“Tegenwoordig mag je ervoor uitkomen dat je voor Vinex kiest. Let maar op: Vinex wordt cool.” Enthousiast loodsen UvA-onderzoeksters Tineke Lupi en Marlies de Stigter ons door De Aker, een van de drie Vinex-wijken die ze hebben onderzocht op buurtbinding. “Sociale cohesie is een soort heilige graal; iedereen zoekt ernaar, maar je kunt het niet afdwingen.”
Stadssociologe Lupi en sociaal geografe De Stigter onderzochten drie nieuwbouwwijken in Amsterdam – De Aker (Osdorp), Getsewoud (Nieuw-Vennep) en het bekendere IJburg – op het voorkomen van buurtbinding, oftewel sociale cohesie. De publicatie die hieruit voortgekomen is, ‘Leven in de Buurt. Territoriale binding op drie Vinex-locaties‘, is verschenen bij uitgeverij Aksant.
Lupi en Stigter kozen voor hun onderzoek bewust voor nieuwe wijken. Er is immers al veel onderzoek gedaan in oude stadswijken. Bovendien waren ze erg benieuwd of het stereotiepe beeld klopt dat veelal in de media van Vinex-bewoners wordt geschetst. Zijn ze inderdaad de ongebonden, hypermobiele bewoners van de netwerkstad, die alleen maar thuis komen om te slapen?
De vele interviews in de drie wijken zorgden voor een verrassing. “De bewoners van deze nieuwe wijken stoppen juist zeer veel energie in hun eigen woonomgeving en vinden het meestal erg leuk om over hun buurt te praten.” aldus de onderzoeksters.
Het is een gewone doordeweekse middag als we met Lupi en De Stigter hebben afgesproken om door De Aker te wandelen. Er lijkt een typische Vinex-rust te heersen, af ten toe komen we een paar spelende kinderen tegen en heel soms schiet er een auto voorbij. In deze Vinex-wijk komt ruim de helft van de bewoners uit Amsterdam, voornamelijk uit Amsterdam-West. De Stigter: “Veel bewoners zijn steeds verder westwaarts getrokken, sommigen komen zelfs oorspronkelijk uit De Jordaan. Dit zijn geboren en getogen Amsterdammers.”
Op IJburg ligt dit iets anders. Hier is één op de acht bewoners in Amsterdam geboren, en 50 procent is naar Amsterdam verhuisd zo rond het twintigste levensjaar. Een ander bijzonder gegeven van De Aker is dat maar liefst eenderde van de bewoners familie in de wijk heeft wonen, in Getsewoud is dat zelfs 35 procent.
“Dit ontstaat geleidelijk. Je tante of nicht woont er al, je komt eens op bezoek en de wijk spreekt je wel aan. Vaak wordt als verhuisreden ook genoemd dat het zo handig is voor de kinderopvang.” aldus Lupi. De aanwezigheid van familie in de buurt is dan ook een belangrijke factor in de sociale binding die bewoners hebben.
Daarnaast is er een hele kleine categorie ‘hypermobielen’, die wonen in dure huurwoningen. Deze zogenaamde nomaden zijn naar eigen zeggen enorm footloose. Lupi en De Stigter zijn daar echter wel wat sceptisch over. Volgens hen geldt hier het credo dat mensen vaak iets anders zeggen dan dat ze doen. Mogelijk heeft dit te maken met de heersende publieke opinie, aldus de onderzoeksters. Volgens Lupi is deze bindingangst vooral bij IJburgers te zien. “Zij hebben sterk de neiging om hun gemaakte keuze goed te praten. Het is toch eigenlijk not done om te zeggen dat je ergens nooit meer weg gaat?”
Toch is een kentering gaande. Weliswaar worden Vinexvaders nog in menig cabaretprogramma belachelijk gemaakt, en gebeuren in boeken van Saskia Noort de meest vreselijke dingen, omdat Vinex-bewoners zich stierlijk vervelen. Desalniettemin zijn er ook tegengeluiden, zoals in het boek La Vie Vinex van Volkskrantjournalist Toine Heijmans. Het credo ‘stadslucht maakt vrij’ lijkt achterhaald. Lupi en De Stigter: “Een collega-onderzoeker van ons, Stefan Metaal, zegt dat je juist in de stad moet voldoen aan allerlei normen. Je moet de laatste films gezien hebben, bij dat ene restaurant hebben gegeten. In de suburbs heb je daarentegen veel meer vrijheid. Mensen durven hier steeds voor deze vorm van wonen te kiezen en er ook voor uit te komen.”
Toeval of niet, eenzelfde verschuiving treedt op in de discussie over de ruimtelijke kwaliteiten van Vinex-wijken. Is de architectonische kwaliteit in de ‘oude’ Vinex-wijken onder de bewoners niet zo zeer een issue, voor de imagobewuste IJburger is het zeker heel belangrijk. “IJburg refereert aan wat nog acceptabel is; het lijkt op het Oostelijk Havengebied, en niet op Almere.” aldus De Stigter. Lupi doet er een schepje bovenop: “Let maar op, het wordt cool om voor Vinex te kiezen.”
Op de vraag waarom binding met een buurt en met buurtbewoners zo universeel wordt nagestreefd, wijzen de onderzoeksters op de sterke gevoelens van nostalgie die om het begrip heen hangen. Lupi: “Het streven naar sociale cohesie zit zo ingebakken, niet alleen bij beleidsmakers maar in de hele maatschappij. Het ideaalbeeld van het dorp, waar iedereen elkaar kent, is een soort automatisme; in een dorp zijn er automatisch veel relaties tussen mensen. Dit ideaalbeeld wordt geprojecteerd op de buurt in de stad.”
De Stigter vult aan: “In de oude wijken in de stad gaat men ook altijd uit van die ‘automatische relaties’. Problemen worden snel gewijd aan een ‘gebrek aan sociale cohesie’. Maar er ontstaan misschien wel eerder problemen bij een te ver doorgeschoten sociale cohesie. Als mensen te sterk op hun eigen buurtje en de buurtbewoners zijn gericht – in vaktermen noemen we dit te veel bonding en te weinig bridging.” De link met achterstand is kennelijk niet één-op-één te leggen. “Mensen willen zo graag dat het goed zit met de sociale cohesie. Het is een soort heilige graal. Iedereen is ernaar op zoek maar het vervelende is, dat je het niet kunt afdwingen”, aldus Lupi.
Wat verstaan de onderzoeksters eigenlijk zelf onder sociale cohesie? “We hebben bewust gekozen voor ‘buurtbinding’. Sociale cohesie is zo’n allesomvattend begrip. Een overkoepelende kracht, die een samenleving bijeenhoudt. Dat is niet te bevatten op wijkniveau. Daarom spreken wij liever van buurtbinding en onderscheiden we daar verschillende vormen in.”
De onderzoeksters ondervonden dat buurtcontacten zich niet op wijk- of straatniveau voordoen, maar vooral op het niveau van een blok woningen. Behoorlijk kleinschalig dus. De Stigter legt uit: “De gemiddelde contactreikwijdte bestaat uit kleine, dagelijkse contacten op straat. Daarnaast hebben mensen natuurlijk wel allerlei vluchtige contacten met anderen in de buurt of daarbuiten door gemeenschappelijke patronen of interesses.”
Opvallend is dat mensen eerder benoemen wat afwijkt en wat bijzonder is. Zowel in De Aker als op IJburg wordt bijvoorbeeld expliciet genoemd dat mensen elkaar daar groeten. Terwijl de bewoners van Getsewoud dit helemaal niet noemden. De Stigter: “Wij vroegen de bewoners: ‘Groeten jullie elkaar dan niet?’ De wedervraag die we kregen was: ‘Hoezo? Dat spreekt toch vanzelf’.”
Eén ding zagen de onderzoeksters niet bevestigd in hun onderzoek. En dat is het beeld dat veel mensen in een Vinex-wijk terecht zijn gekomen omdat men eigenlijk geen keus had. Veel bewoners hebben juist bewust voor hun wijk gekozen. Vaak omwille van de kinderen; Vinex-wijken worden gezien als ‘een hele fijne plek om je kinderen op te laten groeien’.
De IJburgers zijn nog het meest positief. Zij menen de ideale mix hebben gevonden. “Je bent eigenlijk een loser als je met je gezin niet voor IJburg kiest. Het is de nabijheid van de stad, terwijl je toch buiten woont. De bereikbaarheid via de tram is wel essentieel. De bus vond men vreselijk. Die had bovendien drie nummers: nummer 326. Kan niet! Uitgesloten! Amsterdamse bussen en trams hebben hooguit twee nummers. Maar met tram 26 hoort IJburg er nu helemaal bij.”
—
‘Leven in de Buurt. Territoriale binding op drie Vinex-locaties’ verschijnt binnenkort bij Aksant in de NWO sociale cohesie reeks. Auteurs: Tineke Lupi, Marlies de Stigter-Speksnijder, Lia Karsten, Sako Musterd & Léon Deben.
Foto: Bart Cosijn