First or second life

09 februari 2008  /  Esther Juurlink

Dit artikel komt uit het RUIMTEVOLK archief (2007-2017)

Je zit in de trein met je koptelefoon op. Via mobiel internet onderhoud je intensief contact met een paar goeie vrienden. Je wist het misschien niet, maar er is inmiddels een term voor deze praktijk: telecocooning. Een fenomeen dat een belangrijke rol speelt in het werk van Martijn de Waal, onderzoeker en schrijver verbonden aan de UvA en de RuG. Een interview.

Telecocooning is een situatie waarin je fysiek gescheiden bent van elkaar, maar in een gemeenschappelijke virtuele ruimte toch samen bent. Tegelijkertijd ben je heel erg ‘afwezig’ in je directe fysieke omgeving”, zegt De Waal, die het begrip ontleent aan het boek Personal, Portable, Pedestrian van de Japanse antropoloog Mimi Ito uit 2005. Telecocooning is, net als het zogenaamde picturephoning (zie afbeelding), een voorbeeld van hoe mensen door mediatechnologieën als internet, GPS, Google Earth en mobiele sociale netwerken de wereld om zich heen anders indelen en beleven. Een fenomeen dat de onderzoeker fascineert, met name als het gaat om de relatie tussen identiteit, stedelijke ruimte en nieuwe media. Planologen en architecten zouden de invloed van nieuwe media mee moeten nemen in de manier waarop zij de stad inrichten, is zijn stellige overtuiging, “want de fysieke en de virtuele ruimte zijn meer en meer met elkaar verweven.”

De Waal licht zijn onderzoek toe: “Welke invloed heeft de fysieke stad op de sociale processen die zich in de stad afspelen en welke rol spelen mediatechnologieën als internet, GPS, Google Earth en mobiele sociale netwerken hierbij? Dat wil ik onderzoeken.”

Een ander voorbeeld. Je neemt je laptop en je mobiel mee en gaat ergens zitten werken waar je het prettig vindt. Bijvoorbeeld in een leuk café. Ito noemt dit camping; je gaat ergens bivakkeren, tijdelijk, op een mooie kampeerplek als het ware. “De directe fysieke omgeving is hier juist wel van belang, net als de kans om daar andere mensen ook live te ontmoeten. Mijn vraag is: kunnen we nog langer spreken over een stad als een puur fysieke ruimte? En wat kunnen of liever gezegd moeten we met die informatie als het gaat om inrichting van de stad?”

Fysieke nabijheid

Om het brede onderwerp hanteerbaar te maken, kiest De Waal voor casestudies. Zijn eerste case is Pendrecht, een vroeg naoorlogse wijk in Rotterdam-Zuid. Stedenbouwkundige Lotte Stam Beese ontwierp Pendrecht vanuit de zogenaamde ‘wijkgedachte’, waarin elke kleinste stedenbouwkundige eenheid in de wijk – de ‘stempel’ – in dit geval een verzameling verschillende woningtypen rondom een gemeenschappelijke binnentuin – een afspiegeling moest zijn van een complete stad. “Een soort microversie van de stad, waarin alle leefstijlen waren vertegenwoordigd,” aldus De Waal, “Niet dat die mensen heel actief een gemeenschap moesten vormen, maar Lotte Stam Beese stond een soort ‘minimale sociale cohesie’ voor. Je hoeft elkaar niet op te zoeken, maar komt elkaar onvermijdelijk tegen. De variatie in bewonersgroepen of leefstijlen geeft je daarbij het gevoel van echte stedelijkheid. Dat idee van die minimale sociale cohesie spreekt mij aan. Als ik een stad zou ontwerpen zou ik dat principe hanteren.”

Het ideaal van de wijkgedachte, waarin de sociale en de fysieke omgeving samenvallen, staat natuurlijk haaks op de theorieën rondom nieuwe media, waarin fysieke nabijheid overbodig lijkt geworden. Daarom vindt De Waal Pendrecht een interessante case: “Gelijkgestemden zoek je nu in eerste instantie niet meer op buurtniveau, dankzij nieuwe media. Wat voor effect heeft dat nu op het samen wonen in zo’n buurt? Wat is de invloed ervan op de stedelijke cultuur in zijn geheel?”

En, wat denk je?
“Het antwoord op die vraag heb ik nog niet, maar er zijn verschillende scenario’s denkbaar. Aan de ene kant bieden nieuwe media ongelooflijk veel vrijheden. Neem nou geo-tagging, een techniek waarin informatie gekoppeld kan worden aan specifieke plekken in de stad met behulp van bijvoorbeeld Google Earth. Daarmee kan je zelf je stad indelen en benoemen wat jou aanspreekt, laten zien wie je bent en waar je vrienden zitten, je favoriete café, noem maar op. Je zet de stad naar je eigen hand. Maar aan de andere kant kunnen nieuwe digitale media juist leiden tot een versterkte sociale controle: ‘Waar zit je en waarom was je daar?’ De minimale sociale cohesie kan dan snel omslaan in een maximale cohesie.”

En wat te denken van telefoonmaatschappijen die werken aan Amazon.com – achtige Longtail-technieken, waarin iemand op basis van het digitale spoor dat hij achterlaat allerlei aanbiedingen ontvangt op zijn mobiele telefoon. Verwant is ook de commerciële praktijk van geodemographics, waarin met computeralgoritmes een analyse wordt gemaakt van het consumptiegedrag van de inwoners van een wijk. Deze analyse wordt omgezet in leefstijlen, die worden gekoppeld aan postcodes. De Waal: “Die leefstijlen zie je weer terug als je bijvoorbeeld op Funda op zoek gaat naar een huis. De buurtbewoners van jouw toekomstige koopwoning staan in termen van dit soort analyses beschreven. In Pendrecht wonen nu bijvoorbeeld kennelijk vooral ‘Financieel Beperkten’ en ‘Sociale Senioren’.” Zo’n benadering kan in bepaalde gevallen handig zijn. Maar er zitten ook schaduwkanten aan, zo vindt De Waal. “De leefstijlen die zo ‘ontstaan’ zijn erg eenzijdig gericht op consumeren en de indeling is exclusief, je bent of het een of het ander. Maar mensen schipperen tussen identiteiten, zijn altijd meerdere dingen tegelijk.”

Conferentie

De casestudie Pendrecht doorloopt verschillende stappen; van het ideaal van de wijkgedachte, de praktijk en de huidige vernieuwing, tot de rol van nieuwe digitale media. Deze stappen heeft De Waal samen met vormgevers Léon Kranenburg en Loes Sikkes verwerkt in een installatie getiteld Greetings from Pendrecht, die tot eind februari te zien is op de Biennale of Architecture en Urbanism in Shenzhen en Hong Kong. Ze willen hem daarna graag ergens in Nederland vertonen. En zijn volgende casestudie gaat over een Vinexwijk. “Ook machtig interessant want helemaal ingericht naar de actuele maatstaven over het samen wonen.”

Martijn de Waal hoopt zijn onderzoek medio 2010 af te ronden. Op 27 en 28 februari organiseert hij samen met het NAi ook een conferentie over deze thematiek met de titel ‘The Mobile City’. Het gaat dan over de vraag: wat betekent de opmars van mobiele informatie-, communicatie- en identificatiediensten voor de manier waarop wij met elkaar samenleven in de stad? En hoe kunnen architecten, stedenbouwkundigen en nieuwe mediaontwerpers hierop inspelen?

digitaliseringnetwerkenSociale cohesie

Esther Juurlink Communicatieadviseur

Over de auteur

Esther Juurlink is communicatie-adviseur bij De Wijde Blik in Delft en mede-initiatiefnemer van stichting RUIMTEVOLK.



Ook interessant:

De stad heeft altijd vernieuwing nodig

Anita Blom

Werken aan de productieve stad

Kris Oosting

Werklandschappen als speeltuin van de toekomst

Ana Luisa Moura