Zondagochtend, de zon schijnt. De tram waar ik in zit slalomt zich een weg door de Leidsche straat in Amsterdam. Ik kijk omhoog en laat de gevels aan me voorbij glijden. Wanneer we enige tijd stilstaan heb ik de tijd om met aandacht naar één van de gebouwen te kijken waar een man en vrouw met ontbloot bovenlijf, maar zonder benen in de gevel uitgehouwen zijn in steen doen ze mee in een krachtenspel van gestapelde stenen. De gevel waar ik naar kijk is van warenhuis Metz&Co, gesticht in 1740 door Mozes Samuels, dat de slogan hanteert: ‘We are luxury’
En ze hebben gelijk! De buitenkant van het gebouw drukt iets uit van gelijke strekking. Gebouw, functie en imago naderen elkaar dicht. Maar hoe komt dat? Terug naar het paar in de gevel. Deze twee beeldhouwwerken zijn gemaakt door beeldhouwers die als vakmensen een bijdrage leverden aan de architectonische compositie van de façade van het gebouw. Het was geen vrij werk, het was ambachtelijk en ontstaan in samenspraak met de architect. Wie leidend, en wie volgend was in deze samenwerking laat ik even buiten beschouwing. Wat me interesseert is de synergie tussen deze twee ambachten, tussen ambachten in het algemeen.
Wat is tegenwoordig de verhouding tussen het architectonisch ontwerp en de beeldende kunst? Tussen de beeldhouwer en de bouwheer-architect toen, de beeldend kunstenaar en de conceptontwikkelaar nu? In de beeldende kunst wordt vaak over autonome kunst gesproken. De architectuur pingpongt tussen abstracte culturele expressie en toegepaste wetenschap.
Is de hoogste status dat een vakgebied kan bereiken die van de autonomie? Het ambacht dat slechts het intellectuele manifest en het ambacht zelf ten dienste staat? Of hebben de kunsten, toegepast of niet, zich uit de tent laten lokken door de moderne wetenschap en haar systematiek? Leven we niet in een tijd van losgezongen expertises? Soms bekruipt me het gevoel dat een concept voor een ontwerper of vormgever dezelfde status heeft als een hypothese voor een onderzoeker. We nemen een stelling in, in woord en/of beeld, daarna kijken we of het klopt. Wat in de wetenschap door trial and error al dan niet bewezen kan worden, leidt in genoemde disciplines tot een grote veelzijdigheid aan composities.
In een interview dat ik enige tijd geleden had met cultureel planoloog Venhuizen, kwam de term ‘parallelle integraliteit’ aan de orde. Waarbij ‘de sectoren opschalen naar integrale projecten, maar naast elkaar’. Volgens Venhuizen schuilt hier een gevaar in. Eigenlijk ben ik dat wel met hem eens. De emancipatie van vele ambachten heeft ook hun failliet veroorzaakt. De beeldend kunstenaar, de procesmanager, de architect, de onderzoeker en de hovenier leven binnen het idioom van hun eigen conceptuele denken. Zou het kunnen dat de economische dynamiek een positieve invloed gaat hebben op hoe mensen samen aan een product of dienst werken? Dat de bereidheid om elkaar uitgangspunten te begrijpen groeit? We zullen zien.
Mijn tram zet zich weer in beweging. “Next stop the Flowermarket, Rembrandt square and Muntplain.” Mijn hoofd verdraaiend, werp ik achterom nog een blik op het verleden. Op naar de toekomst!
Foto en video: Bart Cosijn
Bart Cosijn Debate and dialogue moderator
Bart Cosijn is oprichter van Urban Dialogue. Hij modereert wekelijks publieke debatten, congressen, rondetafelgesprekken en dialogen. Veel bijeenkomsten die hij leidt hebben een sociaal, maatschappelijk of ruimtelijk thema. Bart was van 2007 tot 2010 (hoofd-)redacteur van RUIMTEVOLK. Momenteel werkt hij aan een boek over de architectuur van gesprekken.