Tijd voor vernieuwing van de stedelijke vernieuwing

17 maart 2008  /  Sjoerd Zeelenberg

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Luc Vrolijks is een man met een missie. Met zijn Urban Progress Studio leidt hij het onderzoeksproject URBANFUTURES.EU, dat de stedelijke vernieuwing in Europa een stap verder moet brengen. Een gesprek over zijn motieven, over kansen als uitgangspunt in stedelijke vernieuwing en over de nieuwe rol van de stedenbouwkundige.

In URBANFUTURES.EU gaat Vrolijks op zoek naar de beste en meest veelbelovende strategieën in stedelijke vernieuwing in Europa. Centraal staat de vraag hoe bestaande woonwijken en hun bewoners een kansrijke toekomst te geven. Vrolijks streeft naar internationale uitwisseling van ideeën en best practises. URBANFUTURES.EU staat voor samenwerking in een netwerk van professionals die gezamenlijk de stedelijke vernieuwing inhoudelijk uitdiepen. 2008 staat in het teken van veldwerk in Europese steden: Lyon is de eerste stad waar Vrolijks onderzoek deed.

Je bent in augustus 2007 weggegaan bij Urhahn Urban Design. Waarom heb je die stap gezet?
“De reden om weg te gaan bij Urhahn was dat ik meer ruimte wilde om na te kunnen denken over waar de stedenbouwkunde over gaat en waar de vernieuwing van het vakgebied tot stand moet komen. Stedelijke vernieuwing is een van de thema’s waar vernieuwing moet plaatsvinden volgens mij. De verschillen tussen vernieuwingsprojecten in bijvoorbeeld Engeland en Nederland heel groot; er valt veel te leren van hoe zaken op andere plekken werken. De stedenbouw, en dan in het bijzonder de stedelijke vernieuwing in Nederland, kan baat hebben bij een beter begrip van wat er in het buitenland gebeurt. Dat wilde ik graag onderzoeken en dat heeft nu deze vorm gekregen.”

artikel afbeelding
Lyon (foto: Luc Vrolijks)

Hoe zou jij de stedelijke vernieuwingsopgave omschrijven?
“Uiteindelijk gaat het om mensen en om hun kansen. De stad is er voor mensen, dat mensen hun toekomst kunnen creëren. En volgens mij zie je in veel naoorlogse wijken dat dat maar ten dele lukt. Dat het heel moeilijk is om je eigen bedrijfje te beginnen. Het invullen van de opgave gaat over het creëren van kansen voor mensen, in termen van werk, toegang tot scholing, toegang tot de arbeidsmarkt. Maar ook in termen van woonkwaliteit, een huis dat je kan bezitten en waar je iets aan, bij of op kan bouwen.”

“Ik hou niet van problematiseren. Van het praten over een verkeerde bevolkingssamenstelling in termen van ‘dat is een probleem en dat moet veranderd worden’. Het marginaliseren van bevolkingsgroepen, het zeggen ‘dat de jeugd verdorven is omdat ze uit Marokko afkomstig zijn’, dat soort impliciete combinaties, daar verzet ik me tegen. Maar vaak spelen ze een belangrijke rol. Als je naar de Franse context kijkt, is dat tot een expliciete doelstelling van de stedelijke vernieuwing gemaakt. In Lyon wil men echt de samenstelling van de bevolking wijzigen. Ik denk niet dat dit allesbepalend is: de stad moet in staat zijn om de mensen die er wonen goede kansen voor de toekomst te bieden. En daar hoort een open samenleving bij. In het huidige klimaat gaat de discussie sterk over afkomst en minder over kansen, en dat staat me tegen. Misschien ben ik wel een optimist, en is stedenbouw een optimistisch vak.”

artikel afbeelding
Luc Vrolijks (rechts) en Bart Cosijn (foto: Coen de Rijk)

De stad moet dus kansen bieden aan haar bewoners. En die kansen worden volgens Vrolijks soms verkleind door de plek waar mensen wonen, werken of elkaar ontmoeten. Vooral de naoorlogse wijk biedt te weinig kansen en plekken voor ontmoeting. Een goed voorbeeld is de wijk Overtoomse Veld in Amsterdam, waar een paar duizend Turken en Marokkanen naast het grootste textielcentrum van Nederland wonen. Toch zijn er nauwelijks kledingateliers te vinden. Die zitten verderop, in de Baarsjes. Het karakter van de bebouwde omgeving is niet geschikt voor mensen die in de luwte van het textielcentrum hun brood willen verdienen. Juist de ondernemende mensen moeten in de plannen voor nieuwe wijken meer ruimte krijgen is Vrolijks’ overtuiging.

Wat is je belangrijkste motivatie geweest om het project naar een Europese schaal te trekken?
“Ik vind in algemene zin dat stedenbouw een klein en specialistisch vak is. Het is verstandig dat op een iets grotere schaal te doen. Ik heb ontdekt dat er veel te leren valt over en weer. Kijk bijvoorbeeld naar het verschil tussen Nederland en Engeland. In de Angelsaksische traditie is het vrije ondernemerschap veel belangrijker dan in Nederland. Wat ze in Engeland heel goed kunnen is heel strategisch doelen formuleren en die dan met slimme maatregelen voor elkaar te krijgen. En waar Nederland heel goed in is om partijen bij elkaar te brengen en daar samen iets mee te maken, dat is de Nederlandse traditie. Dat laatste proberen ze in Engeland een klein beetje meer te doen. En het eerste proberen wij in Nederland iets meer te doen. Ik heb de indruk dat wanneer je met een open blik kijkt, dat je overal dingen uit kan halen die interessant zijn voor anderen. En die kennis wil ik toegankelijk maken. Ik vind ook nadrukkelijk dat dit soort ideeën openbaar moet zijn. Daar zijn ze voor, om bij te dragen aan het verder ontwikkelen van onze praktijk.”

Wanneer beschouw je dit project als geslaagd?
“Natuurlijk streef ik in de laatste fase van het project naar aan aantal fysieke producten zoals een goede tentoonstelling en een boek. Maar uiteindelijk gaat het er om dat die kennis toegankelijk gemaakt wordt. En zoals ik nu merk is daar in vele andere landen behoefte aan. Aan goede voorbeelden en goed geanalyseerde succesvolle praktijken. En dat is waar ik naar zoek: naar dingen die werken en naar het snappen waarom die werken in hun context, met de mensen en partijen die er bij betrokken zijn en waarom dat een succes is. De volgende fase moet echt een Europees project met een onderzoek in twintig steden zijn, dat ook gedaan wordt met mensen uit die steden. Daar moet een netwerk uit komen dat kan bouwen op steverige kennis dan nu het geval is.”

artikel afbeelding
La Duchere (Lyon). Nieuwe stadsblokken vervangen appartementen-gebouwen (foto: Luc Vrolijks)

Tot slot: hoe zie jij de rol van de stedenbouw in de toekomst?
“Waar ik momenteel moeite mee heb is de benadering van stedenbouw als een wetenschap. Er zijn natuurlijk mensen die serieus onderzoek doen, maar het grootste deel van de stedenbouw is gericht op het bedenken van oplossingen en het proberen die ‘aan de praat te krijgen’. En dat is niet zo wetenschappelijk uiteindelijk.”

En daardoor is er te weinig aandacht voor het doorgronden van problemen in steden?
“Ja, ik denk dat wij als professionals redelijk in staat zijn om te bedenken wat er goed werkt in de stad. We hebben daar immers voor doorgeleerd, en er ervaring mee. Maar dan moeten we kijken naar veel verschillende plekken en omgevingen, en die proberen te snappen. Dat is wat dit onderzoek uiteindelijk probeert te doen. Niet meer en niet minder. Ik heb natuurlijk de afgelopen 10 jaar veel productie gedraaid met plannen in wijken. Nu heb ik ruimte gecreëerd om in de achtergronden te kunnen duiken. Zeer noodzakelijke ruimte volgens mij.”


Tekst: Sjoerd Zeelenberg en Bart Cosijn

Stedenbouw

Sjoerd Zeelenberg Planoloog en onderzoeker

Over de auteur

Sjoerd Zeelenberg is planoloog en werkt als onderzoeker bij RIGO.



Ook interessant:

De ambitieuze wijk van morgen

Chris ten Dam, Gerjan Streng, Maarten Hajer, Peter Pelzer en Thijs van Spaandonk

Sociaaleconomisch beleid: wat kunnen provincies en gemeenten doen?

Maarten Allers

Een grootse traditie van maatwerk

Kris Oosting