Het wetenschappelijk tijdschrift van D’66 vroeg RUIMTEVOLK hoofdredacteur Sjors de Vries onlangs naar zijn visie op de dagelijkse praktijk van bewonersparticipatie en democratisering in de stedelijke vernieuwing. De Vries voor D’66 en RUIMTEVOLK over de democratische kracht van stedelijkheid, bewonersparticipatie en de illusie van het referendum.
Bewoners bepalen het succes van de stad. Dit omdat ze gezamenlijk invulling geven aan de ‘stedelijkheid’ ervan. Stedelijkheid staat voor wat een stad ook echt tot een stad maakt; namelijk de diversiteit en pluriformiteit van functies, culturen, sociale gemeenschappen en relaties. Je zou kunnen zeggen dat stedelijkheid de nadelen van het wonen in hoge dichtheden compenseert, het is datgene wat mensen in de stad aantrekt: de motor van het stadse leven.
Het is belangrijk dat een stad ruimte biedt voor die stedelijkheid. Een stad zal haar bewoners voldoende vrijheid en mogelijkheden moeten bieden om er een rol in te vervullen, een radertje te zijn in de stedelijkheidsmachine. Elke inwoner moet een bijdrage kunnen leveren aan het functioneren ervan. Wanneer je dus praat over de toekomst van een stad, dan heb je het over de mate waarin ze in staat is haar bewoners mee te laten doen, een rol te geven. In steden als Vancouver, Montreal, Barcelona en London, multiculturele steden in verschillende opzichten, lukt dat over het algemeen bijzonder goed.
Het is daarom van cruciaal belang dat de stadsbewoner de vrijheid heeft om te participeren in zijn of haar stad. Om mee te doen met het stadse gebeuren. Het betrekken van bewoners bij plannen hoort daarbij. Als bestuurder of beleidsmaker moet je de kennis en ideeën van bewoners van de stad zoveel mogelijk benutten. Dus dien je bewoners per definitie in te schakelen als adviseur wanneer je plannen aan het opstellen bent.
Je ziet dat veel gemeenten en woningcorporaties de afgelopen jaren goede pogingen hebben gedaan om bewoners te betrekken bij wijkvernieuwingsprocessen. Maar wat je helaas ook ziet is dat professionals het erg lastig vinden om de helikopter van waaruit zij de wijk bekijken, te laten landen tussen de bewoners. En andersom blijken wijkbewoners lang niet altijd in staat om beleidsvoornemens of ingrepen in een breder perspectief te plaatsen. In de poging naar elkaar toe te komen overdrijft men soms. In plaats van dat de beleidsmedewerker achter het bureau vandaan komt om echt in en met de wijk te werken, organiseert men bewonersavonden. Avonden waar soms plannen worden gemaakt door gezamenlijk een spel te spelen. Of men tracht draagvlak te krijgen door de bewoner de rol van een architect, stedenbouwkundige of socioloog te gunnen. Dat is betuttelend en werkt uiteindelijk contraproductief. Om nog maar te zwijgen van de overactieve woningcorporaties die zichzelf graag profileren als superman; als verhuurder en ontwikkelaar, als beschermheilige en beste vriend van de buurt, als de pluriforme dienstverlener en plaatsvervangende overheid. Zoveel verschillende petten, dat loopt op een gegeven moment spaak.
Ook wanneer beleidsmakers de bewoners een eindoordeel gunnen bij belangrijke plannen, wat gebeurt bij bijvoorbeeld referenda, schiet men in de meeste gevallen het doel voorbij. Dan gaat het vooral over vorm en doet men de inhoud teveel geweld aan. En waarom zou je de kennis en expertise van professionals en de gemeenteraad zomaar passeren met een bewonersavond of referendum? Ik ben de laatste jaren erg geschrokken van het negatieve oordeel dat bewoners over grote projecten in verschillende referenda hebben geveld. Je ziet dat er niet alleen op inhoud wordt gestemd. Sterker nog, de inhoud lijkt er soms nauwelijks meer toe te doen. Het zijn vaak emotionele gebeurtenissen, sentimenten, die lang niet altijd betrekking hebben op het plan, die de uitkomst van een referendum bepalen. En het resultaat is dat zowel de burger, politici, beleidsmakers en marktpartijen niet zelden massaal teleurgesteld zijn in het project, in de betrokken partijen, maar ook in de politiek.
Bewonersparticipatie mag dus niet worden afgedaan met een referendum over een stationsgebied. Bewonersparticipatie is de vrijheid je eigen bijdrage te leveren aan je stad of wijk. Ware democratisering ontstaat wanneer elke stadsbewoner de kans en ruimte krijgt om zijn kennis en kunde te ontdekken en in te zetten in de stad. Dan vindt er verknoping van netwerken plaats en ontstaat er meer begrip voor de verschillende belangen in een stad.
Het is aan de overheid om de randvoorwaarden van participatie te creëren. Om bijvoorbeeld de bejaarde meneer Janzen, al twintig jaar de betrouwbare secretaris van de biljartclub, te helpen met goed, veilig en betaalbaar openbaar vervoer. En met een passende en betaalbare accommodatie van de biljartclub. En om Achmed, sinds kort eigenaar van buurtgroentezaak te openen met exotische groenten, te ondersteunen met alles wat er op een startende MKB-er afkomt. Om de jeugd hun jongerenwerker te geven die hen helpt bij het opstarten en faciliteren van hun activiteiten. Al deze mensen met hun bezigheden en bijbehorende relaties zijn het bloed door de aderen van een stad. We hebben daar vaak veel te weinig oog voor. We moeten meer overlaten aan de krachten van de mensen zelf. Gun mensen de ruimte zelf de schouders eronder te zetten. Juist op wijkniveau liggen mooie kansen om bewoners en professionals samen plannen te laten maken voor de wijk. Gun bewoners de hoofdrol, faciliteiten en budgetten. Natuurlijk blijven de overheid en de woningcorporaties de aangewezen partijen om de woningen en openbare ruimte op te knappen, de wijken te voorzien van de juiste voorziening en om een klimaat te scheppen waarin organisaties en mensen zich kunnen ontplooien.
Het is van groot belang dat we het karakter van een wijk de ruimte geven. Helaas ligt dat in Nederland erg ingewikkeld. Op een of andere manier vinden beleidsmakers en politici het erg lastig om de buurt echt “zichzelf” te laten zijn. Om wat minder traditionele of voorspelbare sociale processen daar gewoon te laten gebeuren. Het lijkt soms wel of dat de overheid maar weinig vertrouwen heeft in de bewoners en de eigenheid van een buurt. We hebben de neiging alle knoppen in het midden te willen zetten en alles op elkaar te laten lijken. Neem de 40 krachtwijken. Dat fenomeen is feitelijk gebaseerd op een soort cijfermatige waarheid: alles terug naar het gemiddelde. Maar waarom eigenlijk? Wat levert dat op? Waarom gebruiken we niet de energie die in al aanwezig is in unieke prachtwijken als bijvoorbeeld Delfshaven (Rotterdam) en Klarendal (Arnhem)? Ik ben erg bang dat we op de manier voorbij schieten aan het gestelde doel en dat de participatie van de stadsbewoner er niks mee opschiet.
Het mooie is, als je bewonersparticipatie weet te vertalen in de vrijheid van een stadsbewoner om deel te nemen aan zijn of haar stad en wijk, levert het juist de diversiteit op waar we allemaal naar zoeken en waar we zoveel plannen voor maken.