelen op RUIMTEVOLK o.a.:
‘Van rooilijn naar stedelijkheid’
Het geheim van Hamburg
Wonen waar je werkt, werken waar je woont
Joost van den Hoek Stedenbouwkundige
Joost van den Hoek is als stedenbouwkundige verbonden aan Inbo stedebouwkundigen adviseurs en architecten en schrijft een proefschift aan de TU Delft. In zijn dissertatie ontwikkelt hij een gebiedsindex MXI (mixed use index) die menging in een gebied weergeeft zoals de FSI de dichtheid. De MXI is inmiddels ingezet voor de economische verkenning van Rotterdam 2010.