Begin deze eeuw stond de term Culturele Planologie kortstondig in het middelpunt van de belangstelling van de vakwereld. Met culturele planologie werd gestreefd naar een sterke rol voor cultuur in ruimtelijke ordeningsprocessen. Het gedachtegoed hierachter is nooit echt doorgebroken en inmiddels is de culturele planologie alweer bijna vergeten. RUIMTEVOLK ging in Rotterdam op bezoek bij een van de weinige mensen die zich nog afficheert met deze term, cultureel planoloog Hans Venhuizen. Een inspirerend gesprek met een scherpe denker over wat culturele planologie eigenlijk ook al weer is, en over hoe we de ruimtelijke ordening in ons land hebben ingericht.
Een lange, vriendelijk lachende man heet ons met een stevige handdruk welkom op zijn bureau. We zijn in de Van Nelle Ontwerpfabriek. In één van de bijgebouwen wordt dampende thee voor ons ingeschonken. Vanaf de werkplek van Hans Venhuizen kijk je door de glazen tussenwanden alle kanten uit, zelfs bij de buren naar binnen. Deze transparantie lijkt haast symbool te staan voor de werkwijze van Bureau Venhuizen, het bureau van Hans dat zich volgens de eigen website richt op vestigings- en planningsprocessen in de ruimtelijke ordening. Bureau Venhuizen neemt daarbij cultuur als vertrekpunt. Dat vraagt om de nodige uitleg.
De kern van de culturele planologie is volgens Hans Venhuizen: uitgaan van de bestaande kracht en identiteit van een gebied. “Een van de allergrootste vergissingen die in mijn ogen gemaakt wordt als het gaat over identiteit, is dat het leuk moet zijn, dat mensen zich alleen maar met leuke en prettige dingen verhouden.” Dat komt omdat we in een samenleving wonen die gevaar niet meer accepteert, zo vertelt Venhuizen. “Kijk, in Gouda wilde men een enorme fabriek afbreken die pal naast het centrum staat. Mensen kwamen daartegen in het geweer, want dat lelijke monster, maakte namelijk wel deel uit van de identiteit van de stad en dus van hen!”
The Making Of© is een conceptontwikkelingsspel, ontwikkeld door Hans Venhuizen. Momenteel wordt het spel gespeelt in het NAi, als onderdeel van de manifestatie ‘Maak ons land‘. (foto: © Maarten Laupman)
Slechte citymarketing
Een van de boosdoeners is citymarketing. “De manier waarop steden hun stad tegenwoordig proberen te promoten lijkt allemaal op elkaar omdat ze uitsluitend focussen op prettige historische herinneringen die ongevaarlijk zijn geworden, het is één grote saus.” Op zoek naar het bijzondere doen we allemaal het zelfde.”
De vaak nietszeggende slogans waarmee iedere stad in Nederland zich tegenwoordig promoot zijn hiervan een goed voorbeeld. In juni 2008 organiseerde de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) tijdens haar jaarcongres een verkiezing van de beste gemeenteslogan. Wie de lijst met genomineerden doorneemt moet Hans Venhuizen gelijk geven: het draait bij deze slogans meer om een droombeeld dan om een bestaande en onderscheidende identiteit. Om een paar voorbeelden te noemen: de gemeente Onderbanken profileert zichzelf als “ oorspronkelijk en authentiek” . Soest zoekt durf en drive. De gemeente Pekela komt met “ Pekela, een prima plek”. En de gemeente Winschoten voert als slogan “Roos in de regio.”
Dit is nog maar een de vele voorbeelden van hoe we volgens Hans Venhuizen langzaam maar zeker zijn verstrikt geraakt in het steeds opnieuw uitvoeren van hetzelfde trucje. We zijn op zoek naar de identiteit van een stad en verzinnen daarom een promotiecampagne met dito slogan. Zijn streven is om deze vastgeroeste manier van denken te doorbreken. Winnaar van de wedstrijd werd trouwens Leeuwarden, met de slogan: ‘Kijk, dat is ’t mooie van Leeuwarden‘. Misschien een mooie slagzin, maar wat zegt het over de identiteit van Leeuwarden?
Foto: Bart Cosijn
Overschatting
Hans Venhuizen zou nooit met een dergelijke slogan op de proppen komen. Maar daar stopt de missie van de cultureel planoloog niet. “Ik streef ernaar om ingesletenheid te ontrafelen en nieuwe verbindingen te leggen die anderen over het hoofd zien.” Dit vraagt om een andere manier van kijken. Er kan veel verbeterd worden aan de wijze waarop in Nederland projecten in de ruimtelijke ordening ingericht worden.
Volgens Hans Venhuizen leiden we collectief aan zelfoverschatting. “Tegenwoordig roepen we dan vaak dat we dit kunnen oplossen door out of the box te denken.” “Dat is vaak de eerste reactie van mensen”. Maar Venhuizen wil juist beter in de box denken. Hij wil beter begrijpen met welke ambities mensen de ruimte ordenen.
Want volgens Venhuizen schort er een en ander aan de manier hoe we in Nederland ruimtelijke processen insteken. “Wat ik merk in ruimtelijke processen is dat iedereen zichzelf overschat.” De hele cultuur rondom hoe we omgaan met inspraak in de ruimtelijke ordening is daarvan een goed voorbeeld. “We kennen al heel lang inspraak, dat is in de loop van de jaren goeddeels geformaliseerd en het gaat er veelal vanuit dat je eerst een plan maakt en daar dan vervolgens over in discussie gaat.”
Maar dat systeem voldoet volgens Venhuizen steeds minder. Het heeft er voor gezorgd dat alle belangen die zich verenigd hebben even belangrijk zijn. Dat komt omdat draagvlak uiteindelijk het sleutelwoord is voor degenen die de beslissingen nemen, zo stelt Venhuizen. Hij is van mening dat je niet zo maar zaken bottum up kunt organiseren, puur al vanwege het feit dat niet alle betrokken deskundig zijn. En er toch knopen doorgehakt moeten worden. “Als je een goede beslissing wilt nemen moet je zorgen dat alle kaarten op tafel liggen én dat iedereen de kennis heeft om mee te kunnen praten.” Venhuizen noemt dit een gezonde menging van openheid en deskundigheid.
Voor Hotel Transvaal onderzocht Bureau Venhuizen de invloed die de ‘Essentiële Marge’ op de stedelijke vernieuwing van de wijk Transvaal in Den Haag kan hebben. ( foto: Bureau Venhuizen)
Uitdaging
En in dit soort processen ligt voor Hans Venhuizen dan ook zijn grootste uitdaging: deze combinatie van openheid en deskundigheid realiseren. Over hoe je zoiets kunt doen, kan hij urenlang praten. Dan komen er prachtige termen voorbij. En stelt hij dat om uit dat mechanisme te ontsnappen er een mentaliteitsomslag nodig is in de wijze waarop plannen tot stand komen.
Maar echt bevlogen wordt hij als er concrete voorbeelden voorbijkomen. Zo raakte Venhuizen betrokken bij een project in de Transvaalbuurt in Den Haag, een wijk waar vroeger veel Hindoestanen woonden, maar dat inmiddels een wijk is waar voornamelijk mensen met een Turkse achtergrond wonen. “Er moest een nieuwe motor voor de buurt gezocht worden. Dan werd er heel hard verzonnen dat de wijk een icoon nodig heeft.” Dit icoon zal de nieuwe identiteit van de wijk moeten gaan vormen om zo bezoekers uit de hele stad naar de wijk te trekken.
Maar de manier waarop dat vervolgens door de overheid is aangepakt, slaat de plank volgens Venhuizen finaal mis. Het verbaast hem dat de beleidsmakers hebben voorgesteld om een straat waar oorspronkelijk veel Hindoestaanse winkels zaten, nieuw leven in te blazen met een compleet Hindoestaans entertainmentcentrum en een megabisocoop voor Bollywoodfilms. “Dat is een heel aantrekkelijk beeld, hoewel het grootste deel van Hindoestanen die vroeger in de wijk woonden carrière hebben gemaakt en massaal naar Vinexwijken zijn vertrokken.“ Op zoek naar een icoon voor de Transvaalbuurt is men volgens Venhuizen voorbij gegaan aan de troeven die er gewoon al zijn te vinden. “ Inzetten op Bollywood terwijl er met de levendige Haagse markt volgens mij al een heel herkenbare en kenmerkende plek in de wijk is.”
Hans Venhuizen en redacteur Jeroen Niemans (foto: Bart Cosijn)
Kortom, Hans Venhuizen pleit ervoor om niet kosten wat kost proberen de Hindoestanen terug te lokken met een megabioscoop, maar aan te sluiten bij wat er als is, namelijk de levendige, voornamelijk Turkse cultuur rondom de markt.
Zie hier de kern van zijn aanpak. Culturele planologie draait voor hem niet om het plannen van de cultuur als vooropgezet idee dat los staat van de praktijk. Nee, het gaat om de wil tot het begrijpen van zowel de ruimtelijke, de sociale en culturele context waarbinnen ruimtelijke ordenaars en andere plannenmakers in Nederland werken.
Hiermee gaat hij enigszins tegen de traditie in, tegen het heilige geloof in de losgezongen concepten. Zo stelde Venhuizen in reactie op een krimpend Den Helder de volgende slogan voor: ‘Den Helder: Steeds meer ruimte!’.