Le Corbusier geldt als een van de meest invloedrijke architecten van de vorige eeuw. Zijn strakke bouwstijl volgens de CIAM-beginselen van het Nieuwe Bouwen zoals het VN-hoofdkantoor, ogen zoveel jaar na dato nog steeds modern. Maar niet al zijn ontwerpen mogen geslaagd worden genoemd. Zo kan de Bijlmermeer beschouwd worden als een van zijn minder goede ontwerpen. Niettemin eert Londen de grootmeester deze weken met een omvangrijke overzichtstentoonstelling en discussieavonden.
Wat maakt dat een stad ‘werkt’? Het is een mooie, grote vraag, waar de bezoekers van vanavond zich deze avond op richten in het Barbican-complex in Londen. Hier is deze maanden een tentoonstelling te zien is over Le Corbusier, als architect, als stedenbouwkundige en als schilder.
Het Barbican-complex in Londen (foto: Mark Beekhuis)
De locatie is niet toevallig gekozen. The Barbican is een groot complex, met bioscoop- en theaterzalen, een bibliotheek, een kunsthal, plekken om te eten en drinken én met een aantal hoge woontorens. Het complex is duidelijk geïnspireerd op de ideeën van Le Corbusier; op zijn plannen voor Parijs bijvoorbeeld, waar hij hele wijken wilde slopen en vervangen door 24 enorme woontorens. Maar er is ook een verschil: zette ‘Corb’, zoals hij in Londen heet, zijn gebouwen in gedachte in een groene leegte; The Barbican staat –midden in de Londense City– aan een getemd stukje rivier.
Op het podium in de zaal zitten een hoogleraar Architectuur en Urbanisatie, een emeritus hoogleraar Architectuur, die ooit nog les kreeg van Le Corbusier, en het hoofd Planologie van de City.
Over het complex waar we ons bevinden zijn de heren het snel eens. The Barbican is dan misschien geïnspireerd op Le Corbusier, maar het is niet meer dan een slap aftreksel van zijn gedachtegoed. Dat dit complex ‘werkt’ (want ook daar zijn ze het over eens) is “ondanks de architectuur”, stelt planoloog Peter Rees.
“Wat Le Corbusier wilde”, zegt emeritus hoogleraar Joseph Rykwert, “is een cartesiaanse ordening aanbrengen in de chaos van de stad. Daarin zie je zijn achtergrond: hij stond in een traditie van Franse Utopisten.” Hoogleraar Ricky Burdett is het daarmee eens: “Corb had als doel om de maatschappij te veranderen door zijn architectuur. Ik geloof ook dat dat kan. Maar Corb reageerde op de problemen van zijn tijd. Het was over congested en te donker, doordat de gebouwen te dicht op elkaar stonden, en er waren gezondheidsproblemen door slechte ventilatie. Het zijn de problemen die je nu ziet in een stad als Mumbai. De oplossingen die hij daarvoor bedacht, brengen echter veel problemen met zich mee.”
En daar stemt Rees graag mee in: “Corb wilde plaatsen (places) creëren, maar hij begreep ze niet. Dat is omdat je een plaats niet kunt maken: een plaats moet je ontdekken. Een plaats werkt, omdat je er onverwacht mensen tegen kunt komen, om zaken mee te doen, of plezier mee te maken. Als architect kun je proberen een plaats te onderhouden, of te verbeteren. Maar een plaats maken is erg moeilijk. Het is heel makkelijk om een plaats om zeep te helpen — architecten doen het continu.”
“Het zijn niet de architecten die plaatsen maken”, valt Rykwert hem bij. “Zelfs niet de mensen. Het zijn de gebeurtenissen. Daarom is het dat architecten die proberen om een nieuwe plaats te maken, altijd falen.”
Het Barbican-complex in Londen (foto: Mark Beekhuis)
Toch is dat niet de hele waarheid. In Marseille bouwde Le Corbusier Unité, een wooncomplex met een waaier aan faciliteiten, waaronder winkels, een school en een gemeenschappelijke daktuin. Vanuit het niets werd dat een plaats waar mensen graag wonen. “In sommige huizen woont inmiddels de tweede generatie”, zegt Rykwert. Hij stond zelf ooit op het dak, waar hij uitkeek op een levendige gemeenschap. Toch moet het ook hier lange tijd geduurd hebben voor deze plaats karakter kreeg. Rykwert herinnert zich dat hij in Dubai was en werd meegenomen naar die éne plek waar je precies het mozaïek mooi kunt zien liggen. "Maar dat is niet de plek die je wilt zien. Je wilt worden meegenomen naar de plek waar de kogelgaten nog in de muur zitten van de schietpartij op de tiran, of waar de geliefde de prinses verleidde."
Dat is precies waar Rees op doelt : "De geschiedenis is de compost waar de stad op groeit. En dat is precies wat Corb niet snapte." Rykwert heeft iets meer mededogen: "Le Corbusier ontwierp zijn gebouwen voor een maatschappij die niet bestaat."
En daarmee komt de discussie bij een heel praktisch punt. Een model waarbij een architect een plan maakt voor 24 identieke woontorens in een verder leeg landschap past niet in onze markteconomie. Wie zou ze bouwen? vraagt Rees zich hardop af. "Daar valt inderdaad niets aan te verdienen", denkt ook Burdett, die hier een van de lichtpuntjes van de recessie ziet: voorlopig heeft niemand geld om hele woonwijken weg te vagen en te vervangen door nieuwe complexen. Alle wat de komende jaren gebeurt, zal voortbouwen op het bestaande.
De tentoonstelling ‘Le Corbusier – the art of architecture’ is nog tot 24 mei te zien in Londen.
—
Mark Beekhuis is redacteur bij BNR Nieuwsradio
Foto kopbeeld: Barbican-complex in Londen (Mark Beekhuis)