We klagen over de verrommeling boven de grond, maar in de ondergrond begint het langzamerhand pas echt een zootje te worden. Zo bleek dinsdag 13 november jongstleden op een congres over de ordening van de ondergrond in Almere. Hoogste tijd voor een duidelijke visie op de ondergrond als kwetsbaar terrein. Hoe en door wie, dat is nog even de vraag.
‘De ondergrond kan veel slimmer worden benut,’ aldus minister Jacqueline Cramer van Ruimte en Milieu in haar videoboodschap op het congres dat VROM afgelopen dinsdag wijdde aan de ruimtelijke ordening van de ondergrond. ‘Het levert ruimtewinst op en draagt bij aan een mooier Nederland.’ VROM pleit ervoor de ondergrond van meet af aan te betrekken in ruimtelijke planvorming. Dat biedt de meeste kansen. Als de plannen al te ver zijn uitgedacht, werpt de ondergrond juist eerder – letterlijk – barrières op.
Maar het is al erg druk onder de grond. Je hoeft bouwend Nederland niet te vertellen dat de ondergrond kansen biedt, dat hadden ze zelf al ontdekt. De ondergrond wordt al kwistig ingezet. Glasvezelnetten, koude en warmte bronnen, ondergrondse afvalopslag, stadskoeling, funderingen, ondergrondse bouwwerken, waterbergingen en niet in de laatste plaats de functie van de ondergrond als archeologisch archief. De ruimte onder de grond is al bijna net zo schaars geworden als boven de grond. Dit vraagt om afstemming en regie. De grote vraag is: wie pakt die regie op?
Wat VROM betreft zijn dat de gemeenten. Zij moeten gaan voor een integrale benadering van boven- en ondergrond. De afgelopen jaren liep een stimuleringsprogramma Ruimtelijke Ordening van de Ondergrond (ROO) van het ministerie, om gemeenten ertoe aan te zetten de ondergrond vroegtijdig en integraal bij de planvorming te betrekken. Met vier pilotgemeenten, een interactieve website en een serie workshops probeerde VROM het onderwerp op de kaart te zetten.
Diverse sprekers tijdens het congres plaatsten echter hun vraagtekens bij een lokale aanpak. ‘We hebben er op lokaal niveau boven de grond al zo’n rotzooi van gemaakt, ik houd mijn hart vast voor de ondergrond,’ aldus Ellen Verkoelen, directeur van de Stichting Milieufederatie tijdens de forumdiscussie van het congres. Ook Johan Bosch, hoogleraar ondergronds bouwen van de TU Delft en algemeen bouwmanager van de Noord/Zuidlijn in Amsterdam, is groot voorstander van regie op rijksniveau. De druk op de ondergrond neemt sterk toe, aldus de hoogleraar en vereist meer ordening.
Stuk voor stuk gaven de sprekers van het congres Nederland een dikke onvoldoende als het gaat om ordening van de ondergrond. ‘Dat neemt niet weg dat we wel de ambitie moeten hebben om op dit gebied het beste jongetje van de klas te worden’, liet rijksbouwmeester Mels Crouwel weten, ‘We hebben een imago hoog te houden. Als het gaat om ruimtelijke ordening wordt toch veel naar Nederland gekeken. Als wij het al niet weten…Niet alleen daarom, de ondergrond verdient een integrale benadering en vooral: een inhoudelijke visie.’ Met een grote grijns vervolgde de regeringsadviseur voor architectuurbeleid en rijkshuisvesting: ‘En het rijk moet die visie ontwikkelen. Ik sta natuurlijk al bekend als groot voorstander van centrale planning, maar als het gaat om de ondergrond vind ik dat zeker!’ Waarop hoogleraar toegepaste geologie en criticus Salomon Kroonenberg verzuchtte: ‘Laten we alsjeblieft uitkijken met die zogenaamde langetermijnvisies. We streven om de zoveel jaar steeds weer wat anders na. Dit is niet goed voor de ondergrond. Dat is de schatkamer van Nederland. We kunnen er maar één keer iets mee doen, daarna is het weg. Als het gaat om de ondergrond vind ik dat we over de echte lange termijn moeten praten, zeg 10.000 jaar.’
Alleen Felix Luitwieler, plaatsvervangend directeur Bodem, Water en Landelijk gebied van VROM gaf Nederland een zes-min. ‘Om de leerling aan te moedigen’, verklaarde hij. Dat VROM alle belang heeft bij een leerling die opgewassen is tegen de taak, blijkt uit het feit dat dit congres de afsluiting is van het eerder genoemde stimuleringsprogramma. Ook de bemoedigende woorden uit de videoboodschap van minister Cramer konden niet verhullen dat het congres vooralsnog de laatste actie is van het ministerie. Gemeenten zijn aan zet, geheel conform het credo van de Nota Ruimte: decentraal wat kan. Maar de vraag of de ordening van de ondergrond decentraal kan, werd op de congresdag door alle andere partijen beantwoord met een keihard ‘nee’. Ook de deelnemers stemden bij de stelling ‘Op welk overheidsniveau moet beleid voor ROO ontwikkeld worden’, massaal voor het rijk. Geheel overeenkomstig het stemadvies van Mels Crouwel. ROO is voor VROM vooralsnog echter geen speerpunt van beleid, dat zich op de bovengrond richt. Met het congres heeft VROM ‘het stokje overgedragen’ aan kenniscentra als Centrum Ondergronds Bouwen en de gemeenten zelf. Als het congres echter één ding duidelijk heeft gemaakt, is dat deze overdracht op z’n zachtst gezegd te vroeg komt. VROM moet nu doorpakken. Al was het maar om te zorgen we al die onvoldoendes wegwerken. Liever natuurlijk nog om de schatkamer van Nederland zo goed mogelijk te bewaken.
—
Afbeelding: Het nieuwe stadshart van Almere met het ‘opgetilde’ maaiveld (gemeente Almere)